Wiewiewie tien jaar

WILLEM KUIPERS, MAKER VAN WIEWIEWIE

 

Dichtkunst is de ware literatuur

 

Het is zinloos zeg ik
en proef de zin

Gesterkt keer ik je
mijn andere wang toe

En voel de pijn

WILLEM KUIPERS, OPTIMIST

 

 

Wiewiewie bestaat tien jaar. Voor de redactie van de Volksknar, onder aanvoering van de onvermoeibare Jacques de Jong, aanleiding tot een gesprek met de maker, Willem Kuipers, van 1983 tot 1990 chef kunstredactie van de Volkskrant. Maurits Schmidt, die werkte voor het Utrechts Universiteitsblad, het ANP, het NOS-journaal, de Volkskrant en Het Parool, doet voor de tweede keer een poging zijn eerste hoofdredacteur diens journalistieke geheimen te ontfutselen.

 

 

 

 

 

MAURITS SCHMIDT VOOR DE VOLKSKNAR
IN GESPREK MET WILLEM KUIPERS

 

Waarom heet Wiewiewie Wiewiewie?

Wiewiewie verwijst naar een gedicht van de door mij bewonderde Guido Gezelle over de vlucht van gierzwaluwen met hun wiewiewie-geluid. Uitzonderlijke poëzie! Met grappige www-verwijzing naar wereldwijd web.

Jawel, mijn roomse wortels spelen zeker een rol inzake poëzie. Op mijn katholieke school werden Du Perron en Ter Braak nauwelijks behandeld. Liever Anton van Duinkerken. Gezelle werd mijn liefde. Vakman tot en met, een priester, maar géén roomse dichter. Geen Huub Oosterhuis met zijn katholieke boodschap. Poëzie heeft geen boodschap. Poëzie is klank, vorm, schoonheid. Is heel erg genieten. De gierzwaluw is natuur. Poëzie, alle kunst, staat rechtstreeks in contact met natuur.

Ik zou eerder zeggen: met menselijke gevoelens

Uiteraard, daaruit komt het voort. Maar de vorm is geïnspireerd door de natuur. Gevoelens kun je op alle manieren uiten. Dankzij de vorm, kunst, poëzie, verzelfstandigt zich het gevoel tot iets overdraagbaars aan mensen die dat niet per se zelf doormaken.

Natuur is voor mij iets persoonlijks vóór die overdracht. Daar, van bos en duin tot geveltuin, raak ik in de stemming. Daar en dan krijgen mijn gevoelens voor mensen echt een kans. Meer dan in een café of een drukke trein. Daar ben je zo bezig met je omgeving dat je aan je gevoelens niet toekomt.

Aanleiding voor dit gesprek: waarom begon je hieraan tien jaar geleden?

Al vanaf de middelbare school wilde ik schrijver worden. Maar er kwam van alles tussen. Door het jong overlijden van mijn vader vervielen wij van zekere welstand tot de bedelstaf. Ik mocht de school afmaken, maar moest daarna aan het werk. Ik kwam bij de krant, Het Centrum. Ik tekende toen al, fotografeerde, zoals je ook op mijn schermkrant kunt zien, schilderde, maar wilde geen kunstopleiding doen. Ik mocht de krant een moderner uiterlijk geven. Daarna mocht ik een weekendbijlage maken, Bij, samen met Hans Friedeman die later bij de Volkskrant weer mijn collega werd. Voor mij was het een hoogtepunt van journalistiek. Het werd de inzet van mijn tweede roman, Een nieuw alfabet. Over de fascinerende wereld waarin ik volwassen werd, de wereld van drukkers, zetters, zetsel en lood.

 

De Werkplaats

 

Even terug naar nu.

Wiewiewie ontstond aan het eind van een lang leven, ontslagen van mijn dagelijkse verplichtingen, na de publicatie van mijn roman, De Werkplaats, over mijn vader en zijn bedrijf. Daarna wilde ik dóór met wat ik altijd al wilde: schrijven. Er zouden, wist ik, nog drie, vier romans komen. De uitgever wilde – gezeur – Een nieuw alfabet niet uitgeven. Dus dat staat nu op Wiewiewie.

In de Volkskrant werd De Werkplaats door een of andere onbenul, vriend van Michaël Zeeman, de grond ingeboord. Vervolgens door een tweede idioot in Vrij Nederland. Te gênant voor woorden, zeg ik in alle objectiviteit. Ja, dan heb je niet veel kans meer op een beetje oplage, want het gaat uitgevers natuurlijk alleen om verkoop. De andere boeken zitten nog in de pen.

Dus je doet weer hetzelfde als zestig jaar geleden: je laten afleiden van je roeping door je eigen krant.

Ik heb me inderdaad altijd laten afleiden. Na mijn studie, na Het Centrum, en na mijn tijd bij Jacques de Jong op de binnenlandredactie van de Volkskrant werd ik hoofdredacteur van het Utrechts Universiteitsblad. Een parttime baan. Ik wilde een boek – een proefschrift – schrijven over typografie en poëzie. Maar al mijn tijd ging in dat blad zitten. Door alle gedonder. Ik kwam aan een proefschrift niet meer toe.

Je noemt Wiewiewie een schermkrant, koraal in de plastic soep van de actualiteit. Wie, wie, wie leest Wiewiewie?

Schermkrant is Nederlands voor ‘website’. En wie het leest interesseert me geen hol. Vaak zie ik stukken ver weg op het internet terug. Van alle kanten krijg ik lezersreacties. Nee, die publiceer ik niet. Dat leidt maar af. Ik heb tijd nodig voor andere dingen, ik wil mijn geveltuin begieten en stukjes schrijven. Maar mijn band met de lezer is concreter dan bij de krant, waar je nooit wist wie je las. Echte lezers worden kostbaar. Lezen om je geest te verruimen wordt zeldzaam. Ik hoef niet als een krant te verkopen, maar ik wil wel gelezen worden.

Mijn lezers reageren op mijn berichtje dat Wiewiewie tien jaar bestaat. Toch een mijlpaaltje. Een noemde de site romantisch, weemoedig van toon. Dat vind ik leuk. Het bevestigt voor mij dat schrijven een intieme aangelegenheid is. Iets van twee mensen: iemand die schrijft en iemand die leest. Daarbij word je ook gecorrigeerd.

 

Doos van Pandora

 

Sta jij in een stroming met wat en hoe je publiceert?

Dat moet blijken uit hoe ik schrijf. Hermans en Reve hebben me naast anderen zeker beïnvloed. Je bent het meest gevoelig voor wat in je adolescentie het belangrijkst was. Dat is niet vrijblijvend, het maakt deel uit van de vraag: wat voor leven wil ik, welke kant wil ik op. Daarin spelen schrijvers, boeken levenslang een rol.

Een doorgaande lijn is de poëzie. Daarvan dacht ik altijd: dat is voor mij niet weggelegd. Poëzie is de ware literatuur. Dat kan alleen als je creatief bent, kunstenaar. Dat voel ik me nog steeds niet. Pas dit jaar dacht ik: luister eens, je schrijft over actualiteiten die je niet echt interesseren, zoals Trump, en je kunt niet dichten, maar probeer het dan tenminste. Ik heb toen een gedicht geschreven over mijn ontdekking van de Etrusken tijdens een reis naar Rome. Indrukwekkend. Het kostte me een maand. Zo had ik willen schrijven toen ik achttien was. Daarna begon het te stromen. Het heeft te maken met zekere niet te traceren intimiteiten in jezelf. Als je echt in jezelf duikt, in die black box, die doos van Pandora, ligt op de bodem van alles wat je al vroeg in je leven kreeg aangereikt maar wat niet gebruikt is. Inmiddels maakte ik gedichten over de Boekenweek, over mijn moeder, en zo nog het een en ander. Ineens viel het allemaal op z’n plaats. Een zegen als dat je op je ouwe dag nog overkomt.

Sterke geest, grote verbeeldingskracht.

Ik hoop het. De werkelijke wereld, de actualiteit, heb ik, misschien ook ten koste van mijn kinderen, zoveel mogelijk buiten mezelf gehouden. Ik trok een muur op. Ik wou mezelf zijn. Dat heeft veel kracht gekost. Zeker op de krant moest ik me tegen veel kwalijke invloeden verzetten. Dat heeft twintig jaar geleden, aan het eind van mijn Latijn, mede tot mijn hartinfarct geleid. Maar geestkracht, zo blijkt, krijg je van huis uit mee al wordt het wel minder bij het schrijven van gedichten en verhalen. Fantasie kost energie.

Terwijl je zegt dat je er nu juist naartoe groeit.

Dat komt door de gegroeide ambachtelijkheid, de basis van het schrijven. Geleerd als eindredacteur en in mijn letterenstudie.

Waarbij je intellect de basis is van wat je schrijft.

Zeker. Ik noem het nieuwsgierigheid: wat is er aan de hand, hoe zit het in elkaar? Dat leidt tot kennis. Ik wil weten. Dat laatste neemt af. Denk ik: ze zoeken het maar uit, ik weet het wel. Intelligentie maakt lui zeggen ze. Dat heb ik ook, je spant je niet meer in als je iets al goed kan. Maar altijd speelt wel de ambitie om iets af te ronden, te perfectioneren. Dat drijft je. De krant was nooit af, kon altijd béter.”

Dat heb je met Wiewiewie willen aantonen.

Je wilt altijd weten wat er gebeurt. Daarom ben ik in de journalistiek gebleven.

Betrokkenheid op de samenleving.

Zeker, zeker!

 

Kunst is niet nuttig

 

Geen huiskamergeleerde.

Absoluut niet! Je moet in de wereld staan, alles voelen, tasten. Het leven zelf zien te pakken. Op onderzoek uit gaan.

Waarbij jouw benadering niet voor iedereen even toegankelijk is.

Het aardige van een schermkrant is dat je met een linkje de echt geïnteresseerde verder kunt helpen. Ik verwacht wel dat zo iemand er dan tijd in steekt, iets serieus wil begrijpen. Anders is er geen communicatie.

Dus op wie richt je je voornamelijk?

Beschaafde zonderlingen heb ik ze genoemd, lezers die óók kijkers zijn. En luisteraars. Daarom doe ik ook vaak een linkje naar muziek, wat uiteindelijk het allerbelangrijkste in mijn leven is geworden. Kan me niet schelen wie of wat áls het mij maar raakt. Mijn hele houding is: het moet kunst zijn en net als met geloof hoef je dat niet te definiëren. Je moet tegen kinderen op school niet zeggen: dit is kunst, je moet zeggen: kijk, luister.

En ben jij dan de arrogante die bepaalt wat kunst is?

Nee, ik bepaal juist helemaal niks! Iedereen weet wat kunst is. Mijn uitgangspunt is heel sociaal. Er is geen gelijk, er is alleen je eigen gevoel. Maatschappelijke algemeenheden die daarop gedrukt worden, kunsthistorische etiketten, blokkeren je alleen maar in je kennisneming ervan. Zélf kijken in het museum zonder oordoppen. Niet omdat er een werkstuk van moet komen. Kunst wordt tegenwoordig zo nuttig gemaakt, maar kúnst ís níét núttig.

Wat is je zelf het meest dierbaar in Wiewiewie?

De gedichten natuurlijk.

 

 

 

MAURITS SCHMIDT
DE VOLKSKNAR NR. 325
24 SEPTEMBER 2019

Zie ook Ik wil m’n eigen verhaal rondmaken.
Zie ook Tien jaar wiewiewie.
Zie ook Gedichten
Zie ook Een Nieuw Alfabet
Zie ook De Etrusken
Zie ook onder Voetmaat, rijm en rede het gedicht Bucchero.