De vertelkunst van Cynthia Ozick
IER prachtige verhalen van Cynthia Ozick. Ik had lang niets meer van haar gelezen, maar toen ik deze verhalen uit had, wist ik hoe verkeerd ik daaraan gedaan had. Al bij het eerste verhaal begon het te kriebelen: het gevoel dat je iets in handen hebt dat je tot de laatste punt in spanning zal houden.
Wij zijn, in 1901, in de tuin van Henry James. Hij wacht met zijn typiste op Joseph Conrad, die hem met vrouw én, o, gruwel, hun kind zal komen bezoeken. De deftige, wereldberoemde Amerikaan, en de inmiddels ook wereldberoemde Pool, die ons onder meer de roman Heart of darkness heeft geschonken.
De toon is gezet, denk je, dit wordt een verslag van de manier waarop die twee groten van de literatuur, uit zulke verschillende werelden afkomstig, elkaar zullen aftasten, om vervolgens… ja, wat…?
Het loopt volkomen anders. Het gaat al na een paar bladzijden helemaal niet meer in de eerste plaats om James, de rijke vrijgezel, en de wat minder goed gesitueerde Conrad, maar om de twee vrouwen die het tikwerk voor de heren verrichten, want, het is 1901, een eigentijdse schrijver maakt dan gebruik van de schrijfmachine (en heeft ‘dus’ een typiste nodig).
De verhouding tussen de beide vrouwen, de een op avontuur uit, een avontuurtje, de ander terughoudend, kuis, ontwikkelt zich op uiterst subtiele wijze, zo subtiel dat in hún verhaal de ware literatuur ontstaat waartoe Cynthia Ozick nog steeds zo briljant in staat is, een literatuur die getuigt van mensenkennis, eruditie, fraaie, beknopte formuleringen en die zich ervan bewust is in een lange, Europese (jiddische) traditie te staan. En dat dan in Amerika.
Dat is pas één verhaal. De andere, over een bevlogen idealist die de voorstanders van het Esperanto beconcurreert met een nieuwe, universele taal, zijn taal, de GNOE, schitterend, schitterend, of het verhaal over een jonge regisseur die het in New York wel gehad heeft met dat eeuwig ingehouden spel dat onder het motto less is more in zwang is geraakt, of het verhaal van de Amerikaan die in het Italië van Mussolini meteen bij aankomst al verliefd wordt op het brakende, ja, ze is niet goed geworden, kamermeisje, en diezelfde nacht nog met haar trouwt – allemaal even geweldig.
Nog geweldiger is dat een dergelijk boek, Dictaat, in Nederland en België door Houtekiet en Atlas uitgegeven, je ertoe brengt om verhalen die hiermee verbonden zijn te gaan (her)lezen, zoals Heart of darkness, dat Francis Ford Coppola inspireerde tot Apocalypse now. Ik bleek de Nederlandse vertaling van Bas Heijne in mijn kast te hebben staan, en las met grote waardering zijn nawoord over de manier waarop Conrads prachtige boek door de Afrikaanse schrijver Chinua Achebe omstreden is geraakt (Conrad legde Afrika en de Afrikaanse mens in zijn ogen een ernstig misvormd Europees beeld op), maar ik greep ook naar The turn of the screw van Henry James, een lievelingsboek van mij en wat meer zegt: van de vroegere bibliothecaris van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, Ernst Braches, die een heel boek (Engel en afgrond) over deze novelle schreef (met een nawoord van Frans Kellendonk), en die mij als eerste wees op de zegen van de digitalisering in de boekenwereld.
Ik kreeg Dictaat van Rob Kuitenbrouwer, een van de beide vertalers (de andere is Frank Lekens). Gewoonlijk word ik nogal teleurgesteld door verdietsingen uit talen die ik zelf kan lezen, maar in dit geval: petje af.
WKtS
25 FEBRUARI 2010