Dorpsgekken
that all the dunces are in a confederacy against him.
JONATHAN SWIFT

‘Oek de Jong?’ Eh… nee, schrijver Oek de Jong. Johan Cruijff? Eh… nee, voetballer Johan Cruijff. Diederik Samsom? Eh… nee, partijleider Diederik Samsom.
Misschien sneuvelt in al die gevallen het lidwoord omdat de dienaren van de media zelf niet weten hoe het hoort. Ze doen maar wat. Er is altijd wel een eindredacteur die de puntjes op de i zet. Dat doet zo’n functionaris niet uit vrije wil. Daar dwingt het stijlboek van zijn krant hem toe. Daarin staat hoe iedereen hoort te schrijven.
Zo’n stijlboek is niet hetzelfde als een grammatica. In een grammatica worden de regels van de taal op wetenschappelijke wijze beschreven. In een stijlboek gaat het om huisregels, onderlinge afspraken. Dan staat er bijvoorbeeld, ik noem maar wat: Bij ons laten we het lidwoord bij het beroep van een persoon altijd weg.
Waarom?
Zelfs de opsteller van het stijlboek heeft geen idee. Hij vindt dat het zo moet. Vaak bedenkt hij maar wat. Een taalkundige is hij meestal niet. Het is overigens de vraag of zo’n stijlboek er heel erg anders zou uitzien als taalkundigen er zich mee zouden bemoeien. Sinds zij zich taalwetenschapper – en zelfs taalwetenschapster – zijn gaan noemen hoef je op hen ook niet meer te rekenen. Prutsers zijn het veelal. Heel af en toe tref je er nog een aan die boven de middelmaat uitsteekt, maar de wijsheden die hij te berde brengt, zijn doorgaans aan dovemansoren gericht.
Taal is heel eenvoudig totdat je er een ‘wetenschapper’ op loslaat. Een man die ons dat meer dan wie ook duidelijk gemaakt heeft, is Noam Chomsky – die brak met de traditionele op Latijnse leest geschoeide grammatica om een ‘moderne’, naar de computer gemodelleerde taalbeschrijving na te streven. Hij kwam er niet uit.
In afwachting van zulke, nieuwe, revolutionaire ‘wetenschappelijke’ pogingen, rotzooien we maar wat ‘an, om met Karel Appel te spreken.
JONATHAN SWIFT
Wat is er aan de hand? Wie zulke vragen denkt te moeten stellen – beter van niet – raad ik aan eens een boek van wat langer geleden te lezen. In dit geval Gulliver’s Travels. Het is geschreven door Jonathan Swift, een genie. In zijn tijd werden boeken nog door genieën geschreven, in onze tijd door Bekende Nederlanders – dorpsgekken.
Wat is het verschil, zult u zich afvragen (hoewel ik overeenkomstig alweer een ándere gewoonte in deze tijd uiteraard ‘je’ moet schrijven). Wat is het verschil, vraag jij je af?
Het verschil is dat je om genieën kunt lachen en om dorpsgekken niet.
Wie Jonathan Swift leest zit niet aan een stuk door te schuddebuiken, gelukkig niet, maar glimlacht vanbinnen. Ik zweer het. Niemand die iets aan je merkt, maar verborgen voor de buitenwereld gaan bloedsomloop en organen allemaal tegelijk het bospad van de verrukking op – en dat zonder een glas of een snuif te veel.
Probeer het maar eens.
Welnu, zul je zeggen, wat doet die vermaledijde Swift dan zo geweldig dat hij hier in zijn ouderwetse sjamberloek mag opdraven om voor óns het Nederlandse lidwoord te redden?
In Gulliver’s travels neemt Swift je mee naar het eiland Laputa waar op grote schaal wetenschap beoefend wordt. Erg veel wetenschap. De wetenschap is er zo expansief dat ze alle beschikbare ruimte in beslag dreigt te nemen. Geen gebouw of er wordt wel een wetenschap bedreven. Overal wordt onderzoek gedaan. Men is er diep van overtuigd dat de wetenschap het leven nuttiger kan maken, want alles draait om nut en nuttigheid, niets mag er verspild worden. Zo slagen deze geleerden erin uit menselijke fecaliën de oorspronkelijk eetbare ingrediënten te destilleren. Ook de taal wordt bestudeerd. Taal, zo blijkt, kan veel eenvoudiger. Dat gaat lichamelijke slijtage, aan slokdarm, spraakorganen en longen, tegen en komt een efficiënte communicatie ten goede. Als men dit uitgangspunt eenmaal geformuleerd heeft, lijkt de wetenschap zich als vanzelf te ontwikkelen.
HOE NU VERDER?
Men begint – let op – met het afschaffen van de lidwoorden, dan volgen de bijvoeglijke naamwoorden en zo nog het een en ander, op de zelfstandige naamwoorden na, en net als je denkt veel meer valt er nu waarachtig niet meer te snijden, bedenkt een genie dat je ook de zelfstandige naamwoorden kunt weglaten, omdat ze naar dingen verwijzen en dingen kun je laten zien, onze televisie bewijst het. Dat wat wij ‘sociale media’ noemen bewijst het nóg overtuigender.
Swift heeft het twee eeuwen geleden al voorspeld.
Mooi, maar hoe moeten wij nu verder?
Swift lezen?
Ja makkelijk gezegd, maar wie gewend is aan een taal zonder lidwoorden, zonder bijvoeglijke naamwoorden, aan, kortom, oneliners, soundbites, tweets en smsjes, die zie ik de welgevormde, glasheldere, ongehoord nuttige volzinnen van een subliem satiricus als Jonathan Swift nog niet lezen.
Zo drijven we steeds verder weg vanwaar we al waren.
WKtS
25 NOVEMBER 2012
De illustratie is van Grandville. Hij laat zien hoe een geleerde onderzoeker op Laputa van spinnenwebben zijde maakt.
Zie Jonathan Swift.
Zie Een nieuw alfabet.
Zie Grandville.