DIE KUNST DER ERHEBUNG ÜBER DAS WISSEN…
68
Cassirer had van ‘schouwen’ gesproken, een woord dat hij sindsdien graag gebruikte, niet alleen omdat het hem met Antoine verbond, maar ook met Aus, die hij – net als Ilse – zo vaak in zijn atelier had zien schilderen. Zoals Aus dan keek. Dat was geen kijken, dat was schouwen. Aus heiligde zijn kijken…
Kon hij het met Sandra over zulke dingen hebben? Nee, nee, dat mocht hij Sandra niet aandoen. Voor haar was zulke kennis van geen enkel belang. Sandra deed haar ‘taakjes’, zoals ze zelf zei, goed, betrouwbaar, opgewekt en nuchter, maar ze bedacht zelf geen nieuwe of ‘hogere’ en van een samenhang wilde ze al helemaal niets weten. Eerst dit, dan dat, dan het volgende. ‘Ik doe de dingen een voor een, jongen,’ had ze een keer, overigens heel vriendelijk, gezegd en zo was het: een voor een. Niet alles tegelijk. De blik, het schouwen, de fantasie, die altijd het onmogelijke wilde, of te veel, dat was zijn pakkie–an. Sandra stond een andere levensvervulling voor ogen, huiselijker, knusser, moederlijker misschien…
De Alpen ontnamen hem zijn geëmmer. Al na een dag stapte hij voort als Hannibal zelf met zijn olifanten op weg naar Rome. Hij voelde zich zo sterk dat hij nu anders dan op hun eerste tocht soms voorop ging, van tijd tot tijd zo doldriest dat hij zich aan klauterpartijen waagde waarvoor zelfs Sandra terugschrok. De woelingen in zijn emotionele huishouding die door tante Eugenie waren teweeggebracht, leken onder zijn hijgerige geklim te betijen, of misschien had Sandra op de juiste knop gedrukt.
Hij zag nu ook Ilse en haar huishouden in een wat nuchterder licht. Ze had hem niets willen aandoen, nee, nee…, zij kon het niet helpen dat ze zo rijk was en zo ontwikkeld. Al na een paar dagen zoog zijn treurige afkomst hem niet meer naar de afgrond waarvan hij al zolang als hij geacht werd volwassen te zijn, de diepte zag en de onontkoombaarheid. Grote kans om te vallen. Het risico als je uit een milieu kwam als het zijne. Hand in hand met Sandra beproefde hij zijn klassen–metafoor en voelde hij zijn kracht aanwassen naarmate ze vaker voetje voor voetje opschoven naar de rand van zo’n huiveringwekkende kloof en hij keek, domweg in de diepte keek en bleef kijken, al knikten zijn knieën en kwam zijn maag in opstand en stierf hij duizend doden. Hoogtevrees. Hij bleek zelfs in staat om zo wankel ter been als hij was naar boven te kijken en naar de toppen van hun reisdoel in de verte te staren, of naar de adelaars en gieren die mee stegen op de warme luchtstroom die ook Douwe Visser in het zwerk lieten voortbestaan. Geen krant meer. Al z’n werk vergeefs. Ilse. Wat had Lena hem toch ook alweer namens meneer Musil laten weten? Dat het de kunst was… de kunst… ja, het schoot hem weer te binnen. Zo had ze het gezegd: ‘Die kunst der Erhebung über das Wissen muss neu geübt werden,’ en die frase had hij in zijn oren geknoopt. Heel goed, Lena, met je reusachtige borsten, was ze ook al bij Ilse ingetrokken?, daar hou ik me nu dus mee onledig… ‘Die Kunst der Erhebung über das Wissen…, hij oefende, ja, meer kan ik ook niet doen, Antoine…
Heel snel vorderden ze ditmaal niet, maar het kon hem geen zak schelen, Sandra trouwens ook niet. Hij constateerde het verrast. Zo anders dan op hun eerste tocht liet ze nu elke dag wel een paar keer haar vaak van tevoren niet met hem besproken plannetjes varen. Alsof het er geen moer toe deed. Ze bleek schaamteloos lui te kunnen zijn en maar al te graag bereid de hut niet voor dag en dauw te verlaten en nog wat na te soezen in bed voordat ze opnieuw in hun loodzware kisten stapten. Maar ook onderweg, al in hoger sferen, als de lucht ijl werd en er midden op een gletsjer geen weg meer terug was, donkere wolken zich om de toppen samenpakten en de bliksem verontrustend insloeg, kon ze rustig blijven staan om hem te omhelzen, te kussen en te strelen – zo teder als een moeder de wangetjes van haar kind streelt – en schepte ze er behagen in om zijn lust op te drijven tot het punt waarop zijn zaad op de ijsvloer uiteenspatte en door het ijzige hemelwater werd meegevoerd naar diep verborgen, onderaardse bronnen die ook in de verre toekomst de Europese mens nog zouden laven…
Hun geluk bevruchtte de aarde.