Uit het lood – 55

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ARMAND HAD ZIJN ‘SHOW’ ZELF ALS ‘CIRCUS’ AANGEKONDIGD…

55

Armand zei: ‘Dan zouden ze de gelijken zijn geworden van God en dat kon natuurlijk niet. Maar voor mij roept het verhaal een andere vraag op: wat was in godsnaam het kwaad toen, op het moment dat de mens, dat wil zeggen Adam, en zijn “mannin” Eva, nog niets hadden kunnen ondernemen? Het was een kwaad avant la lettre, een abstract kwaad, een kwaad dat er was zonder zich te manifesteren, het was een kwaad dat in de schepping ingeboren zat, het was het kwaad dat kinderen met de paplepel ingegoten krijgen, lang voordat ze ook maar enig besef van zichzelf en de wereld hebben. Het is het kwaad dat alle onschuld onmogelijk maakt, of tenminste aantast. Het  is het christelijke kwaad, Kitty, dat onze dromen, liefdes, verlangens en schoonheidsgevoelens wil uitroeien…’
 
Godskolere, Armand,’ riep Werner, ‘wil je dat in je voorstelling tot uitdrukking brengen?’
 
‘Nou ja,’ zei Armand, plotseling haast peinzend, wegdromend, alsof hij het al voor zich zag. ‘Misschien wel, ja, misschien wil ik het kwaad uitbannen, het ongedaan maken, het uitwissen, er is geen kwaad, of liever gezegd, er is wel kwaad, maar alleen omdat wij dat zo noemen… het zijn afspraken die je aan de orde kunt stellen, aan de orde moet stellen…, masturbatie is geen kwaad…, ik zal mijn lust in dienst stellen van de schoonheid die het paradijs voor ons bewaart…’
 
Nu de plannen van Armand hun potsenmakersgrijns hadden afgelegd en zijn vriend fel-realistisch de werkelijkheid te lijf wilde gaan, met inbegrip van de voor Werner heilige afbeelding van de vluchtende Adam en Eva wat wás, ook na Armands uitleg, in feite het verband tussen zijn openbare aftrekkerij, die zaadverspilling en plein public en dit onbegrijpelijk moment uit Genesis? werd het Werner bijna te veel, ook al doordat hij zich na die ochtendsessie bij hem thuis en de gedachtewisseling die er had plaatsgevonden, op een niet helemaal duidelijke manier medeplichtig voelde.
 
Hij moest er met Ilse over spreken. Hij was al weer een volle week thuis, en er was geen dag voorbijgegaan of hij had aan haar moeten denken, Sandra was nog steeds bij haar moeder, had hem alleen nog maar gebeld, verlangend, maar ja, moeder, hè, en of hij nu beducht was voor een ontmoeting, bang misschien haar niet meer zo aan te treffen als hij haar had achtergelaten, of vreesde dat een hernieuwde confrontatie de intensiteit van hun samenzijn in Zweden zou ontberen, vlakker zou zijn, gewoner, ook nu hij haar nodig had, aarzelde hij. Niettemin fietste hij de volgende dag van de krant meteen naar haar toe.
 
Het weerzien had niet hartelijker kunnen zijn. Ze kuste hem. Had alle tijd. ‘Kom binnen,’ zei ze, ‘wat heerlijk dat ik je weer zie. Wat heerlijk, Werner, kom…,’ en ze ging hem voor, de lange gang door, haar woonkamer in en er weer uit, naar haar serre, alsof ze hem uit louter blijdschap om het weerzien niet alleen zichzelf aan hem wilde geven, maar ook haar woning, haar huis, haar thuis, die hortus van haar, vanwaaruit ze haar universum bestierde, een heelal van goedheid waarin alles wat kiemkracht had wel moest bloeien, ook hij, ook zijn schepping. Wat had hij haar gemist.
 
Werner was er nog steeds niet aan toegekomen haar gedichten op te sporen, die misschien alleen nog in de UB te vinden waren voor hem als ongestudeerde sufferd verboden terrein en hij vermeed daarom het onderwerp, maar wat zou hij het er graag met haar over gehad hebben. De enige schepping die hij dientengevolge aan de orde kon stellen was de zijne maar daar was in Zweden al genoeg over gezegd of die van Armand, die hem zwaar op de maag lag. Hij vertelde wat Armand van plan was en stond lang stil bij het idiote gedoe met het paradijsverhaal. Hij wilde haar steun, merkte hij, maar Ilse leek geen krimp te geven en zei slechts, in reactie op wat hij te berde bracht: ‘Goed om te weten wat Armand allemaal overweegt en denkt te gaan doen, Werner, maar zijn voornemens hebben we niet echt nodig. Er is maar één manier om te weten wat hij wil en dat is: hem gaan zien. Ik stel dan ook voor dat we hem gaan zien. ’
 
Ze gingen hem zien en ze waren niet de enigen.
 
Armand had zijn ‘show’ zelf als een ‘circus’ aangekondigd, volgens Werner in de geest van Paul van Ostaijen, wiens ‘Grote Zirkus van de H. Geest, heden avond optreden van GODSDIENST & VORST & STAAT!’ bij de voorbereiding nog even langsgekomen was. Hij zag een groot aantal bekenden, maar vooral ook onbekenden en vroeg zich af hoe zij dit optreden hadden ontdekt.
 
Werner zag, behalve Eugène Lok, nog steeds man, en Aus Grasman, die Ilse ter begroeting teder op de mond kuste, Antoine en Caroline, Douwe Visser, Kleine en Grote Arie, Paul ’t Sas en uiteraard Kitty.
 
Hij stapte op haar af en stelde haar aan Ilse voor. Kitty zei: ‘Ik heb een taak, hoor, vanavond, let maar op.’  Een vriend van Armand zou de voorstelling filmen.
 
The Art of Masturbation niemand had ook maar enig idee wat er ging komen en als men zich er al een denkbeeld van vormde, verleid door het woord ‘masturbatie’ de geheime zonde van ongetwijfeld alle aanwezigen werd dat vanzelfsprekend niet zomaar, of hooguit besmuikt toegelaten. Verdringing lag nog het meest voor de hand. Misschien waren de meeste bezoekers daarom zo ontspannen.
 
Werner wisselde een paar woorden met ’t Sas die zei hoe jammer het was dat een talent als Armand voor het vak verloren ging. Hij groette Grote Arie, Lok en Grasman en liep verder, nieuwsgierig naar de ruimte. Was hij in een oude, achttiendeeeuwse herenkamer? Overal de sporen van braak. Schouwen en vuurplaatsen waren hardhandig verwijderd. Of was het een kapel geweest, een inpandig kerkje waar de puissant rijke familie in huiselijke kring de eucharistie had gevierd? Een altaarachtige nis met timpaan en ionische of dorische zuiltjes hij kon het verschil nooit onthouden leek daar op te wijzen. Verder had de tand des tijds alle historie weggeknaagd. De muren waren besmeerd met pleisterwerk dat alleen door balsturige bouwvakkers als een daad van arbeidersprotest kon zijn aangebracht. Op tal van plekken vocht het gotische metselwerk zich alweer een weg naar buiten. Slechts een wand was vlak en gaaf, zichtbaar onlangs opnieuw aangestreken en gewit. Je rook de verse kalk. Het leek Werner een bijdrage aan de ombouw van het particuliere godshuis in een avantgardegalerie. Een tweetal projectoren wees erop dat de muur als filmdoek zou dienen. Werner zei Antoine en Caroline gedag, die met Douwe Visser stonden te praten, en stapte verder. De houten vloer, zag hij, was zwart geteerd. In het midden was met krijt of kalk een geometrisch patroon uitgelegd dat een zuiver vierkant op een volmaakte cirkel vormde. De bezoekers die in groepjes met elkaar stonden te praten, bleven er ver van. Daar ging het gebeuren, dacht hij en hij werd plotseling onrustig. Waarom? Moest hij plankenkoorts krijgen omdat Armand ging optreden? Naakt, masturbatie de woorden die een paar dagen geleden nog als pasmunt over de toonbank van hun plannenmakerij waren gegaan, deden hem nu huiveren.
 
Hij zag Kitty naar voren stappen. Ze droeg nog steeds het zwarte jurkje dat ze aan had toen ze hem begroette (‘Ik heb een taak, hoor, vanavond, let maar
op’) maar haar gewone, kleurige omslagdoek had ze verwisseld voor een gouden stola, die als een kraag om haar tengere schouders lag en haar hoofd, getooid met het hoog opgestoken rode haar, als een kostbaar kleinood van een met meesterhand gemaakte zetting voorzag. Stiletto’s van wel tien centimeter hoog tilden haar op, spanden haar kuitspieren aan en droegen haar ranke gestalte van de ene kant van de open plek naar de andere. Om haar enkels, zag Werner, droeg ze belletjes die zacht rinkelden, totdat ze stilstond en alle blikken zich op haar vestigden. Zo mooi.
 
Het had er alle schijn van dat ze iets zou gaan zeggen, de voorstelling bij wijze van spreken met een enkel woord zou openen, ‘mijn vriend Armand, Armand Verdriet, die na vele jaren in de krantenwereld te hebben gewerkt, besloten heeft kunstenaar te worden, zal vanavond voor het eerst z’n wereldvermaarde circusact…’ Spreekstalmeester. Geen frak en hoge hoed. Waar was Armand? Maar Kitty zei geen woord, tilde alleen haar linkerbeen op en liet haar belletjes rinkelen, een misdienaar die zijn schellen luidt voor de consecratie, neemt en eet, dit is mijn lichaam, en vervolgens het openingsceremonieel met haar andere been voltooide, weer dat geluid, de vrolijke klank van feest en carillons, van klapperende vlaggen en zoele wind die door de straten blaast, terwijl papier en stof opstuiven en zijn vader lacht…
 
Plotseling was het donker.
 
De zaal ademde zwaar, onrustig, een lichaam in de nacht, tot alle dromen in staat.
 
Minutenlang heerste er diepe duisternis totdat boven de cirkel spots aangloeiden en de kring veranderde, arena, boksring, worstelplaats, strijdtoneel voor hanen.