Oscar Garschagen en het verraad der klerken
Het is wel zo wijs dit van tevoren
duidelijk te stellen in deze huidige tijd,
waarin je als je je maar even verroert
al aan de schandpaal wordt genageld.
LU XUN: VERZAMELD WERK, p 412.
Oscar Garschagen was vele jaren mijn collega bij de Volkskrant. Ik mocht hem graag. Een sympathiek mens, een goeie journalist. Ik was dan ook stomverbaasd toen ik na terugkeer uit het buitenland in de NRC las dat hij de boel had geflest.
Oscar?
Ik ken wel types in ons vak die daar meer toe in staat zijn.
Oscar had als correspondent in China voor de NRC in zijn vele, zeer leesbare reportages de waarheid geweld aan gedaan. Dat beweerde zijn Chinese assistent Zhang Chaoqun.
Ik vond het een ongeloofwaardig verhaal, want als die reportages in het Nederlands geschreven waren – wat ongetwijfeld zo was – en niet in het Chinees of het Engels, dan kon Zhang Chaoqun ze helemaal niet lezen, neem ik aan. Of wel?
De NRC deed zélf onderzoek en de fouten van Oscar bleken te bestaan uit het verzinnen van citaten, plaatsen, namen en plagiaat.
Ik kon me voorstellen dat Oscar zulke fouten had gemaakt. Iedere journalist maakt fouten, maar opzettelijk de werkelijkheid verdraaien? Dat kon ik me nu weer niet voorstellen. Maar goed, feiten zijn feiten. Soms valt iemand van zijn voetstuk. Ik las alles wat er over het bedrog van Oscar gepubliceerd was en probeerde me op grond daarvan een oordeel te vormen over zijn misstappen. Nou, dat viel nogal mee.
Zhang Chaoqun
Het deed voor mij de vraag rijzen wie die Zhang Chaoqun eigenlijk was. Ik voelde meteen nattigheid. Ik moest denken aan mijn journalistieke uitstapjes naar voormalige politiestaten als de DDR en Tsjecho-slowakije waar altijd wel iemand je in de gaten hield. Je was er je leven niet zeker. Hoeveel erger moest dat niet zijn als je langdurig in zo’n land verbleef. Was je dan permanent verdacht?
In eigen land, op Poetry International in Rotterdam, kreeg ik met dit wijdverbreide wantrouwen te maken nadat ik er een Chinese dichter had geïnterviewd. Op de dag dat mijn verhaal verscheen begroette hij mij met de Volkskrant – The people’s daily – in de hand en zei: Allemaal gelogen. Typisch de westerse pers die liegt om zoveel mogelijk kranten te kunnen verkopen!
Gelogen? reageerde ik verbouwereerd.
Ja, gelogen, zei hij, u suggereert dat ik hier nog voor iets anders ben dan voor de poëzie.
Ik zei hem dat ik in de inleiding van mijn stuk had opgemerkt dat hij zitting had in het parlement van de Chinese Volksrepubliek. Ik vond dat met zijn 3000 getrouwen van de Grote Roerganger meer een bestuurlijke elite dan een dichterlijk genootschap. Dat was niet gelogen, maar een vrijheid die ik me gemeend had te kunnen permitteren. Boos wendde hij zich af.
Kunstenaars
Ik vroeg me af hoe hij mijn verhaal – in het Nederlands – zo snel had kunnen lezen. Daarvoor moest hij hulp hebben gehad. Later vertelde een deskundige me dat in de Chinese ambassade álles over China of Chinezen in Nederlandse kranten werd gespeld.
Heel toevallig kreeg ik diezelfde week – het was juni 1982 – een boek in handen dat de Engelse dichter Stephen Spender en de Engelse schilder David Hockney hadden gemaakt over hun reis door China, China Diary. Een mooi boek. Mij bezorgde het een lichte schok toen ik bij het doorbladeren een foto zag waarop behalve de officiële Chinese begeleider van Spender en Hockney nóg een Chinese meneer de Britse kunstenaars gezelschap bleek te houden. Mijn Chinees, de dichter.
Het leerde mij dat wij in Nederland geen idee hadden van de gang van zaken in een politiestaat als China. En nog steeds weet ik er maar heel weinig van, al droeg Oscar Garschagen ertoe bij dat telkens opnieuw een tipje van de vele, vele sluiers werd opgelicht.
Als journalist deed hij voortreffelijk werk. Veel werk ook, misschien wel té veel. Goed schrijvende correspondenten als Oscar Garschagen zijn een zegen voor lezers zoals ik er een denk te zijn, nieuwsgierig en veeleisend.
Uit wat ik over Oscar las, maakte ik op dat het algauw tussen hem en zijn assistent Zhang Chaoqun niet meer boterde. Ik dacht het te begrijpen. Misschien had Oscar aanwijzingen (of vermoedens) dat Zhang niet te vertrouwen was. Dat hij op kantoor de lange arm van het regime vertegenwoordigde. Daar zou ik óók allergisch voor zijn geweest.
Wantrouwen
Iemand die zo’n benauwde sfeer van wantrouwen, beloeren en aangeven intenser heeft geproefd dan ik is Raymond van den Boogaard, oud-correspondent van de NRC in Moskou. Zijn stem telt dan ook zwaarder dan die van collega’s die zo van de universiteit op een redactie belanden en nooit als journalist in den vreemde hebben gewerkt. Zij kennen de verslaggeverij niet, het allerbelangrijkste en allermoeilijkste onderdeel van het vak. Zeker in onoverzichtelijke landen, onder zeer moeilijke omstandigheden, zoals Oscar Garschagen in China.
Wie de praktijk in zulke landen – dank zij hard werkende correspondenten – enigszins heeft leren kennen, begrijpt het standpunt dat Raymond van den Boogaard inneemt. Hij vindt dat er in de zaak-Garschagen sprake is van een ‘showproces’, een vorm van rechtspraak, zeg ik er maar bij, die onder totalitaire regimes niet de wet, maar de machthebbers dient, al zeggen de machthebbers in China dat de wet er is om ‘het volk’ te dienen, wat zo mogelijk nog erger is.
Huisregels
Eén voor één verwerpt Van den Boogaard de aanklachten. Hij laat ruim lucht ontsnappen uit de opgeblazen ballonnen waarmee de mij onbekende beoordelende instantie op de krant de hoofdredactie meende te moeten overtuigen. Er gaapt een diep gat tussen de huisregels van de bureau-employés aan het Rokin en de praktijk van een verslaggever te velde in China.
Van den Boogaard concludeert ten slotte en ik citeer:
Dit had, beleefd gezegd, niet zo gemoeten. Niet alleen vanwege de relatieve lichtheid van de feiten, maar al helemaal niet in deze context: een journalist die zich al jarenlang, en met ere, staande houdt in een politiestaat en daar het ene mooie verhaal na het andere schrijft, wordt op aanwijzing van een schimmige figuur de maat genomen en in het schandblok gezet door journalisten, die elke avond veilig teruggaan naar de Hollandse haard.
Ik ben het grondig met hem eens. Dit had niet zo gemoeten.
Bron
Interessant is ook wat de schrijver Renzo Verwer in zijn blog opmerkt naar aanleiding van de beschuldiging dat Oscar met de figuur van kapitein Feng Ruibo geen werkelijk bestaand persoon heeft opgevoerd, maar een verzinsel.
Gezegd wordt dat Oscar toegeeft in dit verhaal fouten te hebben gemaakt. Over de zaak- Feng Ruibo valt volgens Verwer in de beschuldiging het volgende te lezen: ‘Het gesprek met kapitein Feng Ruibo heeft niet op deze manier plaatsgevonden. Feng Ruibo is geen bestaand persoon, maar een samenvoeging van verschillende vissers en kapiteins die allemaal tot de familie Feng behoren. Van deze mensen heeft hij foto’s laten zien, geen aantekeningen. Hij heeft hun verhalen samengevoegd in het verhaal van ‘Feng Ruibo’, ter wille van de ‘leesbaarheid’ en om hun identiteit te beschermen, want tijdens de gesprekken werden ze uiteengedreven door de politie en vervolgens voortdurend gevolgd.’
Verwer concludeert: ‘
‘Wel heb je ooit. Heeft hij de identiteit van mensen beschermd tegen de overheid, krijgt hij stank voor dank van de NRC-redactie. Geen benul van journalistiek bedrijven in een dictatuur, daar op die NRC-burelen?’
Ook daar ben ik het hartgrondig mee eens.
De Volkskrant
Op de site van de Volkskrant las ik:
‘Garschagen was sinds 2003 in dienst van NRC Handelsblad, onder meer als correspondent in Israël. Hij was eerder hoofdredacteur van Vrij Nederland en het Algemeen Dagblad. Van 1977 tot 1998 werkte hij bij de Volkskrant.’
‘ “Wij kennen Oscar Garschagen als een goede en ijverige journalist, maar wat hij heeft gedaan kan echt niet”, zegt Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Volkskrant. “Citaten die je brengt alsof ze tegen de krant zijn gezegd, moeten tegen de krant gezegd zijn. Personen die je opvoert, moeten echt bestaan. Daar moet de lezer van op aankunnen. Als er enige aanwijzing is dat Garschagen langduriger de journalistieke normen heeft overschreden, zullen wij onderzoeken of we nog kunnen instaan voor de verhalen die hij voor 1998 voor de Volkskrant heeft geschreven.'”‘
Dat heet natrappen.
Veelzeggend is een mededeling die later aan dit bericht is toegevoegd:
‘Verbetering: Door een eindredactionele ingreep kon uit een eerdere versie van dit artikel worden opgemaakt dat Garschagen citaten had verzonnen. Dat er citaten zijn verzonnen blijkt echter niet uit het interne onderzoek dat is gedaan door NRC.’
Ombudsman
Wat een knullig gedoe. Het versterkt mijn gevoel dat sommige vakgenoten er als de kippen bij waren om Oscar Garschagen beentje te lichten. Niet vanwege zijn ‘fouten’. Zo ernstig zijn die niet. Bovendien lijkt hij zelf nog zijn strengste criticus te zijn. Maar omdat de krant door hem schade zou hebben opgelopen.
Ik weet niet of dat zo is. Je kunt ook opmerken dat de eventuele schade aanzienlijk geringer was geweest als de hoofdredactie van de NRC Oscars feilen wat minder spectaculair naar buiten had gebracht. Gelukkig nam kort daarna de ombudsman wat gas terug.
Het laat onverlet dat de berichtgeving in de NRC, net als recentelijk in de Volkskrant nadat bij deze krant een leerling, een jonge stagiair, over de schreef was gegaan, volkomen van de pot gerukt is en je vraagt je af waarom.
Ik denk, in de eerste plaats, omdat de krant, de hoofdredactie en alle eindredacteuren bij elkaar, mede schuldig zijn. De stukken van Oscar Garschagen zijn niet kritisch genoeg gelezen, niet door de hoofdredactie en evenmin door al die eindredacteuren.
Uit mijn jarenlange ervaring als eindredacteur herinner ik me hoe dikwijls we gebreken in soms heel goed geschreven stukken tegenkwamen. Wij lazen nog. Wij lazen zelfs boeken. Jongere hoogopgeleide journalisten die zich in mijn nadagen collega’s mochten noemen, lazen niet meer. Op een enkele uitzondering na…
Moedertaal
Wie stukken van verslaggevers kritisch leest, zullen bepaalde omissies en fouten opvallen vóórdat er wordt gepubliceerd en desnoods nádat er is gepubliceerd. Maar helemaal niets opmerken… dat duidt op een manier van lezen die op redacties maar al te gewoon is geworden: hapsnap om een kop en een intro te kunnen maken – die vaak niet kloppen of slordig geformuleerd zijn.
Deze wijze van werken is veel schadelijker voor de krant dan de fouten in artikelen en berichten. Deze manier van doen tast het niveau van de krant aan, des te erger omdat de krant het enige massamedium is dat ertoe bijdraagt de geschreven taal – en daarmee de táál, de moedertaal, ons belangrijkste communicatiemiddel – in stand te houden.
Fouten en slordigheden in de geschreven taal zijn voor een krant een zeurende pijn die een hoofdredactie alleen kan bestrijden door het probleem onder ogen te zien, kritische lezers op de burelen een logeplaats te geven en een sfeer te scheppen waarin taalgebruik hoofdzaak is.
Het helpt niet om de schuld van fouten in de schoenen van die ene verslaggever te schuiven. Dat zijn meestal incidenten. Die kun je rustig binnenskamers houden, want anders dan de hoofdredacteur van de Volkskrant meent te moeten opmerken, ondergraaft zo’n incident de betrouwbaarheid van de krant niet. Die wordt ondergraven door een dagelijkse opeenstapeling van missers, nonchalance, domheid, modieus jargon en ongein.
Politiestaat
Het is moeilijk, het maken van een krant, ik weet het. Maar zonder fouten gaat het niet. Dat redacteuren elke dag weer hun best doen om daar verandering in te brengen… ik wil het graag geloven. Er zijn nog steeds goeie kranten in Nederland. Met heel goeie journalisten die verbazingwekkend onthullende stukken schrijven. Dat is van een onschatbare waarde.
Tegelijkertijd moeten we niet blind zijn voor de veranderingen in de maatschappij waarmee journalisten als eersten te maken krijgen. Iedereen kent de mantra. Minder lezers, minder diepgang, minder niveau, meer druk, meer commercie, meer eisen. Ga d’r maar aan staan.
Maar de allerbelangrijkste verandering is misschien wel de verandering in mentaliteit die de laatste jaren naar het voorbeeld van de Amerikaanse suburb in Nederland schoolmaakt: het elkaar beloeren, bewaken en aangeven. Soms heb je de indruk dat iedereen tegenwoordig verdacht is. Het verschil met een politiestaat wordt met de dag kleiner.
Homo homini lupus
Er wordt zó op elkaar gelet dat je op treurige, natte dagen zomaar het homo homini lupus est geniepig voorbij ziet sluipen.
Homo homini lupus est.
De mens is de mens een wolf.
Misschien verklaart deze ronduit dierlijke instelling de meedogenloosheid die je in Nederland ziet toenemen achter een façade van gezellige leut. Er hoeft maar iets te gebeuren of een uitzinnige woede breekt zich baan. Meteen zingen de beschuldigingen rond. In navolging van de heilig verklaarde presentatoren in vaderlandse tv-shows – Het gesprek van de dag – meet menigeen zich bij het minste en geringste de rol van superieur of officier van justitie aan. Men klaagt aan, maar het staat al vast dat er gestraft zal worden! Aan de schandpaal! Het is een vertrouwd ritueel geworden in onze door ideologische theorieën omgewoelde civilisatie. Daar is Oscar Garschagen óók slachtoffer van geworden.
Goeie kranten horen niet mee te doen aan deze modieuze of misschien al structurele massahysterie. Zij moeten ertegenin gaan. Zij dienen afstand te bewaren tot radio en televisie die het liefst zoveel mogelijk klanten naar de mond praten. Daar zijn het massamedia voor. Maar al zijn kranten óók een massamedium, je kunt ze niet met radio en televisie op een hoop gooien. Zij wijken af omdat ze geschreven zijn. Een lastige positie omdat beeld en geluid altijd meer indruk maken dan het woord. Voor kranten wordt het in toenemende mate ongemakkelijk dat radio en televisie de zeden en gewoonten van de massa bepalen en zij niet.
Kritische lezers
Kranten zijn afhankelijk geworden van een krimpende groep lezers. Ze kunnen die blijven bedienen of aanschuiven bij de veel bekeken televisieprogramma’s die een groot publiek behagen ten koste van de kritiek waar geen samenleving buiten kan. Dat doen ze – uit angst om lezers te verliezen – onvoldoende. Daardoor raken we kwijt wat we niet kunnen missen, het vrije onderzoek van verslaggevers die op grond van hun deskundigheid hun eigen onderwerpen kiezen, los van wat de andere massamedia voor ‘nieuws’ houden, het haast banale NOS-journaal voorop.
Om de televisie de wind uit de zeilen te nemen, hoeven de verslaggevers alleen maar hun bevindingen zo goed – en zo mooi – mogelijk op te schrijven. Eindredacteuren – en lezers – zullen handenwrijvend hun stukken in ontvangst nemen. Daar kan geen televisie tegenop.
Het gebeurt nog steeds, gelukkig. Een enkele keer zie je zo’n kundige en bevlogen reporter zélfs op de televisie. Dit zijn de journalisten die ons het materiaal verstrekken op grond waarvan we ons een juist oordeel kunnen vormen over wat ons als burgers aangaat. Wat we lezen – of op de televisie zien – is mede door hun toedoen geen incident, geen verzameling losse feiten, het zijn geen faits divers, louter voor het amusement, het ‘nieuws’ dat zij brengen krijgt gewicht, zuigt zich vol met betekenis en stelt ons in staat een samenhang te zien, waar radio en televisie alleen maar chaos over ons uitstorten.
Fouten in de krant zijn fout, laat daarover geen misverstand bestaan. Maar er is meer mee verbonden dan het beschuldigen en afdanken van een man – één jaar voor zijn pensioen – die zijn sporen heeft verdiend.
Brandweereenheid
Oscar was een ouderwetse, haast ambachtelijke verslaggever die er met niet aflatende inzet op uittrok om de lezers over de wereld ver van hun bed te informeren. Met niet meer dan een pen en een notitieblokje. Misschien is die werkwijze uit de tijd. Misschien mag het niet meer. Misschien wordt het niet meer begrepen en is nieuws tegenwoordig pas nieuws als een tot de tanden bewapende televisieploeg zich ervan meester maakt – als een brandweereenheid op weg naar het vuur.
Maar zo lang er papieren kranten zijn is de traditionele verslaggeverij hét middel waarmee de krant zich van andere massamedia onderscheidt. Het is nuttig, zwaar en bovendien vaak uiterst bewonderenswaardig werk dat je ernstig tekort doet als je het op het procrustesbed van een pakketje huisregels legt.
Zo bezien zijn de gesignaleerde misstappen van Oscar Garschagen geen schendingen van journalistieke wetten, het zijn geen feiten, het zijn interpretaties die ook heel anders hadden kunnen uitvallen als de klerken aan het Rokin zich hadden afgevraagd of Oscar Garschagen met zijn werk de waarheid heeft gediend.
Als ze ‘ja’ hadden gezegd, dan had de hoofdredacteur van de NRC de hand over zijn hart kunnen strijken.
Voor mij stond het antwoord van meet af aan al vast omdat ik Oscars stukken had gelezen.
5 OKTOBER 2017
WKtS
ZIE BLOG RAYMOND VAN DEN BOOGAARD
ZIE BLOG RENZO VERWER