Soek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


ASMA LMNAWAR

Dagstukjes – 147

 

Zo hebben wij verricht
in de Moskee, getweeën,
wat in het verleden
vromen in moskeeën
nimmer deden.

ABOE NOEWAAS

 

et Concertgebouw was veranderd in een soek. Moorse decoraties luisterden de ingang op. Binnen geurde het prikkelend naar Arabische lekkernijen. In de Spiegelzaal hadden feestelijk uitgedoste bezoekers zich op divans in de kussens gevlijd. De atmosfeer was vervuld van, nou ja, behalve van die hapjes en het aroma dat opsteeg van die prachtige oriëntaalse schonen, van… verwachting… Ze kwam, ze kwam… Asma Lmnawar, de diva uit het Oosten. Speciaal voor haar was de Grote Zaal in een sprookjespaleis veranderd.

Toen Asma dan eindelijk als een Sjahrazaad uit De vertellingen van duizend-en-één-nacht uit de hoogte neerdaalde naar het podium, maakte een uitzinnige geestdrift zich van het publiek meester. De kaaskoppen onder hen – en dat waren er niet weinig – deelden volop in het enthousiasme voor de Marokkaanse godin.

Het werd één groot feest, ik kan niet anders zeggen. Maar wat jammer, wat jammer dat men gemeend had álle muziek, óók de meeslepende zang van Asma Lmnawar, elektronisch te moeten versterken. Zozeer te versterken dat horen en zien je verging. Oerend hard, om het eens op z’n Twents te zeggen.

Asma’s aanbidsters – en aanbidders – gaven geen krimp. Zij bleven dansen, juichen én fotograferen, maar mijn oren…

En dan die foto’s. Mijn God, wat werd er gefotografeerd.  Het was alsof de aartsengel Gabriël hoogst persoonlijk zijn banbliksems de zaal in slingerde.

Algauw ging de muziek onder in het onmenselijk vervormde geluid en dat in een zaal die prat gaat op de mooiste akoestiek ter wereld.

O, wat had ik Asma Lmnawar haar droevige liefdesliederen graag zácht horen zingen. Zacht. Zónder microfoon. Als méns, alléén in haar eigen stralende verschijning.

 

 

LEES VERDER
24 NOVEMBER 2017
WKtS

Het citaat van Áaboe Noewáas staat op bladzijde 235 van Een Arabische Tuin, de bloemlezing uit de klassieke Arabische poëzie door Geert Jan van Gelder.