Paul Dikker

Terug naar de natuur

aul Dikker was een veelbelovend academicus toen hij in 1985 aan de Universiteit van Amsterdam zijn doctoraal diploma politicologie in ontvangst nam. Cum laude. Het was niet zijn enige kwaliteit. Hij kon ook schilderen als de beste. Een jaar eerder had hij aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam al zijn diploma beeldend kunstenaar gehaald.

Wat ga je doen als je twee zulke verschillende talenten van huis uit hebt meegekregen?

Paul koos ervoor om te gaan schilderen – wat hij van jongs af aan toch al deed – en maakte daar zijn beroep van. Voortaan leefde hij van en voor zijn werk en slaagde hij erin al schilderend het hoofd boven water te houden.

Zijn eigenzinnige keuze voor het wankele bestaan van kunstenaar werd beloond. Hij kreeg steeds regelmatiger exposities, er vielen hem soms grote opdrachten in de schoot en kijkers werden in toenemende mate kopers, ‘kunstliefhebbers’ die bereid waren voor een werk van hem soms diep in de buidel te tasten – iets wat in Nederland nog altijd niet vanzelfsprekend is.

Ik leerde Paul Dikker alweer jaren geleden kennen als een (toen nog jonge) bescheiden, wellevende en humoristische man met wie je over ‘van alles’ kon praten – hij had per slot van rekening niet voor niets met vrucht een tweetal academische opleidingen voltooid – maar over zijn werk, of liever gezegd: over de ‘bedoelingen’ van de schilder of waar die het allemaal vandaan haalde, sprak hij liever niet. Hij weigert in alle vriendelijkheid zijn bronn(en) te noemen, zelfs als je hem, zoals ik, voor een publicatie interviewt.

De behoefte om vragen te stellen over het werk is niet zo vreemd. Veel schilderijen en gouaches van Paul Dikker kunnen je, zoals bepaald werk van sommige surrealisten, voor problemen plaatsen, waarvan je vermoedt dat ze uit de droesem op de bodem van de ziel van de kunstenaar opwellen. Ze smeken als het ware om een antwoord.

Dit is alleen te begrijpen als je het werk ziet. In de beschrijving is het zo helder als het is. Pauls doeken, én zijn gouaches, zijn akelig precies gemaakt, tot en met de lijst. Elke voorstelling is verbluffend transparant. Woorden als ‘ruimte’, ‘leegte’ en ‘verstilling’ dienen zich aan, maar tegelijkertijd ook connaties als ‘angst’, ‘afstand’ en ‘eenzaamheid’.

Met die woorden verandert de gegeven helderheid. Ze wordt complex, even complex als Pauls manier van schilderen, waarbij laag voor laag wordt opgebracht.
Wie langer toeziet, ontkomt niet aan een gevoel van vervreemding dat mede wordt veroorzaakt door het geheel eigen kleurgebruik en de realia – die aan de werkelijkheid ontleend zijn maar in hun isolement ten opzichte van elkaar van betekenis verschieten.

Zoals bij alle kunst die de moeite waard is, kun je bij het werk van Paul Dikker maar één ding doen: kijken, net zo lang tot je vragen oplossen en deel gaan uitmaken van een gevoel dat Paul Dikker overdraagbaar tracht te maken door een rationele orde – die hij als geschoold academicus misschien wel zou wensen – te vervangen door een esthetische, de hoogst denkbare categorie omdat alleen een esthetische samenhang ons het onzichtbare (en onzegbare) kan tonen. Ons gevoel. Alleen op esthetisch niveau kan de tegenstelling tussen gevoel en verstand worden opgeheven en in een synthese haar vervolmaking vinden die wij ‘schoonheid’ noemen.

De natuur was altijd al aanwezig in het werk van Paul Dikker, maar de stedelijke omkadering daarvan evenzeer. Wolken boven een leeg plein met bouwvolumes als afsluiting kun je als een blauwdruk van zijn oudere werk beschouwen. Het gedicht van Bloem over de Dapperstraat dringt zich op, maar ook het werk van De Chirico, van Willink, Moesman en andere schilders die  het ‘ceçi n’est pas une pipe’ van Magritte hebben begrepen.

De laatste jaren slaat de balans door naar de natuur. Paul Dikker blijkt zo door de schoonheid van het aardse geweld in Noorwegen te zijn getroffen dat hij daar in het Noorden, net als W.F.Hermans in Nooit meer slapen, zijn nietigheid als schepper moet zijn gaan inzien en aldus, denk ik, de weg heeft vrijgemaakt voor misschien wel zijn mooiste, en langst beklijvende werk, want waar elders wordt zoiets groots gecreëerd dan daar waar kunst en religie samenkomen.

Het klinkt hoogdravend, maar het is heel eenvoudig. Het is de schoonheid van het idee, en de schoonheid van het gevoel, maar ook de schoonheid van het schilderij dat alleen door het gerijpte vakmanschap van Paul Dikker deze haast naturalistische gedaante kan krijgen.

Intussen blijft hij, op een heel dagelijks en praktisch niveau, de ambachtsman die hij altijd al was. Een man die met zijn handen dingen maakt die mooi moeten worden, zoals de portretten die hij – soms ook in opdracht – maakt.
Geen natuur, geen ijzige, koude noordse natuur, maar mensen.
Behalve mooi zijn die ook warm.


 

 

 

 

 

 

 

Meer werk is te zien op Pauls website.
Zie ook: http://www.pauldikker.nl/werkbeschrijving.htm

1 december 2010