GEZIN VAN WIETSE EN ROELOFJE. MET MIDDEN BOVEN FREDERIKA JACOBA
Deel 11 – ‘Handoplegster’ en ‘strijkster’
De sinne sprekt mei glâns
Fan kjeld en ier al
Yn linige kadâns
Troch ’t wite lân te swalkjen.
In zo’n wijk werd op 3 mei 1875 Frederika Jacoba Bennink geboren, in Wijk C, op nummer 197, tegenwoordig Wittewijk 7.
Frederika Jacoba was de vierde dochter van Wietse (of Wytse) Bennink, een boer, die op 9 mei 1859 zijn eerste vrouw Yda Klomp (of Klemp) had verloren en met drie kinderen was achtergebleven, Willem, Freerkien en Roelof.
Freerkien werd maar twee jaar oud en Roelof overleed al na acht maanden – in hetzelfde jaar als zijn moeder.
De weduwnaar hertrouwde na vijftien jaar, op 8 mei 1874, met Roelofje Lammerts die hem een jaar later al een nieuw kind schonk, Frederika Jacoba. Haar halfbroer Willem (foto) was op dat moment bijna 20. Tegen de tijd dat zijn zusje op eigen benen kon staan, had hij het ouderlijk huis verlaten. Hij trouwde op 10 november 1883 – acht jaar na de geboorte van Frederika Jacoba – met Hendrikje Been en overleed op 1 april 1931 in Smilde.
Frederika Jacoba moet een tijdlang een soort enig kind zijn geweest, want weliswaar kwam er drie jaar na haar geboorte een zusje bij, Jacobje, maar die werd niet ouder dan drie. Weer drie jaar later, in 1881, werd haar broer Jakob geboren. Zes jaar is op die leeftijd een groot leeftijdsverschil. Frederika Jacoba zal haar broertje niet als speelkameraad hebben gezien. Jakob bereikte overigens, anders dan zijn zusje met dezelfde naam, de leeftijd der zeer sterken. Hij trouwde met Hendrikje Bruins, werd 88 jaar en werd in 1969 in Hoogeveen begraven.
Verdriet
Ik probeer me voor te stellen wat het voor de kleine Frederika Jacoba betekend kan hebben dat zij al zo jong een zusje verloor. Heeft ze het verdriet van vader en moeder gevoeld? Drie jaar later meldde zich haar broertje Jakob en wéér drie jaar later kwamen er twee zusjes bij, de tweeling Lammertdina en Roelina.
Roelina bleef altijd in Smilde wonen. Ze trouwde in 1910 met Frederik Ovinge. Lammertdina trouwde niet, al was ze naar men zegt een tijdje verloofd. Ze bleef ook niet in Smilde wonen, ze verhuisde in 1916 naar Amsterdam waar ze de dienster werd van de beroemde actrice Rika Hopper – die uit Assen kwam.
De twee vrouwen zouden elkaar hun leven lang, letterlijk tot in de dood, trouw blijven. Ze liggen samen in één graf op de Nieuwe Ooster Begraafplaats in de Amsterdamse Watergraafsmeer.
Na de tweeling volgden nog Aaltien Annechien in 1889 en Jantje in 1892.
In de strikte zin van het woord was Frederika Jacoba geen kind alleen, maar de ‘gezinsopstelling’ – zoals dat tegenwoordig heet – wettigt de veronderstelling dat ze al jong een tweede moeder was voor de tweede leg van haar vader.
Adje Keulen-Deelstra
Dat is in overeenstemming met wat er over haar gezegd werd. Dat ze een bijzondere vrouw was, een vrouw die graag de touwtjes in handen hield, een vrouw met ‘de broek aan’. Tot vervelens toe werden deze feministische hoedanigheden haar kleinkinderen voorgehouden. Haar oudste zoon had er de mond van vol. Maar er zijn objectievere bronnen, zoals de stamboom van de familie Bennink.
Daarin vind je bij Frederika Jacoba de aantekening dat ze ‘handoplegster’ was, en ‘strijkster’, Jomanda-achtige gaven die ze tot heil en zegen van de lijdende mensheid gepraktiseerd schijnt te hebben. Het zat in de familie. Ook haar oma van vaders kant, Freerkien de Vries, had zulke helende handen.
Maar als Frederika al paranormaal begaafd geweest mag zijn, een Jomanda was ze niet. Het lijkt er zelfs niet op. In de verhalen die over haar de ronde doen, vind je geen zweempje zweverigheid. Integendeel. Frederika Jacoba is daarin juist een nuchtere, praktische en zelfs sportieve vrouw die van aanpakken hield – en zo ziet ze er op foto’s ook uit.
Schaa
tster
Frederika Jacoba was behalve ‘handoplegster’ en ‘strijkster’ vooral ook schaatster. Haar talent als schaatster wordt in de verhalen meer benadrukt dan de geheimzinnige kracht van haar handen. Beeldende anekdotes suggereren dat ze niet minder dan de Adje Keulen-Deelstra van haar tijd is geweest. Ze was menige manskerel de baas. Als ’s winters de Drentse Hoofdvaart begon dicht te vriezen, kon ze niet wachten tot het ijs hield. Het huishouden hoefde haar maar een beetje speelruimte te bieden, of ze pakte haar Friese doorlopers, stapte er in haar sokken op en was weg – zonder de banden vast te maken!
Het was op zulke dagen heel gewoon dat ze ’s middags om half zes – wanneer het al donker was – de aardappelen opzette, van huis naar Assen schaatste – zo’n 5 kilometer – en krek op tijd terug was om de piepers af te gieten. Rozig schotelde ze haar man en kinderen het avondmaal voor en genoot tevreden na van haar tocht, hoe ijzig het vlakke land ook was geweest, hoe guur de noordooster ook had geblazen.
In Smilde vond deze pronte boerenmeid – én schaatster – haar man, de bakker Harm Reindert Kuipers, een jongeman met een eigen zaak. In 1891 moest hij onder de wapenen bij de de Nationale Militie – zoals het vaderlandse leger toen heette. Maar hoewel hij was ingeloot – onder lotnummer 32 – hoefde hij niet in dienst. Hij was wegens ‘broederdienst’ vrijgesteld.
Niet lang daarna moet Harm zijn Frederika hebben ontmoet. Misschien in de bakkerij waar zij elke dag het Drentse roggebrood voor vader, moeder, broers en zussen kwam halen.
Frederika Jacoba was een mooi meisje, maar Harm mocht er ook wezen. Het was, kortom, een knap stel dat algauw besloot in het huwelijksbootje te stappen. Harm was 26, Frederika Jacoba 23 jaar oud.
Hadden ze haast? Ruim drie maanden na hun trouwdag kwam, op 5 november 1898, hun eerste kind ter wereld, Harm Gerrit. Op 26 februari 1899 ’s avonds om tien uur liet hij zich voor het eerst horen. Ongetwijfeld aanleiding tot grote vreugde, maar van enige feestelijkheid zal geen sprake zijn geweest. Het jonge paar was nog in de rouw. Een week eerder hadden Frederika en Harm met Grietje en de familie de oude Harm Gerrit in Veenhuizen naar zijn laatste rustplaats begeleid.
Grietje bleef alleen achter, ze was nog jong, pas 44 jaar. Hoe het haar verging, is hoogst onduidelijk. We weten dat ze twee jaar na de dood van haar man in 1901 naar Ambt Hardenberg verhuisde. Daar woonde familie van haar. Waarom bleef ze niet in Smilde, dicht bij bij haar zoon, haar schoondochter en haar eerste kleinzoon?
We weten ook dat ze op 13 maart 1930 in Nieuwer-Amstel, het tegenwoordige Amstelveen, is overleden. Tussen beide data, 1901 en 1930, gaapt een groot gat en de vraag rijst: Wat gebeurde er in die tijd? Waar hield ze zich op? Had ze een nieuwe man? Bleef ze bij haar familie?
Familie was belangrijk voor haar. Het blijkt misschien uit een tweetal notariële akten waarin zij en haar man, haar vader, haar zus Annechien en een tweetal zwagers, Willem Tijmes en Berend Worst als comparanten worden vermeld. Het gaat om stukken uit respectievelijk 1882 en 1884 over ‘boedelscheiding’ en ‘verkoop’.
Het kan zijn dat er een nalatenschap werd verdeeld, maar van wie, waarom toen?
Van Harm Gerrit senior?
Erfenis
Het lijkt aannemelijk dat hij als boer wat grond – en een huis of een boerderij – verworven had. Tot 1864 was hij onderdirecteur in Ommerschans geweest en van 1864 tot 1884 boerde hij in Emmen. In dat jaar werd hij 70, een mooie leeftijd om ermee op te houden, zou je zeggen, en de boerderij van de hand te doen. Ging Harm in 1884 rentenieren? In elk geval verhuisde hij nog datzelfde jaar naar Smilde.
ZO ZAG VINCENT VAN GOGH DE OPHAALBRUG IN NIEUW-AMSTERDAM
Of boog men zich bij de notaris misschien over de nalatenschap van Harmen de Jonge, de vader van Grietje, die als schipper ook wel wat bezit vergaard kan hebben. Hij had in elk geval die snik. Twee van zijn kinderen waren schipper. Zij konden zijn boot wellicht goed gebruiken. Harmen, of Hermen Reinders, zoals Grietje haar vader heette, overleed in 1895 in Emmen. Hij was toen 82 jaar oud.
Het valt op dat vooral familieleden van Grietje bij de notaris kwamen opdraven – notaris S.J. Oosting in Emmen, bekend omdat hij het initiatief nam tot de aanleg van een dierentuin ter plaatse. Ze woonden allemaal bij elkaar, die De Jonges, in Meppel, Nieuw-Amsterdam, Noordbarge, Ommen, Ommerschans, Hardenberg of De Krim. Dat was hún habitat. Je kunt je voorstellen dat de weduwe Grietje in deze vertrouwde kring haar toevlucht zocht.
Zie voor de andere
delen dit overzicht