Op de treeplank van de tijd

 NAPOLEON IN UTRECHT

 

 

 

Deel 5 – De daders liggen op het kerkhof

 

Ik leg mij toe op ’t schrijven van levend hollandsch.
Maar ik heb schoolgegaan.

MULTATULI

 

 

 

 

Huwelijk, geboorte, dood – wie vanuit de eenentwintigste eeuw terugkijkt op die tijd en het alleen met deze hoogte- en dieptepunten in het bestaan moet doen, begrijpt dat Jantje na het overlijden van haar man nog een aantal drukke jaren heeft gehad.

Harm Gerrits stierf op 11 september 1811 in Scharmer, het jaar waarin keizer Napoleon – op 9 oktober 1811 – met zijn vrouw Marie Louise voor het eerst – en voor het laatst – de Lage Landen bezocht, les pays bas. Hij werd in Amsterdam met alle égards ontvangen en reisde daarna door naar Utrecht, een stad die hij met zijn voltallige équipage comfortabel bereikte over de zojuist voltooide Amsterdamse Straatweg – één van de straatwegen die de Fransen in Nederland aanlegden.

IN 1900

Het was, weten we, een aangename herfstdag, die elfde september, 1811, 17 graden, half bewolkt, noordwestenwind, toen Jantje met haar kinderen, kleinkinderen, buren en familieleden aan de groeve van haar man stond.

Zij kon niet in de toekomst kijken, wij wel, en daarom weten we dat Jantje drie jaar later op 47-jarige leeftijd met Aalderk Siemens Schilthuis (1761-1829) hertrouwde, een Groningse boer die misschien ook wel aan het graf van Harm Gerrits had gestaan. De trouwpartij werd op 23 maart 1814 gevierd. Jantje zal vervolgens bij Aalderk zijn ingetrokken, maar waar? En hoe zat het met haar café? En dan nog een heel andere vraag: waarom trouwde ze met die Aalderk Siemens Schilthuis?

Dubbele trouwpartij

We zullen nooit antwoord op deze vragen krijgen. Ze stellen wil alleen maar zeggen dat we op het menselijke vlak in het duister tasten. Het kan ook betekenen dat we ons door hoogst speculatieve veronderstellingen laten leiden. Maar dat Jantje na het overlijden van haar man zo haar zorgen had, kunnen we rustig aannemen. Als weduwe met al die kinderen én een café, en nog zo jong, zag ze haar toekomst vermoedelijk niet al te rooskleurig in. Een geruststelling was in elk geval dat haar oudste, Trijntje, onder de pannen was met haar tweede man. Ook Gerrit en Margijn (Margje) waren al in het huwelijksbootje gestapt – en nog wel op dezelfde dag! Het moet groot feest in Scharmer zijn geweest, toen op 31 januari 1813 zowel haar oudste zoon als haar tweede dochter hun wettige echtgenoten eeuwige trouw beloofden, Harm aan Tietje Harkema, Margijn aan Willem Lammerts Heidema, die samen zeven kinderen kregen, waarvan er een, Lammert (1816), in de loop van dit verhaal nog een bijzonder bijrolletje zal krijgen.

Deze dubbele trouwpartij was niet de tweede in Jantje d’r leven. Het jaar ervoor, in 1812, was haar dochter Hiltje al getrouwd, met de schoenmaker Herman Goijert, maar lang zou hun huwelijk niet duren. Hiltje overleed negen jaar later, op 30-jarige leeftijd, in 1821, hetzelfde jaar waarin haar zus Trijntje, 35 inmiddels, met de 26-jarige Willem Sluiman hertrouwde en haar zus Jantje op 29-jarige leeftijd het huis verliet om te trouwen met Jakob Mulder.

Voor Jantje ging het leven na de dood van haar man gewoon door. Ook haar andere kinderen trouwden en de familie bleef zich uitbreiden. Ze moet het er druk mee gehad hebben. Te druk? Was ze daarom hertrouwd? Hertrouwde een weduwe in die tijd om zich als ‘huisvrouw’ door een man beschermd te weten? Het kan zijn, maar ik geloof het niet. Jantje was immers geen ‘huisvrouw’, ze had een beroep, ze was ‘kasteleinsche’, ze stond op eigen benen. Meer voor de hand ligt de vraag of ze na de dood van Gerrit misschien noodgedwongen haar café had moeten opgeven. Door haar huwelijk met de boer Aalderk was ze toch van een inkomen voorzien. Misschien, maar hulpbehoevend was Jantje Kuipers geenszins. Ze was een sterke vrouw. Ze overleefde iedereen, niet alleen haar tweede echtgenoot maar ook de meesten van haar kinderen. Toen ze op 5 maart 1845 in Scharmer overleed, was ze tachtig jaar oud.

Streekroman

Een hele streekroman – in de stijl van de bekende Groningse schrijfster Catharina Hoekstra-Kloosterhuis die in Scharmer woonde – ontrolt zich voor je ogen naarmate je meer vertrouwd raakt met dit gezin, maar ik geloof niet dat het verhaal ooit verrassend zal zijn, zelfs niet als er nieuwe feiten boven water zouden komen. Wat deze familie beleefde verschilde niet zo heel veel van wat anderen elders op het platteland, in dorpen of op boerderijen, overkwam.

Natuurlijk zou je er als romanticus graag een snufje heroïek en drama aan toevoegen – een moord, een verboden liefde, een ontvoering, een bastaard hier en daar, eerwraak, verraad of een heldendaad – maar daarin voorziet de beschikbare werkelijkheid niet en de daders liggen op het kerkhof.

Wie niet meer materiaal in handen heeft dan deze geboorte-, huwelijks- en sterftedata, geen brieven, geen memoires, geen kronieken of akten, geen kwispedoor of kamerpot – met nog de geur van de voorvaderlijke pis – kan vertellen wat hij wil, maar het stempel ‘waar gebeurd’ kan hij er niet op zetten.

Gaandeweg kan de chroniqueur zelfs het gevoel krijgen dat hij – met de wetenschap van nu – aan iets onzinnigs begonnen is, want wat moet je met zulke schimmen van voorouders? Wat is hun waarde voor jou persoonlijk? Wat is hun waarde voor de geschiedenis? En dan zo’n stamboom – wat een flauwekul. Zat de kiem van de intelligentie, de karakterzwakte, de boosaardigheid of de muzikaliteit die een enkele nakomeling later te zien gaf, soms alleen in het mannelijk zaad? En de moeders dan? Moet ik vanwege het vrouwonvriendelijk idee van een stamboom mijn dierbare Jantje verder laten rusten? Wie garandeert mij trouwens dat al die vaders ook de échte vaders waren?

Mannelijke lijn

Geschiedschrijving is een dwaaltocht te voet de geschiedenis in. Bij elke wisseling van generatie sta je voor een tweesprong, of driesprong, of viersprong – zonder wegwijzers of plaatsaanduidingen – die je in grote  verwarring kunnen brengen. Linksaf, rechtsaf, rechtdoor? Je zoekt het maar uit, ja, maar hoe?

In de westerse, christelijke of Romeinse traditie volgen we genealogisch gesproken de mannelijke lijn. In andere tradities draait het om de moeder, misschien omdat men daar van mening is dat het moederschap betrouwbaarder is dan het vaderschap. Hoe vaak komt zo’n vader niet maar even langs? Soms houdt moeder haar leven lang verborgen welke vreemdeling zijn zaad in haar overspelige schoot heeft uitgestort. Alleen de moeder kent het geheim. Alleen de moeders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen. Zij dragen ze hun leven lang met zich mee in de zekerheid dat het hún kinderen zijn.

Misschien zijn geschiedschrijvers in de toekomst in staat de vrouwelijke lijn te volgen, maar zo ver is het nog op geen stukken na. Onze registraties – waarvan we afhankelijk zijn – zijn er niet op ingesteld. Daarin is de man altijd numero 1. Hij geeft zijn naam door. Een verandering van koers zal dientengevolge, denk ik, nog lang op zich laten wachten. Maar het kán. Kijk maar naar onze koninklijke familie, die in de mannelijke lijn al vele malen uitgestorven is, maar niettemin nog steeds in hermelijn gehuld als Oranje op de troon zit.

In onze koninklijke familie blijken officiële vaders vaak niet de echte. DNA-onderzoek kan tegenwoordig zomaar weer nieuwe bastaarden aan het licht brengen.

Het DNA verandert niet alleen het politiewerk, maar ook de al dan niet koninklijke genealogie.

Ik zou er geen bezwaar tegen hebben die vrouwelijke lijn in dit geval al te praktiseren, maar het gebrek aan gegevens ontneemt me daarvoor alle ruimte. Ik moet het doen met mijn (mannelijke) intuïtie en die zegt me dat Jantje Meuwes Pesman – van wie ik ben gaan houden als van een grootmoeder – voor alle kinderen en hún nakomelingen belangrijker is geweest dan haar man(nen) – zoals zij in de kroeg die kerels naar haar hand zette, dat alleen al.

Misschien loop ik met deze eigentijdse kijk op de zaak vooruit op mogelijke conclusies. Misschien zijn de denkbeelden, ervaringen en oordelen die ik in de loop van mijn leven met mijn familie heb opgedaan, van invloed en maak ik me schuldig aan projectie. Allemaal waar, denk ik. Niettemin ben ik ervan overtuigd dat sterke vrouwen in deze familie geen uitzondering waren. Het past in de traditie van de boerenvrijheid.

Verhuizen


HET VEEN IN DE ZEVENTIENDE EEUW

Voor dit verhaal kunnen we verder alle kinderen Kuipers-Pesman aan hun lot overlaten omdat we gedwongen zijn ons op die éne te richten, degene die in ónze genealogische traditie de fakkel aan mij en mijn nazaten heeft doorgegeven, Gerrit, die we als ventje van tien al in het café van zijn vader en moeder zijn tegengekomen, de stamhouder.

De stamhouder ja, de man die de familienaam van de ene zoon op de andere heeft doorgegeven – een familienaam trouwens, kuiper, maker van ‘kuipen, van ‘vaten’, die je ook al met het nuttigen van alcohol in verband kunt brengen.

Het was niet de enige rol van Gerrit. Minstens zo belangrijk is dat hij als eerste in zijn familie zijn geboortegrond verliet en naar elders vertrok. Hij verbrak de gesloten kring in Scharmer. Waarom?

Op die vraag is een heel kort antwoord mogelijk: Gerrit zocht werk. Er bood zich in de nabijheid een aantrekkelijke mogelijkheid aan.

Meer ruimte vergt een schets van de achtergrond die hem misschien tot zijn besluit dwong. Dat heeft met de Franse tijd te maken. Het komt nog aan de orde, maar eerst wil ik nog wat over Gerrit kwijt in verband met het onderwijs dat hij genoot. Het is eerder ter sprake gekomen.

Het ‘intellectuele niveau’ van Gerrit is van belang om te kunnen begrijpen hoe hij het aandurfde Scharmer achter zich te laten en elders opnieuw te beginnen.

Voor zijn nieuwe werkzaamheden moest hij in elk geval kunnen rekenen, schrijven en lezen.

Rekenen leerde hij toentertijd misschien al spelenderwijs van zijn ouders – of van een belezen stamgast in het café – maar lezen en schrijven?

Onderwijs

Over onderwijs in en na de Franse tijd op het platteland in het noorden des lands is weinig bekend. Gegevens over Scharmer en Harkstede ontbreken door een slordige en zelfs geheel ontbrekende administratie na het vertrek van de Fransen. Pas rond 1842 is er weer bruikbare informatie. Dan is er sprake van nota bene twee scholen in Scharmer en Harkstede, een met 30 en een met 31 leerlingen.

Gerrit werd in 1787 of 1789 geboren. Hij zal tot de eeuwwisseling op school hebben gezeten. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat hij – met een vader en moeder die tot de middenstand gerekend konden worden – in Scharmer onderwijs genoot, maar niet op de scholen waarvan pas in 1842 sprake is.

We weten over het onderwijs in deze streken in het algemeen iets meer door K.G.Bos, een schoolmeester, die de geschiedenis van Harkstede en Scharmer heeft geschreven en daarin – niet verwonderlijk – veel aandacht aan het onderwijs heeft geschonken.

In dat boek komt overigens een slecht geredigeerde en daardoor nogal onduidelijke passage voor waarin sprake is van een ‘wed. Kuipers’, de weduwe van een zekere Harm Gerrits, aan wie in 1842 vragen worden gesteld over de school in Scharmer. De genoemde Harm Gerrits blijkt daar in 1808 schoolmeester te zijn geweest – op de school, staat er, naast de kerk.

De vraag rijst of dat ónze Harm Gerrits was? Waarschijnlijk is het niet omdat Harm kastelein was, een beroep dat in onze ogen niet met een onderwijstaak te verenigen is.

Maar wij leven nu – K.G. Bos vertelt hoe het toen was. In één woord verschrikkelijk. Het onderwijs was een onbeschrijflijke bende.

 

Zie voor de andere delen
dit overzicht