Op de treeplank van de tijd

 


Deel 2 – Boerenvrijheid

 

Wisset Eidgenossen!
Ob uns der See, ob uns die Berge scheiden,
Und jedes Volk sich für sich selbst regiert.
So sind wir Eines Stammes und Bluts,
Und eine Heimat ist’s, aus der wir zogen
FRIEDRICH SCHILLER: WILHELM TELL

 

licher van Bath is een van de eerste historici die zo te werk gingen. Hij werd een kenner van de agrarische geschiedenis, eerst van Europa, later van Latijns-Amerika en wat hem onderscheidde van menige vakgenoot was zijn vermogen om voor ons, later geborenen, het belang van historische kennis voor een beter begrip van onze tijd te laten zien.

Je hád er wat aan, zo gezegd, aan die geschiedenis. Wat hij vertelde kreeg door zijn manier van schrijven en het soort onderwerpen dat hij aansneed betekenis – in het algemeen, maar ook voor jou in het  bijzonder, al had je nog nooit een boer van nabij gezien of geroken. Onder zijn handen veranderden vergeelde, half vergane en soms nauwelijks nog te ontcijferen documenten in nieuws dat je met meer vrucht las dan de krant.

 

PREMIèRE VAN SCHILLERS WILHELM TELLL

Als een van zijn vele (linkse) lezers in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw herinner ik me hoe Slicher van Bath de aandacht vestigde op de vrijheid die boeren in bepaalde delen van Europa hadden veroverd – in Friesland, Noorwegen, Denemarken, Oost-Engeland en de Zwitserse kantons Uri, Schwyz en Unterwalden waar de boeren in opstand kwamen tegen knechting door de Habsburgers en hun eigen Eidgenossenschaft stichtten. Willem Tell, die een appel van het hoofd van zijn zoon moest schieten, vertelt het verhaal.

De verrassende verklaring die Slicher van Bath voor het vrijheidsstreven van de boeren vond, hing samen met de grond waarvan zij afhankelijk waren, of beter gezegd met het water op hun grond: hun landerijen waren te drassig voor de landbouw en daarom legden zij zich toe op veeteelt. Vee kun je – anders dan grond – verkopen, zonder dat je bezit afneemt. Vee plant zich voort. Je kunt er steeds opnieuw van verkopen. Vee is handel en handel spekt de kas.

Het overkwam de boeren in genoemde streken. Het schonk hun zelfvertrouwen en zelfvertrouwen maakt je onafhankelijk, zo onafhankelijk dat je geen gezag meer duldt. Deze boeren dopten – om in stijl te blijven – hun eigen boontjes. Hun bedrijfsvoering – met weinig, maar min of meer gelijkwaardig personeel, waartoe ook de vrouwen behoorden – leidde tot vormen van democratie die in feodale landen – met hun grootgrondbezit – ondenkbaar waren.

Tot ver na de Tweede Wereldoorlog kon je in heel Europa de juistheid van Slichers gevolgtrekkingen zien. Denk aan Rusland. Of aan Frankrijk. Of aan Pruisen.

Was Harm Gerrits ook zo iemand die door deze vrije-boeren-geest was aangeblazen?

Oude gravures

Misschien valt er over Harms instelling en levensfilosofie wat meer te zeggen wanneer we eens gaan kijken in het land waar hij geboren werd en opgroeide. Het is een uitstapje waard. Zeker als je er gaat fietsen of wandelen. Met de trein naar Groningen en dan de Ommelanden in, zoals het gebied door de eeuwen heen is blijven heten, is telkens weer, in alle jaargetijden, zelfs als er de gure noordooster blaast, een markante ervaring.

Tegenstellingen tussen stad en land hebben in de geschiedenis altijd een belangrijke rol gespeeld, ook die tussen de stad Groningen en de Ommelanden. Maar hier was het anders. Er was namelijk geen hiërarchie. In de stad zetelde geen gezag dat het al land in de omgeving bestierde. De Ommelanden waren tot op zekere hoogte onafhankelijk en gelijkwaardig aan de stad. Ze bevestigen de boerenvrijheid van Slicher van Bath.

Die gedachte nodigt je uit, om al fietsend en wandelend, je fantasie de vrije loop te laten en met fantasie bedoel ik dan geen dagdromerij, geen ‘vlucht uit de werkelijkheid’ of gemakzuchtige verzinsels, maar verbeeldingskracht, een zeldzame mengeling van intelligentie en gevoel die jouw wereld in een heel andere – een wereld met heel andere mensen – kan doen opgaan.

Verbeeldingskracht ontwijkt de realiteit niet, maar voedt zich ermee en ontneemt daardoor de werkelijkheid haar oppervlakkige vanzelfsprekendheid. Je kunt, natuurlijk, zonder fantasie, de werkelijkheid tot louter ‘feiten’ reduceren, ook als geschiedschrijver, maar daarmee doe je jezelf en die werkelijkheid tekort, al zijn ‘feiten’ natuurlijk bij elke vorm  van geschiedschrijving – zelfs in zogenoemde ‘historische romans’ – onontbeerlijk.

Zonder feiten gaat het niet.

Maar ook niet zonder fantasie.

Niets van belang in het leven kan het stellen zonder fantasie of verbeelding.

Verbeeldingskracht is niet autistisch of pathologisch in zichzelf besloten, is geen geïsoleerde ervaring. Verbeeldingskracht haakt aan bij de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, juist ook als het om de vergane glorie van ons verleden gaat. Ze benut de werkelijkheid van land, bebouwing, klimaat, akten,, annalen, kronieken, schilderijen, tekeningen, gravures, romans en verhalen om een genuanceerder kijk op het verleden te krijgen. Want dat is wat ze wil: de nuance, dieper doordringen in wat we al weten of denken te weten – in het algemeen, maar hier in het bijzonder van de achttiende eeuw, daar in het Hoge Noorden, in de Ommelanden, in Slochteren en omgeving, op de boerderijen, in de dorpen, in de gehuchten en in het landschap zoals het zich onder onze blik ontvouwt, doorschoten met bossen, bosschages en water, veel water.

Watersnoden

Tja, dat water. Het is een verhaal apart dat je onmogelijk met een paar zinnen kunt afdoen. Klaas Bos gaat er in De geschiedenis van Scharmer Harkstede en omgeving uitgebreid op in, terecht, want als iets de inrichting van het land en de karakters van de bewoners hier heeft gevormd dan is het het water. Altijd aanwezig, altijd dreigend – en alleen in lieflijke zomers of ’s winters als het ijs tot kortebaanwedstrijden voor het hele dorp uitnodigde een vriend.


DE KERSTVLOED DIE IN 1717 GRONINGEN OVERSPOELDE

Het gebied werd tot in de achttiende eeuw, de eeuw waarin Harm Gerrits ter wereld kwam, geteisterd door watersnoden, erger dan de Februari-ramp van 1953 in Zeeland. Men zal Harm nog hebben kunnen vertellen over de Sint Maartensvloed van 1686, toen 1558 mensen, 1387 paarden, 7861 stuks rundvee, 2590 schapen, 171 zwijnen en 631 huizen door het water werden meegesleurd. De familie Piccardt die toen de borg Klein Martijn in Harkstede bewoonde, raakte in grote nood, ‘in groote extremiteyten’ en van alle bedienden (‘Domestyecken’) afgesneden, zoals in een boek over de ramp te lezen staat:

‘De E. E. Heer Syndicus Piccardt heeft op zijn nieuws getimmerde Hoffstede ongelooflijcke ongevallen medegehadt, een groot aantal Beesten haer hebbende moeten bergen op een nieuws getimmert Sael, seuven voeten boven het onder Huys, behoudende maer een vierendeels voet bot. De Heer Piccardt daer selve zijnde heeft met sijn Huysvrouwe aldaer tweemaal 24 uyren in groote extremiteyten geweest, afgesneden van alle Domestyecken.’

Kerstvloed

In 1717 was het opnieuw raak. Een angstaanjagende stormvloed, Kerstvloed gedoopt, joeg in heel het Groninger land en tot in de stad het water hoog op. In Scharmer en Harkstede gingen opnieuw grote aantallen huizen, paarden, runderen, varkens en schapen in de razende stroom teloor, maar menselijke slachtoffers vielen er ditmaal niet te betreuren.

Daarna maakte men dan eindelijk serieus werk van de strijd tegen het water. Er kwamen dijken, dijkverhogingen, dijkverzwaringen, polders, bemaling, molens, afwateringskanalen en bruggen, maar van een leien dakje ging dat niet, noch van de ene dag op de andere. Tegenstrijdige belangen van overheden, waterschappen, landeigenaren, boeren en beurtschippers vertraagden de noodzakelijke verbeteringen tot diep in de twintigste eeuw. Pas in 1970 bereikte men een akkoord over een goede waterbeheersing.

De illustratie boven toont de Zwitserse vrijheidsstrijders, de Eidgenossen uit Uri, Schwyz en Unterwalden, die elkaar trouw zweren.

 

Zie voor de andere
delen dit overzicht