Moby Dick



W
e waren in Chatham op Cape Cod en aarzelden of we naar Nantucket zouden oversteken.
Waarom Nantucket? vroeg een vriendin.
Om Moby Dick natuurlijk, zei ik verbaasd.
Om Moby Dick? vroeg ze.
Ja, om Moby Dick, zei ik. 'Call me Ishmael.'
Ach, ja, zei ze, van die beroemde kinderboeken, die lazen wij thuis nooit.

Haar opmerking stelde me teleur.
Lucht, licht, the Atlantic, zandbanken, zeehonden en de mooie houten huizen met hun veranda's aan de kust in Chatham deden daar niets aan af.
Moby Dick een kinderboek!
Laat de Amerikaanse God Herman Melville (foto) het maar niet horen, dacht ik, of anders zijn Nederlandse profeet Maarten Biesheuvel….
 

GOD, DOMINEE EN DE SLAAPKAMER

Wat me nog het meest stoorde aan de reactie van onze vriendin – die een heel belezen vrouw is en in Utrecht letterkunde heeft gestudeerd – bepeinsde ik later in onze reusachtige camper op weg naar Boston, was het gedachteloze gebruik van dat woord ‘kinderboek’. Zo'n rubricering hindert me. Ze slaat nergens op. Het is een woord van bibliothecarissen, boekverkopers en uitgevers, handig in de praktijk, hún praktijk, maar kwetsend voor lezers én schrijvers. Moby Dick een kinderboek? Uncle Tom's Cabin een kinderboek? Woutertje Pieterse? Pluk van de Petteflat? De kleine Johannes?

Er zijn volgens mij alleen maar boeken die iedereen kan lezen, de een wat eerder dan de ander, maar dat doet er niet toe. Je moet het willen. Nieuwsgierig zijn. Dat commerciële gebotaniseer bederft de pret alleen maar. Als kind las ik alles wat los en vast zat zonder me ooit om mijn leeftijd te bekommeren – wat ik nog steeds in de ogen van anderen te weinig doe.

Ik las al vroeg – in elk geval vóór mijn tiende – de boeken die ik voor mijn moeder uit de 'leesbibliotheek' moest halen. Rare, sombere boeken met veel, voor een kind nauwelijks te begrijpen spanningen tussen volwassenen die met God, dominee en de slaapkamer te maken hadden.

Ik werd er al vroeg volwassen van en bleef tegelijkertijd – door mijn onbegrip denk ik – tot op hoge leeftijd kind, zoals de Rijkspsychologische Dienst in 1972 wetenschappelijk vaststelde toen ik op een betrekking bij de Rijksuniversiteit Utrecht solliciteerde.

Misschien moet je om te kunnen – en te willen – lezen zowel het een als het ander zijn, zowel volwassene als kind (en blijf je dat ook).
 

FACEBOOK

Nu meer mensen dan ooit in de gezegende omstandigheid verkeren dat ze zich zelfs als grootouders nog als kind kunnen gedragen – zoals ik dagelijks om me heen zie, of anders wel op Facebook lees – verdwijnt van lieverlee ook datgene wat men in de negentiende eeuw lezen is gaan noemen, het volwassen lezen van alomvattende, meeslepende verhalen die en passant zaken als godsdienst, misdaad, psychologie, maatschappij, handel, zeevaart en de walvisjacht – om maar wat te noemen – aan de verbeeldingskracht van een enkel individu onderwierpen om ze zo een plaats in jouw werkelijkheid te geven, die daardoor verandert, ruimer wordt, volwassen.

Met Facebook is aan die mooie en soms hartverscheurende vermenging van Dichtung en Wahrheit definitief een einde gekomen.

Op Facebook worden aan de lopende band heel persoonlijke intimiteiten doorgegeven, maar ze zijn te vaak de knullige vakantieplaatjes van de buurman – met háár bij elke bezienswaardigheid op de voorgrond – dan gevoelens of gedachten die je met de afzender wilt delen. Niemand ook, die ze leest, denk ik, op een handvol vertrouwelingen na die je met een druk op de knop 'leuken'. Hier zie je, zoals Jonathan Swift ons lang geleden in Gulliver's Travels al schetste, hoeveel plezieriger het leven kan zijn als je de taal de deur uitdoet.

Facebook is de meest opvallende manifestatie van kinderlijkheid in deze tijd – de televisie is een andere.

DE VOLKSKRANT

Het verschijnsel diende zich in Nederland – en vooral in Amerika – in de jaren zeventig van de vorige eeuw voor het eerst opvallend aan. Toen begon ook het lezen te kwijnen. Kinderboeken werden mode. Als vader en moeder hoefde je weliswaar zelf niet meer te lezen, maar voor je kind was het natuurlijk goed.

Ik besprak in die tijd boeken voor de Volkskrant, de meest ‘inne’ krant voor de nieuwe, aanstormende  hoogopgeleiden. Er werd regelmatig druk op mij uitgeoefend om ook kinderboeken te bespreken, maar ik weigerde dat, zoals ik ook weigerde homoboeken, lesboboeken, thrillers, kookboeken, tuinboeken en andere voor ‘doelgroepen’ – dat woord alleen al – vervaardigde boeken te bespreken. Het boek was geen tijdverdrijf of hulpverlening, maar universeel en voor iedereen, en anders maar niet.

Een knul die het later bij de televisie helemaal zou gaan maken, vocht mijn beleid op dit punt achter mijn rug om aan omdat hij kinderboeken voor de Volkskrant wilde bespreken. Een aanzienlijk rekkelijker collega dan ik was, bood hem de gelegenheid. Nu presenteert de jeugdige betrokkene een kunstprogramma voor de Avro waar hij over van alles en nog wat babbelt, maar niet over kinderboeken – behalve misschien in de kinderboekenweek, dan een verplicht nummer. Ik heb niet het idee dat zijn ware passie het kinderboek is. Zijn ware passie is het songfestival, zoals jaar in jaar uit blijkt als je hem als 'deskundige' op de televisie in bedrijf ziet.
Het songfestival!
Die commercieel totaal verloederde competitie van creatieve impotentie (met Anouk dit jaar als dwarse uitzondering, dat dan weer wel!).

Zo zie je waar de gangbaar geworden literaire onthouding in Nederland toe leidt.

Ik vond het achteraf jammer dat ik niet naar Nantucket was uitgezeild.

Gepubliceerd door Willem Kuipers op 24 mei 2013.