TERUG NAAR DE VOORPAGINA
Prijs
De Nederlandse schrijfster Marieke Lucas Rijneveld kreeg voor haar in het Engels vertaalde roman Avond is ongeluk de Engelse Man Booker Prize. Er werd veel aandacht aan besteed. Of dat terecht was, weet ik niet want ik heb het boek niet gelezen, noch in het Nederlands, noch in het Engels. Kennelijk hadden de mediadienaren dat wel gedaan. Anders kan ik al die aandacht niet verklaren. Of zou het alleen de prijs zijn? Dan is zo’n onderscheiding met recht goud waard. Maar als dat zo is, hoeft toch niet in elk stukje vermeld te worden dat het om een prestigieuze prijs ging. Over niet-prestigieuze prijzen – als die er al zijn – pak je toch niet zo uit? Ik denk dat het bijvoeglijke naamwoord prestigieus moet verbloemen dat de meeste mediadienaren tot dan toe niet wisten wat die Booker Prize was. Prestigieus fungeert hier als een waardeoordeel dat een literair waardeoordeel overbodig maakt. Raar, maar wel heel eigentijds. Zogenaamde onafhankelijke media die dansen naar het pijpen van een gigantisch Brits hedgefund-concern als Man dat het zich kan permitteren veel geld in zijn public relations te steken. Mundus vult decipi, zoals ze in de betere Britse kringen al jong leren. Oftewel: de wereld wil bedrogen worden.
3 0 A U G U S T U S
Cicero
Van Cicero wordt nog weleens een observatie geciteerd die je na dik twee eeuwen moeiteloos op deze tijd kunt toepassen, zoals: Het zijn slechte tijden. Kinderen gehoorzamen niet langer hun ouders en iedereen schrijft een boek.
Cicero was een held van mijn oude collega Han van Gessel die in Amsterdam klassieke talen had gestudeerd. Hij werd de eerste chef van een nieuwe boekenbijlage bij de Volkskrant die hij Cicero doopte, naar de bijnaam van deze hoogwaardigheidsbekleder, advocaat, redenaar en – vooral in de Renaissance – bewonderde stilist die eigenlijk Marcus Tullius heette.
‘Cicero’ is vermoedelijk afgeleid van cicer wat ‘grauwe erwt’ of ‘wrat’ betekent.
Elitair?
Zo zou het oordeel nu kunnen luiden omdat tegenwoordig meer mensen iets van voetbal denken te weten dan van de Oudheid.
Ook bij hedendaagse gymnasiasten hoef je voor vragen over die tijd niet meer aan te kloppen. Misschien horen ze nog wel van Cicero, maar hem lezen hoeft niet meer.
Het typeert de ongelooflijke snelheid waarmee de klassieke beschaving uit het collectieve bewustzijn is verdwenen om ruimte te maken voor allerlei media-ongein die ook de sfeer van een spel als De Slimste Mens bepaalt. Alleen Maarten van Rossem lijkt soms zijn bekomst te hebben van de domme vragen en antwoorden, maar hij doet – als jurylid – zelf aan deze vertoning mee.
Gelukkig zien de oudere Bekende Nederlanders in dit veel bekeken programma de humor er van in. Echt Nederlands, kennis of kunst hoe je niet serieus te nemen, lachen, man….
Ik ben benieuwd wat er gebeurt als Baudet straks nipt de verkiezingen van Mark Rutte wint. Geeft hij dan de grote Cicero als een soort Messi zijn plaats in het openbare leven terug? Ha, ha, ha.
Baudet is een politieke huichelaar die Cicero in het oude Rome te vuur en te zwaard zou hebben bestreden. Wat weet ú van deze wrat?
2 8 A U G U S T U S
Lezen als taboe
De stukjes op wiewiewie worden gelezen. Kritisch. Soms te. Niks bijzonders. Ik ben eraan gewend. Sinds ik in 1958 met het schrijven in een krant begon, weet ik dat lezers niet altijd even complimenteus terugschrijven. Maar de toon van de reacties verandert. Ze kunnen tegenwoordig zo maar buitengewoon onvriendelijk zijn. Alsof ik zo’n lezer iets vreselijks heb aangedaan en er teruggeslagen moet worden.
Meestal pikt zo’n boze gast een detail uit wat ik geschreven heb en gaat ermee aan de haal. Aan de strekking, aan mijn intenties, aan de sfeer die ik heb geprobeerd te scheppen komt hij niet toe. Hij – of zij, vrouwen zijn vaak nog erger – geeft je het gevoel dat je zo’n stukje vergeefs hebt geschreven. Dat je het niet had mógen schrijven.
De eigentijdse vorm van dit verschijnsel was mij niet onbekend. Ik kreeg ermee te maken toen ik op Facebook zat. Ik dacht dat zulke onbeschoftheid dit medium eigen was. Voor mij reden om met Facebook op te houden. Hoe plezierig is het om niet te worden begrepen, te worden beschuldigd en met stront te worden overgoten?
Dezelfde agressiviteit sluipt nu ook wiewiewie binnen. Waarom?
Ik denk dat de moderne communicatiemiddelen het begrip communicatie ingrijpend aan het veranderen zijn. Het is niet langer een zender die een bericht stuurt aan een ontvanger die op zijn beurt een bericht kan terugsturen. Nee, een ontvanger gaat niet inhoudelijk op de verzonden mededeling in, maar ziet er een aanleiding in om zijn gram te halen. Zonder aanzien des persoons.
Het lijkt me dat je dit gedrag met iets groters kunt verbinden, individuen die zich kritiekloos in groepen verzamelen als leden van een primitieve volksstam uit voorhistorische tijden. Allerlei tekenen wijzen op deze tribale ontwikkeling: de tatoeages, de afgoden en het geweld – tractoren, messen, pistolen – dat de groep zich ten aanzien van anderen mag permitteren.
Het zet onze Europese beschaving onder druk. In mijn opvatting was die op de enkeling gericht, op het individu, op de méns. De Tweede Wereldoorlog had dat idee al ernstig ondergraven en ook het christendom viel door de mand, maar er is niets beters voor in de plaats gekomen. We lijken van God los, maar dat is slechts schijn. Een andere macht heeft zijn plaats ingenomen, de technologie, een onbegrepen opperwezen dat iedereen belooft wat hij wil: macht.
De technologie lijkt de gebruikers die macht te bieden, maar de meer ontwikkelde deelnemers die je hoort, weten wel beter. Niks macht en dat wekt frustratie. Vooral bij degenen die denken dat deze god hen ver boven anderen verheft, zoals ze op hun sociale media laten zien.
Maar wanneer zelfs dát niet werkt, wat dan?
Dan zoek je je toevlucht tot een groep om zo je voze spierballen te tonen. Niet alleen Zuckerberg en de zijnen weten dat, ook de populisten in de politiek.
Het woord sociaal is in de mediacultuur van karakter veranderd. Het heeft anti-Europese, Amerikaanse trekken aangenomen. Intrinsieke waarden, in de kunst bijvoorbeeld, tellen niet meer. Ze moeten wijken voor sociale waarden. Een boek moet een bestseller zijn. Een museum moet duizenden mensen trekken. Alleen de markt bepaalt nog maar de waarde.
Onder Amerikaanse invloed hebben de sociale wetenschappen andere disciplines aan de universiteiten, zoals letteren, kunstgeschiedenis en filosofie, tot een niche gereduceerd. Iets voor gekken of liefhebbers. Het woord – kern van onze geestelijke ontwikkeling – heeft daardoor schrikbarend aan belang moeten inboeten. Het lezen als kenmethode, als een manier om de wereld in de meest brede zin van het woord te doorgronden is taboe geworden – een woord dat niet voor niets verwijst naar een tribale cultuur. Lezen is een gevaar of zonde.
Heel raar, want nooit eerder in de geschiedenis is er per hoofd van de bevolking zoveel schriftelijk van gedachten gewisseld als nu. Je zou zeggen, dan wordt er ook heel veel meer gelezen. Maar dat is niet mijn ervaring. Mijn ervaring is dat gebruikers van digitale media niemand anders dan zichzelf of hun soortgenoten lezen en dat roept vragen op over het soort communicatie waarmee iedereen in deze tijd aan zijn lustgevoelens, superioriteitsverlangen en recht op een eigen mening tegemoet komt.
De technologie van de sociale media heeft grote groepen wereldwijd tot slaaf gemaakt. En de slavendrijvers zetten ze, al dan niet bewust, tegen elkaar op.
1 5 A U G U S T U S
Corona
Heel dichtbij een tweede geval van Corona. Geen oudje, geen kwetsbaar mens, maar weer een jonge vrouw die zo nodig moest uitvliegen naar verre kusten.
Waarom blijven zulke mensen niet een tijdje thuis en in huis. Is het zo moeilijk je ongebreidelde reislust te beperken? Niet uit te houden, man, ik word er gek van.
Mijn rustige buurt wordt al weken in beslag genomen door jongeren die zich vervelen. Het lijkt bijna een pleonasme, jongeren die zich vervelen. Alle pubers vervelen zich, maar ze doen het niet allemaal groepsgewijs op straat met brommers, messen en ja tegenwoordig ook pistolen.
De pubers die ik ken maken muziek, lezen, gamen, sporten, dromen wat voor zich uit of praten met vrienden en vriendinnen. Mogelijkheden te over.
Ik heb het gevoel dat de lamlendigheid van de pubers in mijn buurt mede veroorzaakt wordt doordat niemand iets van ze vraagt. In elk geval hun ouders niet. Die zijn, vrees ik, net zo en laten het toezicht maar al te graag aan anderen over. Ga d’r maar aan staan.
Nu de scholen weer beginnen, betrap ik me op de gedachte dat er gelukkig zulke opvoedingsinstellingen zijn. Ze dienen er vooral toe om de jeugd van de straat te houden. Maar die kennisoverdracht dan…?
1 5 AU G U S T U S
Bekende Nederlanders
Het is komkommertijd, en héél warm, maar toch… Zijn de Bekende Nederlanders op? Avond in avond uit zie je dezelfde koppen op de tv en zelfs in de kranten kom je ze meer en meer tegen. Dat is nu misschien nog wel te verdragen, maar hoe moet het verder als na corona en de hitte alles weer normaal wordt? Zijn er dan voldoende Bekende Nederlanders? Het ergste wat onze media kan overkomen is dat ze tegen die tijd aan de vraag niet kunnen voldoen. Nu al zie ik pogingen om nóg onbenulliger lieden zo’n status te geven.
9 A U G U S T U S
Vraagteken (1)
Je kunt tegenwoordig de kranten niet meer opslaan of je staat oog in oog met het vraagteken. Mooi, ik hou van vragen. De mensheid stelt ze al eeuwen. Maar wij hebben er inmiddels leergeld mee betaald. Het blijkt een ingewikkeld dingetje dat vraagteken. Nu eens zegt het niets, dan weer blijkt het pijnlijke zaken te verhullen, zoals wanneer je huisgenoot vraagt waaróm je iets niet gedaan hebt. Waarom heb jij de douche vanmorgen niet drooggemaakt? Het is dan niet de bedoeling dat je argumenten aandraagt voor je gedrag, nee, je moet door je knieën, schuld bekennen, je verontschuldigingen aanbieden en beloven dat je voortaan altijd de douche zult droogmaken. Als de kranten – zoals vandaag weer de Volkskrant – mij op de voorpagina al het vraagteken geven, borrelen zulke gevoelens onmiddellijk bij mij op en staat één ding vast: ik ga zo’n stuk niet lezen. Als beginnende journalist leerde ik dat je in een kop nooit een vraagteken moet gebruiken. Het werd een wet. Nu zal sociologisch, psychologisch, juridisch, economisch, huishoudelijk en neurologisch onderzoek wel hebben aangetoond dat het vraagteken de lezer prikkelt te gaan lezen, maar ik geloof er niets van. Probeer het maar eens, en kijk wat zo’n stuk je oplevert. Vergeet daarbij niet dat het vraagteken er niet door de auteur boven is gezet, maar door een bureau-employé die het stuk had moeten lezen voordat hij tot het formuleren van de kop overging. Deed hij dat? Nee. Hij heeft het stuk alleen maar op goed bekkende zinnetjes doorgevlooid om snel koppen en tussenkoppen te kunnen maken. Fouten heeft hij daardoor over het hoofd gezien. Het zij zo. Maar de dienstdoende bureau-employé begaat een doodzonde als hij in opperste luiheid besluit om van de laatste zin de kop te maken. De laatste zin! Daar heeft de schrijver heel zijn ziel en zaligheid in gelegd. Het is de uitsmijter die zijn artikel draagt. Het moet voor hem zijn alsof iemand de clou van zijn verhaal weggeeft voordat hij het helemaal heeft kunnen vertellen.
3 A U G U S T U S
Derde Wereldoorlog
Hoe eenzijdig we door radio en televisie worden ingelicht, bleek me gisteren weer eens toen ik een stukje van Caroline de Gruyter in de NRC over het conflict tussen Griekenland en Turkije las. Ik had er iets over gehoord, maar dat het zó ernstig was, wist ik niet. Volgens De Gruyter was een derde wereldoorlog nabij. Ze vergeleek het geschil met de botsing tussen Amerika en de Sovjet-Unie in 1962 bij de Varkensbaai. Ik had al die dagen naar OP1 gekeken, maar geen woord over een derde wereldoorlog. Als in zulke talkshows de wereldpolitiek al eens langskomt, betreft het meestentijds Amerika. De blik is eenzijdig westwaarts gericht. Het oosten is een blinde vlek. Niettemin houden kijkers – en de makers zélf – zo’n uitzending voor een nieuwsprogramma, al gaat het tot vervelens nergens over, of over wat we al lang weten of – nog erger – niet hóeven te weten, het geneuzel van de bekende televisiekletsmeiers. Het is een gotspe zulke uitzendingen journalistiek te noemen. De onderwerpen zijn niet journalistiek en de jolige gespreksleiders zijn – op een enkele uitzondering na – geen journalist, al denken ze zelf van wel – en helpen hun collega’s bij de kranten ze graag om dat te blijven denken. Nee, dan een journalist als Caroline de Gruyter die mij overtuigend uitlegde hoe dichtbij – bij wijze van spreken in onze achtertuin – een wereldoorlog had kunnen ontbranden. Het zou leiders in Rusland, Turkije, China, Israël, Iran en Amerika op dit moment goed uitkomen. Maar terwijl men op de vaderlandse televisie gezellig over mondkapjes babbelde, wist Angela Merkel het gevaar op het nippertje te voorkomen. ‘Wat zou het leuk zijn,’ schrijft De Gruyter, ‘als hier in Nederland enige aandacht voor was. Desnoods tussen twee talkshows over aerosolen door.’
2 A U G U S T U S