Logboek

 

Terug naar de voorpagina

 

Boeken lezen

Er is weer veel gedoe over lezen. Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren niet meer lezen. En ouderen dan? Ik moet altijd weer lachen als ik zulke berichten lees. Waar heb je het over? Lezen doet ieder mens, ook, of juist vandaag de dag, jong en oud, je moet wel, al is het maar om de berichtgeving op je smartphone te kunnen volgen. Maar over zulk lezen gaat het het niet. Het gaat over het lezen van boeken en, oei, dat is even slikken. Leesbevorderaars, uitgevers, docenten. columnisten en boekverkopers slaan alarm. Niet zo gek want ze verdienen er hun boterham mee. Zelf vind ik dit – hoewel ik vanaf mijn zesde jaar om de twee dagen wel een boek lees – flauwekul. Interessanter wordt het lezen als het om literatuur gaat. Ja, literatuur. Weet iemand nog wat dat is? Nee, want dat hebben we nooit geweten. Ik weet het wél, maar ik spreek heel nadrukkelijk namens mezelf. Literatuur noem ik die uitzonderlijke teksten, voor mij uitzonderlijk, die je in boeken kunt vinden, vooral als het verhalen, romans, gedichten of toneelstukken betreft. Waarom uitzonderlijk?  Omdat zulke teksten mij schenken wat geen enkel ander medium mij kan geven. Literatuur geeft me op vleugels van het gevoel, en met de wiekslag van de ratio, toegang tot een wereld die ik niet ken – en ook nooit zal leren kennen – en mij toegang verschaft tot de ziel, de gevoelens en gedachten van levende wezens – ja, ook dieren – die je in de werkelijkheid van alle dag iets tonen wat niemand, nee, echt niemand, je daarbuiten kan geven. Dan verandert een waarheid die voor jou geldt in de waarheid. Sommige mensen hebben daar meer behoefte aan dan andere. 
1 5  S E P T E M B E R

 

Moed

In de Haut-Marne was het zo stil dat ik vreesde alleen op de wereld te zijn. Sans famille.. Een weids, groen en glooiend  landschap  strekte zich voor me uit zo ver het oog reikte. ’s Avonds om klokslag elf  uur ging de straatverlichting licht uit. Je zag geen hand voor ogen meer. Er was alleen nog het uitspansel bezaaid met myriaden sterren. De boeren in de omgeving droomden dan al uren van een nieuwe tractor. Bij terugkeer in Amsterdam overvielen me meer dan in andere jaren de hectiek, de onrust en het gedrag van mijn medemens in de openbare ruimte. Waren het allemaal viruswappies geworden? Die instelling bleken ook de middelbare scholieren in mijn straat zich te hebben eigengemaakt. Het is altijd weer wennen aan een nieuwe generatie, maar het gerook, het gejoel en het zinloos heen en weer scheuren met vervuilende brommers leken me erger dan ooit. Zo hinderlijk had ik het niet eerder ondervonden. Glijden we af? Wordt een nietsontziend onbeschofte levenshouding zelfs onder onze spes patriae gewoon? Van enige regulering geen spoor. Slechts een enkele conciërge durft de jeugd nog een halt toe te roepen. Moed is een schaars goed geworden in het Nederland van Mark Rutte en zijn laissez-faire.
7  S E P T E M B E R

 

 

Zonnig

Hitte, droogte en stijgende kosten van levensonderhoud vieren deze zomer hoogtij. Wat doe je eraan? Hoe blijf je fris, hoe les je je dorst, waar haal je het geld vandaan? In mijn herinnering was de zomer in Nederland altijd zonnig, maar vooral ook zorgeloos. En nu? Je kunt nu maar het beste je kop in het zand steken.
11  A U G U S T U S 

 

Hakenkruis

In Stroe op de Veluwe was aan een viaduct een hakenkruisvlag opgehangen. Geintje? Een gek? Rechtsextremisten? Viruswappies? Ik mag hopen dat met deze vlag niet een waarheid aan het licht is gekomen die de radicaliserende boeren met hun blauw-wit-rood tot nog toe verborgen wisten te houden. Een hakenkruis! Hoe bont kun je het maken.
8  A U G U S T U S

 

Voxpopjes

Op de televisie zag ik hoe willekeurige voorbijgangers een microfoon onder de neus gedrukt gekregen. Wisten ze waar die  omgekeerde vlag voor was. Nou, voor de boeren, hè, die was groot onrecht aangedaan. Het kabinet had er een puinhoop van gemaakt.Verrassende vox populi – stem des volks – was het antwoord van een forse man, met naast zich zijn tengere gade, die zei: ‘Dat is toch voor de Oekraïne’. ‘Welnee, joh,’ verbeterde zijn vrouw, ‘dat is voor de de stikstof.’
6  A U G U S T U S

 

Taalfouten

Taalfouten zijn van alle tijden. In de kranten, ook de goeie, kom je ze dagelijks tegen. Waarom? Is er niemand meer die stukken van te voren nakijkt en verbetert? Opvallende nieuweling is voor mij het gebruik van de lidwoorden ‘de’ en ‘het’. Voor buitenlanders die Nederlands leren is dat heel lastig. Maar voor journalisten die meestal een universitaire opleiding hebben  gevolgd, moet het toch niet zo moeilijk zijn? Maar nee, dan lees je ‘het’ katheder waar het ‘de’ moet zijn. Of ‘het’ lijfeigenschap waar we al eeuwen ‘de’ schrijven. Of ‘de’ alias en niet ‘het’ alias. Of ‘de’ gemenebest waar je ‘het’ moet zeggen. Of ‘de’ kluwen waar je beter ‘het’ kunt gebruiken. Ook de betrekkelijke vragende voornaamwoorden ‘wiens’ en ‘wier’ zijn een bron van verwarring. ‘Wiens’ hoort bij mannelijke woorden, ‘wier’ bij vrouwelijke of het meervoud van zowel mannelijke als vrouwelijke woorden. Omdat in de kranten het beroep van een vrouw niet vrouwelijk meer mag zijn, een schrijfster is een schrijver geworden, maar vrouwen die om het hardst op een fiets rijden zijn nog steeds ‘rensters’ en vrouwelijke boeren heten in de NRC en de Volkskrant nog steeds boerinnen, kun je zomaar de bizarre constructie tegenkomen dat een vrouwelijke schrijver – een schrijfster – een ‘wiens’ toebedeeld krijgt terwijl het ‘wier’ moet zijn. Als je geen verstand van taalregels hebt, of ze je niet interesseren, zou ik zeggen, blijf er dan van af. Of volg een paar lessen Nederlands. Je vraag je af waar al dit geknoei vandaan komt? Ik denk dat juist universitair (‘hoogopgeleide’) scribenten er een potje van maken. Is taal voor hen zo onbelangrijk geworden? Nee, de voedingsbodem is geërodeerd. Men kent de poëzie, de sprookjes, de verhalen en de romans in het Nederlands niet meer – bronnen van taal die je de meest ongewone woorden en hun betekenis bijbrengen. Bovendien hebben zij – en met hen het minder gestudeerde deel van de bevolking – hun moedertaal afgezworen en voor het Engels gekozen, oké, maar ook in die taal zou je je preciezer, vollediger en welluidender kunnen uitdrukken als je de sonnetten van Shakespeare hebt gelezen, of Gulliver’s Travels, of Alice in Wonderland, of Under Milkwood en natuurlijk het werk van Samuel Beckett. 
1 A U G U S T U S

 

 

Een nieuw fascisme

Nu de krankzinnige Trump zich in het openbaar voor de opstandige boeren in Nederland heeft uitgesproken – net als mevrouw Le Pen in Frankrijk – moeten we accepteren dat het populisme openlijk de trekken van een wereldwijde fascistische beweging heeft aangenomen. De westerse democratische rechtsstaat staat onder druk. We weten het, maar wat doen we, of liever gezegd: wat kunnen we doen? Europa sterker maken en omzien naar bondgenoten? Waar vind je die? Als je om je heen kijkt, zie je overal autoritaire regimes, of iets wat er de trekken van vertoont, zelfs in Europa. Ik heb lang gedacht dat we na de Tweede Wereldoorlog klaar waren met het fascisme, zo lang er niet een politicus zou opstaan die het latente gezagsondermijnende onbehagen wist te bundelen. Die is er nu, Donald Trump. Het is te hopen dat men hem in Amerika voor zijn poging tot een staatsgreep opsluit. Misschien dat ook de boeren van de Farmers Defence Force dan doorkrijgen dat men zich in een democratische rechtsstaat te weer stelt tegen het fascisme dat altijd – weten we – op vernietiging uit is.
2 5  J U L I 

 

De boer op

Op zo’n mooie zomerdag als ons gisteren te beurt viel, rijden wij graag naar de Betuwe, naar het landgoed Mariënwaerdt, de Linge en de monumentale Appeldijk. Hier woont de fruitboer die ons al jaren de sappigste kersen, de zachtste frambozen, de zoetste aardbeien en de lekkerste pruimen levert. Dit jaar hingen overal de vlaggen uit. Wat een feest. Maar alle lust dreigde ons te vergaan toen we zagen dat op de boerenerven niet het vertrouwde roodwitblauw wapperde, maar het blauwwitrood van de fascisten (zie het stukje hieronder). Als de vlag er bij onze fruitboer zo bijhangt, zeiden we tegen elkaar, dan willen we niets meer met hem te maken hebben, maar bij hem hing de vlag niet uit, een goede boer dus, dacht ik, en ik herinnerde me de fietstocht die ik in 1944 met mijn vader vanuit Utrecht naar Tull en ’t Waal had gemaakt om daar voor ons hongerende gezin en onze hongerende buren etenswaar te halen. Ik schreef erover in mijn roman De Werkplaats. Ik proef vandaag de dag nog het tarwebrood, het spek, de ham, de eieren, de melk en de karnemelk waarmee we zwaarbeladen, moe doch voldaan en niet bedreigd door de Duitse Feldgendarmerie in de schemer huiswaarts keerden.  Die boer – én die hartelijke boerin met haar appelwangetjes – zal ik eeuwig dankbaar zijn en ik begrijp bij God niet waarom hun welvarende afstammelingen zich nu zo nodig als terroristen moeten manifesteren.
1 4   J U L I   

 

Fascisme

Poetin noemt Oekraïners nazi’s. Nazi’s zijn nationaal-socialisten die in de twintigste eeuw half Europa in puin legden en miljoenen mensen hebben vermoord. Velen omdat ze ‘joods’ waren. Poetin weet er alles van. Hij is zelf een nazi. Een nazi is niet hetzelfde als een fascist, maar Poetin is beide. Hij vertegenwoordigt een misdadige ideologie die verdwenen leek, maar nog steeds virulent is, zoals vandaag de dag blijkt uit het gedrag van fascisten in de Tweede Kamer en een deel van de boerenstand die Trump en Poetin openlijk steunen. Wie het nieuws volgt, ziet en leest hoe diep het fascisme in de Nederlandse rechtsstaat is doorgedrongen zoals het toeslagenschandaal en het ‘institutioneel racisme’ ons heeft geleerd. Het fascisme is terug van nooit weggeweest en hun pleitbezorgers dragen het in kranten, op de radio en op de televisie schaamteloos uit. Zulke fascisten zijn nieuws en krijgen daarom alle aandacht in de media. De democratisch ingestelde burger ziet het met lede ogen aan. Vernietiging, moordlust en rechteloosheid lijken een steeds groter deel van de bevolking een ‘nieuw perspectief’ te bieden. Overdreven? Kijk naar de eigentijdse knokploegen met hun trekkers, of de omgekeerde vlaggen die boeren tot symbool van hun verzet tegen de burgerlijke overheid hebben gemaakt, zoals in de jaren dertig de NSB zich de Nederlandse vlag toe-eigende door het roodwitblauw te vervangen door het oranjeblanjebleu. Het fascisme is geen politieke ideologie, het is niet voorbehouden aan bepaalde maatschappelijke groeperingen, het is een mentaliteit, een gevaarlijke mentaliteit die in iedereen kan huizen. Het is een virus dat net als corona telkens weer de kop opsteekt.
1 2   J U L I

 

 

Remco

Het was altijd goed toeven in de nabijheid van Remco Campert. Als hij zich in een gezelschap niet op zijn gemak voelde, kon hij je makkelijk het gevoel geven dat hij jou nodig had, al sprak hij geen woord en rookte hij aan één stuk. Remco was heel verlegen. Pas als hij zich veilig voelde, praatte hij voluit – en geestig – over alles wat in onze zogeheten actualiteit voorbij passeerde. Hij was letterlijk een man van de wereld. Literatuur en vooral de dichtkunst nam hij au serieux, maar óók de politiek die voor hem maar één doel had, een rechtvaardiger samenleving. Toen ik hem bij de Volkskrant leerde kennen, was hij al eeuwen wereldberoemd in Nederland. Beschroomd ervoer ik hoe deze man mij als een vriend bejegende. Kort nadat ik met mijn wekelijkse boekenrubriek ISBN was opgehouden, was hij de eerste die vroeg of het mijn keus was geweest. Of was de rubriek mij afgenomen? Ze hadden me toch niet onrechtvaardig behandeld? Ik leerde hem meer van nabij kennen op het onovertroffen Poetry International in Rotterdam, toen nog een internationaal dichtersfeest onder leiding van Martin Mooij. Daar werd me duidelijker hoe in de populaire schrijver vooral een dichter schuilging, die zich verwonderde over het bestaan, ook het zijne, en daar in woorden gestalte aan wilde geven. Ik leerde in die tijd al zijn gedichten kennen en bewonderde zijn muzikaliteit, zijn humor en zijn oorspronkelijkheid. De dichtkunst was hem heilig. Ze hield hem jong. Tot op hoge leeftijd had hij de vitaliteit van de charmeur die hij ook kon zijn, waardoor hij telkens weer op veel jongere vrouwen, zoals Jessica Durlacher, toen medewerkster van de Volkskrant, indruk wist te maken. In mijn buurt, we woonden op een steenworp afstand van elkaar, zag ik hem verouderen. Dan maakte hij zijn dagelijkse uitstapje naar de sigarenboer. Daar zag ik hem voor het eerst als een bejaarde man met een stok die aan het afdrijven was van het dagelijkse leven dat hem altijd zo had geboeid. Hij heeft het nog lang vol gehouden. De poëzie – en het dagelijks scrabbelen met zijn vrouw Deborah Wolf –  zullen hem daarbij geholpen hebben. Wat mij in Remco Campert aantrok, was een zeldzame mengeling van betrokkenheid bij gebeurtenissen die mij als journalist van belang leken en zijn inspirerende overgave aan de poëzie.
5  J U L I

 

Boeren

Je had melkboeren, groenteboeren, kaasboeren, visboeren, fruitboeren en nog veel meer boeren die je te allen tijde gezonde en verse waar konden leveren. Dat is lang geleden. De boeren die we nu zien rampokken, zijn geen boeren, maar zzp’ers – met een tractor – die op heel verschillende manieren hun brood verdienen. Dekt het woord boer nog wel de lading? Je heb veeboeren die met hun gigantische varkensstallen de natuur verpesten. Je hebt melkveehouders die zich dank zij de melkindustrie voor 40 procent miljonair mogen noemen. Je hebt fruitboeren die hun kersen, appels, peren en aardbeien in plastic verpakken om ze tegen de elementen te beschermen. Je hebt landbouwers die ploegen, zaaien, maaien en misschien ook nog wel dorsen – alles met zware machines. Je hebt de glastuinbouw die met zijn overkill aan bestrijdingsmiddelen het water vergiftigt. En je hebt ecologische boeren die flora en fauna zonder pesticiden, kunstmest of veevoer willen laten gedijen. Je kunt deze plattelandsbewoners niet allemaal over één kam scheren. Maar dat doen we wel. Ook degenen die zich met geweld tegen de overheid keren, heten boeren. Het is een leugen, het is marketing, een verkooppraatje dat de consument in de waan moet brengen dat boeren van belang zijn voor de samenleving en niet dat ze met hun CO2-uitstoot een ramp zijn voor het milieu. Ik denk dat het boerenprotest zoals we dat vandaag de dag zien, niet met boeren te maken heeft, maar met een steeds grotere groep redeloze opstandigen die weigeren welk gezag dan ook te accepteren. Het zijn viruswappies, naamloze losers met hun sociale media, hooligans wier onmacht in de ogen van koning Willem-Alexander, populistische leiders als Wilders en Baudet en bepaalde media om ‘perspectief’ vraagt. Om ‘perspectief’. Jarenlang buitensporig gesubsidieerd en nu zielenpoten die met hun trekkers stad en land in een chaos storten. Zelfs goedwillende boeren lopen zo gevaar ingelijfd te worden bij het groeiende leger dwarsliggers (The Farmers Defence Force) die zich meer verwant voelen met volgelingen van Trump dan met de boeren die onze vaders en moeders op handen droegen. Mij lijken de rapen gaar.
3 0   J U N I

 

Spijkers

In de Volkskrant stond weer eens een heel groot artikel – wat is er toch met die krant? – waarin één man door naamloze ondergeschikten wordt beschuldigd van ongewenst gedrag. Die man is Mai Spijkers die ik al heel lang ken, een zeer capabele uitgever, kijk maar naar zijn fonds – én zijn bankrekening. Dat Spijkers binnenskamers weleens tegen zijn personeel te keer gaat, zoals de beschuldiging luidt, kan ik me voorstellen. Dat valt niet goed te praten, maar wat me in het artikel tegenstaat, is het volstrekte onbegrip voor het feit dat Spijkers een bedrijf leidt, een bedrijf ja. Ik heb de indruk dat jonge mensen die veel te lang op school hebben gezeten, de zogenoemde “hoger opgeleiden”, tegenwoordig nauwelijks nog weten wat dat is. Nou, in mijn ogen is een bedrijf een zelfstandige onderneming die met gebruikmaking van alle beproefde middelen haar cliëntèle hoogwaardige producten levert. Dat vraagt om leiding, om gezag, om liefst één kapitein op het schip. Alleen zo kan zo’n bedrijf op eigen benen staan en zélf bepalen wat er gemaakt moet worden. De verdienste van Mai Spijkers is dat hem dit met Prometheus is gelukt – en lukt, hoop ik. Zijn uitgeverij is altijd zelfstandig gebleven en nooit door een concern opgeslokt. Het geeft Spijkers de armslag om een zo groot mogelijk publiek van boeken, ook “moeilijke”, “elitaire” of “buitenissige” boeken, te voorzien die in een concern geen schijn van kans zouden hebben. Dáár is het geen Mai Spijkers die – met zijn neus voor goed verkopende boeken – zegt wat er wordt uitgegeven, dáár wordt de dienst uitgemaakt door een stel almaar vergaderende managers die met hun regels, protocollen en – tegenwoordig – ook hun algoritmen elk risico uitbannen zodra hún carrière, de bedrijfswinst of de belangen van de aandeelhouders in het geding komen. Zouden de anonieme klagers zich in zo’n concern meer thuis voelen?
2 2  J U N I  

 

Klompen

Ineens zie je ze weer, klompen. Vroeger liepen échte Hollandse jongens erop, in kinderboeken. Zelf heb ik nooit klompen gedragen. Ook mijn leeftijdgenoten niet, voor zover ik weet. De klomp was verzonken kultuurgoed, ook voor mij, totdat ik op een dag een tuin verwierf en meende dat ik daar klompen moest dragen. Dat viel tegen. Je brak je nek op die dingen en ze deden nog pijn ook. Je vraagt je af waarom er nog steeds boeren zijn die op klompen lopen. Zelfs op het platteland kun je tegenwoordig comfortabel schoeisel krijgen. Het zit tussen de oren, denk ik, de klomp maakt de boer tot boer en bovendien: hij lóópt niet. Hij zit, hij zit de godganse dag op een trekker, dat monsterlijk voertuig waarmee hij fietsers op een provinciale weg de stuipen op het lijf jaagt. Als je zo’n boer met die grote doppen op z’n oren voorbij ziet scheuren, weet je één ding zeker: die hoort, ziet en ruikt niets, die heeft schijt aan de natuur. Hij heeft belangrijker dingen aan zijn hoofd, een nieuwe trekker bijvoorbeeld die de bank betaalt op voorwaarde dat hij met nóg meer varkensstallen bos en beemd vervuilt. Moet-ie dat doen? Gelukkig zijn er nog steeds verstandige boeren, zeker, ik ken ze, ook die lopen weleens op klompen, maar hun voornaamste doel is niet om bij te dragen aan de gigantische, winstgevende, grootschalige industrie die landbouw en veeteelt in Nederland dankzij drie (drie!) schatrijke families geworden zijn. Nee, zij zien zichzelf als onderdeel van de natuur en passen hun bedrijf daarbij aan. Voor de fascistoïde voorman van de Farmers Defence Force zijn zij pussy’s (watjes) die er niets van begrijpen. Nee, hij wél. Aan z’n kromme Amerikaans te horen zou hij maar wat graag in de Verenigde Staten gaan boeren. Hij zou zelfs bereid zijn om in naam van Donald Trump het Capitool te bestormen. Liever geweld – en geld! – dan dat gezeik over flora en fauna.
2 0   J U N I

 

Bedreigd

Een paar maal in mijn leven ben ik als journalist bedreigd. Dan had ik iets in de krant geschreven wat een of meer lezers niet zinde. Ik moest dood. Het ergste, herinner ik me, was de keer dat ik een zeer uitgebreide recensie aan De Hunnen van Jan Cremer had gewijd. Ik woonde toen op het platteland, ver buiten Amsterdam. De volgende dag werd ik gebeld door verscheidene mannen die mij één voor één kenbaar maakten dat ze ‘mij wel zouden weten te vinden’. Ik had geen idee wat ze bedoelden, maar dat ze wisten waar mijn vrouw werkte en waar mijn kinderen op school zaten, vond ik griezelig genoeg om de politie in te schakelen. Die nam de bedreiging serieus en gaf me een telefoonnummer dat ik moest bellen zodra ik onraad bespeurde. Er gebeurde niets, maar de angst van mijn vrouw – om mij, maar vooral ook om onze kinderen die nog klein waren – is mij altijd gebleven, evenals mijn eigen woede om deze laffe intimidatie. Wat gaf deze anonieme stiekemerds het recht? En waarom? Om de bespreking van een boek, weliswaar een boek van Jan Cremer dat ik goed vond, maar toch een bespréking. Even overwoog ik om mét de politie de daders op te sporen, maar ik had geen flauwe notie waar te beginnen. Was de recensie extreem rechtse oorlogsveteranen in het verkeerde keelgat geschoten? Waren oud-CPN’ers heel erg boos geworden om die Cremer? Of hadden onbekenden het op mij persoonlijk voorzien of op de toen nog heel linkse Volkskrant? Maar wat hadden mijn vrouw en kinderen daarmee te maken? Ik moest eraan denken toen ik op de televisie zag hoe boeren van Voll Gass, een soort Farmers Defence Force, Christianne van der Wal thuis belaagden. De minister pareerde de aanval in alle rust en de heikneuters dropen af. Christianne van der Wal liet zien dat ze met vrucht een “didactische opleiding met HBO-bevoegdheid” had gevolgd.
1 3  M E I 2002   

 

Voetbalvrouwen

Je kan geen stuk in de krant lezen of het gaat over de verhouding tussen mannen en vrouwen. Te weinig vrouwen hier, te weinig vrouwen daar… Ik vroeg me af of het zou helpen als in het Nederlands voetbalelftal vrouwen gaan spelen, zeker nu zij het zo goed doen. Zou een mengeling van mannen en vrouwen, net als bij het korfbal, de verloederde voetbalcultuur niet veranderen? Weg macho-gedrag, weg hooligans, weg mannelijke superioriteit… UEFA, FIFA, KNVB, denk er eens over na…
9  J U N I

 


 

Moord en doodslag

In OekraIne sterven nog elke dag honderden mannen, vrouwen en kinderen. Hoeveel het er zijn weten we niet. Alleen als het om militairen gaat, hoor je soms aantallen  Deze soldaten, heet het dan, zijn gesneuveld. Gesneuveld? Het lijkt me niet het juiste woord. In Oekraïne sterven dagelijks duizenden mannen niet als soldaat, maar als méns. Ze sneuvelen niet, ze worden vermoord. Dat is – juridisch – zoveel duidelijker. ‘Gesneuveld’ kun je met een beetje goede wil nog uitleggen als het gevolg van een noodzakelijk kwaad. Niets aan te doen. Die dingen gebeuren nu eenmaal. Het is oorlog. Maar het kwaad van een oorlog is allerminst noodzakelijk. Het is een kwaad dat door niets te rechtvaardigen valt. Laten we daarom al die doden niet gesneuveld noemen, maar vermoord, met voorbedachten rade vermoord. Deze mannen zijn geen naamloze verzameling, ze zijn geen optelsom. Het zijn allemaal, stuk voor stuk, mannen, jongens vaak nog, die een vader, een moeder, kinderen, familie, een vriend of een vriendin hadden, individuen die voor hun dierbaren uniek waren, bijzonder, de enige….     
2 3  M E I

 

Tweede Kamer

De Tweede Kamer, ons parlement waar wetten worden gemaakt en de regering wordt gecontroleerd, begint steeds meer op een schoolklas te lijken die zich ten doel heeft gesteld de meester (Mark Rutte) of de juffrouw (Sigrid Kaag) te pesten.  Met steun van de zogenoemde parlementaire pers lukt dat wonderwel. Zo kan de telefoon van de minister-president in de loop van uren vergaderen – vraag eens wat dat kost –  uitdijen tot een bedrijfspand vol boosaardigheid. Intussen blijft ons onthouden waar het regeren van een land over gaat. Elke meedenkende burger kan moeiteloos een paar hoofdzaken opnoemen, maar nee, de Kamer verliest zich het liefst – met het oog op ‘draagvlak’ – in de meest  onbenullige bijzaken. De vergelijking met een schoolklas is misschien nog te veel eer. Het is eerder een Poolse Landdag, een verzameling ‘splinters’ die met voorkeursstemmen van idioten op sociale media tot stand is gekomen. Het is een volksvergadering die elke vorm van democratisch bestuur tart. Het is de leegte van een teveel aan onbenul.
2 2  M E I

 

Witteman

Misschien is het goed dat Paul Witteman ermee ophoudt. Je zag hem zienderogen verouderen. Het zou jammer zijn als met hem ook zijn programma verdwijnt. Naar Podium Witteman kijk ik uit, elke week. Met de bijzondere bijdragen van Mike Boddé, Floris Kortie en Fuse is het programma een opwindende staalkaart van oude en nieuwe, westerse en niet-westerse muziekstijlen die door talent van alle leeftijden – van piepjong tot stokoud – vakkundig ten gehore worden gebracht. Witteman praatte de onderdelen met een uitgesproken voorkeur aan elkaar (Bach!), maar kon niet verhelen dat hij gaandeweg meer en meer schik kreeg in de soms spectaculaire verrassingen die het aanbod ook voor hem in petto had. Juist die verrassingen maakten duidelijk hoe ontoereikend en achterhaald een klakkeloos gebruikt begrip als ‘klassieke muziek’ is. Het beperkt deze muziek tot een genre – voor de usual suspects – maar ze is zoveel meer. Ze is vóór alles muziek, muziek die zich met allerlei vormen van serieus musiceren verbindt. Ze is een onuitputtelijke bron van inspiratie. Podium Witteman moet blijven.
7 M E I

Schiphol

Twee, drie keer per jaar op vakantie is tegenwoordig heel gewoon. Het is een récht. Mijn ouders moesten het doen met twee weken per jaar. Het was een gunst. Tevreden bleven ze thuis. Wij, hun kinderen, mochten al wat meer. Goedgemutst fietsten wij ’s zomers op onze mieterse karretjes naar de Wadden om daar in een lekke tent te kamperen of we liftten helemaal naar het mondaine Parijs. Wat een avontuur! Nu vliegt iedereen voor veel geld – én aanzienlijke milieuschade – naar  hippe oorden als Ibiza, Bali en Aruba…  Ze hebben vakantie, ze voelen zich vrij, maar vakantie is allang geen vrijheid meer, laat staan avontuur, vakantie móet. Het is een product dat je consumeert als alle andere producten. Als reis en verblijf maar niet onder doen voor de eisen die je thuis stelt. Met liefst een vleugje verdunde exotiek. Oók als het milieu om terughoudendheid vraagt, óók als het oorlog is, op reis, naar Schiphol en vliegen maar. Het maakt de consument niet uit dat hij met honderdduizenden is. Dat er te veel mensen tegelijkertijd op dezelfde plaats zijn. De ouderwetse vakantieganger griezelt ervan, de veeleisende consument niet. Die staat – in een overvolle vertrekhal – op zijn recht. Een gedomesticeerde avonturier, nooit alleen. Onbegrijpelijk, dit kuddegedrag. Hoofdschuddend pak ik mijn fiets en rij naar de Oeverlanden langs de Nieuwe Meer bij Schiphol en hoor – als het gebulder van de vakantievluchten even stilvalt – de muzikale capriolen van de nachtegaal… Mijn dag kan niet meer stuk.
1 M E I



 

Johan

Zijn alle mannen zo? Het is goed dat Johan Derksen een beschaafd deel van de Nederlandse bevolking heeft laten zien dat er zulke mannen zijn. Ik ken ze. Van mijn jeugd in een Utrechtse volksbuurt, van mijn diensttijd, soms prima kerels overigens, van de voetbalclub, idem dito, van mijn samenwerking met drukkers, zetters en journalisten, ook zeer idem dito, en van mijn bezoekjes aan de Wallen waar mijn jongste zoon een paar jaar als student heeft gewoond, maar om nu te zeggen dat alle mannen zijn zoals Johan Derksen, nee. Vulgair gedrag was voor mij en mijn vrienden een curieuze, haast exotische uitzondering. Dat is het nu niet meer. Tegenwoordig zie je het in alle huiskamers. De honderdduizenden kijkers die zich met zulk vermaak onledig houden, zouden zich eens moeten realiseren hoezeer ze bijdragen aan de verloedering van onze beschaving. En iedereen doet mee. Mannen, vrouwen, leraren, gezagsdragers en vooral onze volksvertegenwoordigers…  Ik wil maar zeggen: het kwaad zit dieper dan de duizendurenkaars van Johan Derksen.
2 9  A P R I L 

Jacht

Op de radio hoorde ik een presentator zeggen dat de jacht op D66 en Sigrid Kaag was geopend. Een jacht werd het. Mijn God, wat een hijgerigheid toen al  die verslaggevers samen en in vereniging Sigrid Kaag op haar persconferentie te lijf gingen. Boeten zou ze. Door het stof gaan, nee, diep door het stof gaan. Iemand die kennis van een seksuele relatie tussen twee partijleden onder de pet had gehouden, verdiende het te worden gestraft. Hard gestraft. Weg ermee. Het was prijsschieten voor de media. De Volkskrant en De Telegraaf  voorop – bien étonnés de se trouver ensemble. Waren er intussen ook nog belangrijker dingen uit Den Haag te melden? Nee, alles draaide om de ‘veiligheid’ bij D66, wat dat ook mocht betekenen. Is die vrijheid trouwens de verantwoordelijkheid van een partijleider die als minister van financiën ook nog wel iets anders aan haar hoofd heeft? Waar gaat het om? Ondanks alle ophef en hysterie weten we nog steeds niet meer dan dat een buitenechtelijke verhouding tussen twee partijleden uit de hand gelopen was. De man wilde nog doorgaan, maar de vrouw had er een punt achter gezet. Hij bleef haar lastig vallen. De vrouw had er werk van gemaakt, maar voelde zich niet gehoord. Door de Volkskrant wél. Die krant vond dat ‘het slachtoffer’ ondraaglijk leed was aangedaan. Ondraaglijk leed? Hoe erg was het? Zolang iedereen de ander napraat en er van louter anonieme bronnen sprake is, kan geen buitenstaander deze ‘misstand’ beoordelen. Nee, laat dat maar aan de media over. De beschuldigingen waren niet van de lucht. De jacht was geopend. Wie volgt?
2 2A P R I L 2022

 

D66

De Volkskrant wijdde aan de vooravond van het ooit zo bevrijdende Paasfeest – de Heer is waarlijk opgestaan – vele pagina’s aan een  affaire in de politieke partij D66. Volgens de krant was er  sprake geweest van ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’. Iemand had zich misdragen. Ik las al die pagina’s, maar raakte allerminst overtuigd. Ik begreep ook niet goed welke doodzonde de betrokkene en D66 hadden begaan. Niettemin was de beschuldigende toon onmiskenbaar. Partijleider Sigrid Kaag werd zelfs verweten de doofpot te hebben gehanteerd, hoewel zij zeven jaar geleden – toen een anonieme vrouw in dienst van D66 door een adviseur van die partij zou zijn lastig gevallen – helemaal nog geen partijleider was. Goed, dat was de Volkskrant die ooit rooms-katholiek en daarna sociaaldemocratisch was, maar tegenwoordig voorop loopt om de van Amerikaanse universiteiten overgewaaide wokeness onder haar Nederlandse lezers te verspreiden. Hoe fout D66 was geweest – en is – werd daarna al snel een algemeen aanvaarde en onweerlegbare waarheid toen het NOS-journaal, Radio 1 en alle andere media D66 en Sigrid Kaag aan de schandpaal nagelden. Ze deden er zelfs nog een schepje bovenop. Misschien omdat ze zelf geen onderzoek hadden gedaan. Het gedrag van één man werd opgeblazen tot een wereldschokkende gebeurtenis. De Volkskrant ruimde er zelfs de hele voorpagina voor in. Nieuwe noodlotstijdingen uit Kiev moesten maar even wachten. Ik denk dat het voor Sigrid Kaag – die als minister van financiën nogal wat werk te verzetten heeft – niet zal meevallen zo’n hype – of hetze – het hoofd te bieden. Kan ze dat wél, en kan ze ook de wokeness van een paar opgewonden standjes in haar partij binnen de perken houden, dan mag ze zich straks met recht de nieuwe minister-president van álle Nederlanders noemen. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen… Zalig Pasen.
1 8  A P R I L

 

Psjoon

Het lijdensverhaal van Christus is definitief music for the millions geworden. Jesus Christ Superstar kenden we al, maar in Nederland hebben we nu ook The Passion. Wat een vertoning, ook dit jaar weer – maar dit keer zonder de muziek van Marco Borsato. Die had gezondigd. The Passion is Engels, maar wij kennen het lijdensverhaal als passie, een vertaling van het Duitse Passion. Duits is een onbekende taal voor onze mediadienaren. Zij maken er daarom – zelfs op Radio 4 – de psjoon van. De psjoon – het  zal sommige luisteraars en kijkers als blasfemie in de oren klinken. Het maakt een erg ongeïnteresseerde indruk. Gelukkig ging het in een mooie uitzending van Paul Witteman gewoon over de passie, de Mattheus-passie, zoals wij deze huiveringwekkend prachtige muziek in Nederland al honderd jaar noemen, welk evangelie er ook aan ten grondslag ligt, want ja, behalve het Mattheusevangelie hebben we ook nog een Johannes-, Lucas- en Marcusevangelie, dus verscheidene passies, sorry, psjoons….
1 6  A P R I L

 

Vertrouweling van Rutte

Als ik lees dat een ‘vertrouweling van Rutte’ moet bevorderen dat Russisch geld in Nederland niet langer de Russische oorlogsmachinerie ten goede mag komen, denk ik dat er in het Kremlin iemand zich een ongeluk zou lachen als hij lachen kon, Vladimir Poetin. We kennen die ‘vertrouwelingen van Rutte’. Er was er een die ons wijsmaakte dat hij Poetin in zijn datsja had gesproken. Voor hem bleek die engerd een toffe peer te zijn. Dat ging er zelfs bij Rutte niet in. De fantast Halbe Zijlstra moest weg. Hij was niet de eerste vertrouweling van Rutte die op een wat ongelukkige wijze de aftocht moest blazen. Ze zijn inmiddels een omvangrijk gezelschap, van Ivo Opstelten, Fred Teeven, Eric Wiebes, Rita Verdonk en Ankie Broekers-Knol tot Cora van Nieuwenhuizen, Jeanine Hennis-Plasschaert, Melanie Schultz van Haegen en Barbara Visser, om er maar een paar te noemen. Sophie Hermans staat al in de wacht. Maar hoe smadelijk ook het politieke einde van deze VVD’ers was, ze bléven van de partij. Zoals nu weer de brekebeen Stef Blok. Vertrouweling, ja, maar in zijn lange loopbaan heeft deze wereldvreemde bureaucraat – althans voor ons zichtbaar – nooit iets van belang tot stand gebracht. Ik denk dat vergaderen, afschuiven en delegeren hem nog het beste afgaan. Moet uitgerekend deze man dan Poetin en zijn oligarchen het vuur na aan de schenen leggen? Krijgen zij van hem te horen dat het genoeg is geweest. Dat ze genoeg gestolen, verkracht, kapotgemaakt en vermoord hebben. Nu? Morgen? Overmorgen? Ik ben bang dat de sancties tegen Poetin voor Stef Blok niet meer zijn dan een agendapunt voor de volgende vergadering. Intussen wekken de Russische misdaden in Oekraïne elke dag meer onze weerzin op.   
6  A P R I L

 

Dienstplicht

1 April! Het sneeuwt. In het oosten des lands, in Winterswijk wordt op natuurijs geschaatst. In Amsterdam kijk ik vanuit mijn kamer naar de vallende vlokken. Altijd boeiend, sneeuw. ik vergeet even alle ellende in de wereld die al weken door de oorlog in Oekraïne wordt overheerst. Wéér oorlog, zei ik tegen een leeftijdgenoot, hoewel wij erop vertrouwden dat het na de verschrikkingen op de Balkan met de naweeën van het communisme gedaan was. Ik erger me aan de alomtegenwoordige media-deskundige die ons vertelt wat er gebeurt en vooral wat er gebeuren moet. De dienstplicht weer invoeren, zegt een sufferd, die geen idee heeft waarover hij praat, maar voordat je het weet gaat deze of gene VVD’er in de tweede Kamer ermee aan de haal. De dienstplicht is trouwens niet afgeschaft, maar opgeschort. Ik word er op mijn leeftijd niet meer door bedreigd, ik ben trouwens door de dokter van het bataljon waarbij ik indertijd diende – dokter Brakman, de latere schrijver Willem Brakman – officieel afgekeurd. Mijn kinderen zouden nog in aanmerking kunnen komen. En mijn kleinkinderen. Ik moet er niet aan denken. Lui die zomaar wat roepen beseffen niet wat ze aanrichten. Het is mij – als veteraan – bovendien duidelijk geworden dat een oorlog die indertijd door dienstplichtigen en reservisten werd gewonnen, nu door hen wordt verlóren, hoop ik, als ik naar Oekraïne kijk waar geavanceerde wapens en informatica meer gewicht in de schaal leggen dan opgefokte en gehersenspoelde tieners in ouderwetse tanks. In de toekomst, zeg ik tegen mijn kleinkinderen, is de achterlijke geopolitieke strijd van een geestelijke misvormde KGB’er als Poetin, een s u p e r s p a n n e n d e game.
3  A P R I L


 

Misdaad en straf

Wat beweegt een man als Poetin? Iedereen wil een verklaring, maar is die er? Ja, die is er, althans ten dele, voor wie De Boekhouder en de Overste van Sana Valiulina gelezen heeft. Het boek is het laatste, enigszins gewijzigde hoofdstuk van De kinderen van Breznjev dat vijf jaar geleden verscheen. Sana Valiulina is een Nederlandse schrijfster die inmiddels een aantal indrukwekkende boeken op haar naam heeft staan. Ze is geboren in Estland, maar kwam dertig jaar geleden met Arthur Langeveld – een excellente Nederlandse vertaler van onder meer Dostojevski – vanuit Moskou naar Amsterdam. Ik heb veel over Rusland en zijn geschiedenis gelezen –  van de tsaren, het communisme, de Goelag tot de hedendaagse oligarchen – maar niet eerder werd me zo duidelijk hoe wereldvreemd, verknipt, bang en wreed telkens weer de mannen zijn die als leider van dit immense land mogen optreden, gevangen in een systeem dat per definitie onrecht produceert, produceert, ja, want het heeft veel weg van een onderneming die volstrekt amoreel, onstuitbaar en zonder aanzien des persoons haar doelen nastreeft of misschien wel  moet nastreven. De verantwoordelijken zijn machteloos. Ze moeten mee. Het is hun taak – met steun van de geheime staatspolitie – dit bedrijf tegen anomalieën te beschermen zoals de Boekhouder ondervindt als hij een groot corruptieschandaal meent te moeten onthullen. Hij wordt op bevel van de Overste (Poetin) gearresteerd, na een schijnproces opgesloten en ten slotte zo mishandeld dat hij bezwijkt. Zo doe je dat, ausrotten, dat ongedierte. Omdat ze het systeem van binnenuit kent, kon Valiulina vijf jaar geleden in De kinderen van Breznjev al voorspellen wat er nu in naam van Poetin in Oekraïne plaatsgrijpt. Voor haar was dat niet nieuw, in het Westen waren we er blind voor.
2 3   M A A R T   

 

Viruswappies

In Oekraïne woedt een verschrikkelijke oorlog maar de viruswappies waren toch gezellig naar Amsterdam gekomen. Om op het Museumplein koffie te drinken en te protesteren tegen de coronamaatregelen die… waren afgeschaft. Ja, eh, dat zeggen ze wel, maar voordat je het weet worden ze weer ingevoerd. Willem Engel was er niet bij. Die zat in de bak wegens opruiing. Kort tevoren had hij Poetin nog zijn liefde verklaard. Zijn volgelingen vonden het prachtig. Gelovigen. Niet voor rede vatbaar. Hondentrouw. Het deed me denken aan Pierre Maufroy, een kolonel die voor Napoleon in diens oorlog tegen de rest van de wereld Delfzijl moest verdedigen. Napoleon vreesde daar een invasie van Britten en Pruisen. Toen Maufroy in 1813 officieel te horen kreeg dat ‘zijn’ keizer in Leipzig verslagen was, weigerde hij dat te geloven en bleef zitten waar hij zat, ook nadat Nederlandse troepen onder leiding van de nieuwe koning Willem I het beleg voor de stad hadden geslagen. Delfzijl werd pas op 23 mei 1814 bevrijd, nadat Maufroy in de voorafgaande strenge winter de inwoners van Delfzijl van honger en kou had laten creperen. Dat mag je doen als je gelooft. Of je baas nu Napoleon heet dan wel Poetin, het maakt dan niet uit.
2 1  M A A R T  

 

Blaupunkt

Gek, zoals dat gaat. De oorlog in Oekraïne brengt allerlei herinneringen boven aan die andere oorlog die ik als kind heb meegemaakt. We overleefden de angst en de onzekerheid en hoopten er na de Bevrijding meer over te horen, maar dat gebeurde niet, hoogstens mondjesmaat, terloops, anekdotisch. Zo vertelde mijn moeder – die in Duitsland geboren en getogen was – op een keer hoe erg ze het had gevonden dat de Moffen haar radio hadden meegenomen. Een Blaupunkt. Haar eerste radio. Ze was er dolblij mee geweest. Hij maakte haar kleine wereld zoveel groter en voortaan kon ze – zo vaak als ze wilde – An der schönen blauen Donau of Zwei Herzen im Dreivierteltakt beluisteren. Die Blaupunkt stond in geen verhouding tot de dood, het lijden en het verdriet van haar dierbaren in Duitsland en de Trümmerhaufen die de oorlog van haar Heimat had gemaakt. Daar hoorde je weinig over, en dan nog niet al te veel, maar hoe de oorlog haar persóónlijk had geraakt, dat vertelde ze niet. Al het verdriet dat ze voor haar kinderen verborgen had willen houden, werd met die Blaupunkt ineens pijnlijk voelbaar.
1 9  M A A R T  

 

Helden

In 1956 vielen de Russen met tanks Hongarije binnen. De opstand van de bevolking werd in bloed gesmoord. Een dag later protesteerde ik met mijn medescholieren van het Sint-Bonifatiuslyceum in Utrecht tegen de inval. Ook ons verzet werd – door de Utrechtse politie – hardhandig neergeslagen. Het zou zelfs in de knop zijn gebroken als Jan, Jan Paardekooper, een wat oudere klasgenoot, die mank was en met een stok liep, in de chaos niet recht overeind was gebleven en ons als een veldmaarschalk met zijn staf naar het gebouw van het communistische dagblad De Waarheid had gedirigeerd waar alle ruiten werden ingegooid. Burgemeester jhr mr C.J.A. de Ranitz stond vooraan, maar keerde zich van de demonstranten af toen hun dadendrang in rellen ontaardde, zoals het Utrechtsch Nieuwsblad schreef. Overal in de mooie, middeleeuwse binnenstad sloegen studenten de boel kort en klein. Leden van de rooms-katholieke studentenvereniging Veritas sleurden een joodse communist zijn winkel uit. Het hielp de Hongaren niet, maar mij wel. De verbondenheid, de woede en de afkeer van zowel links als rechts die ik daar en toen ervoer, zouden voorgoed mijn politieke instelling bepalen, hoe links ik in de jaren zestig ook werd – al was het volgens mijn snel radicaliserende jongere vrienden – die van na de oorlog waren – nooit links genoeg. Dezelfde woede als in 1956 wekten de Russen opnieuw toen ze voor de tweede keer in mijn leven een land binnenvielen waar ze niets te zoeken hadden. Dat was het mooie Bohemen waar in 1968 de Praagse Lente was uitgebroken, een breed gedeelde volksopstand tegen de stalinistische terreur die ik zelf aan den lijve ondervond toen ik in 1983 als journalist incognito Praag bezocht en de latere president Václav Havel mocht ontmoeten. Daar, achter het ijzeren gordijn, leerde hij me doodziek als hij was wat heldendom was. Net als nu Zelenski. Zulke mannen geven met hun onverzettelijkheid van een levenskracht blijk waartegen de moordlust van de Poetins niet opgewassen is. 
1  M A A R T  


 

De kleren van de keizer

Oorlog. Wéér oorlog? Nee, mijn leven lang is het al oorlog. Vanaf het moment dat ik in de Tweede Wereldoorlog werd geboren, was het oorlog. Tot op hoge leeftijd ondervond ik er de gevolgen van. Hoe zal het de kinderen in Oekraïne vergaan? En niet alleen daar. Nog niet zo lang geleden dreigde zulk zinloos geweld mij alle levenslust te ontnemen, maar gisteren bleek me dat ik het na een lange, intensieve therapie – en mijn leeftijd – wat beter aan kan. Des te sterker dringt zich de vraag op: waarom? Waarom jagen telkens weer mannen als Hitler, Stalin, Lenin, Mao Tse-toeng, Soeharto en Pol Pot miljoenen mensen de dood in? Is er een samenhang met Donald Trump of Vladimir Poetin – en Thierry Baudet? In de praatprogramma’s tuimelen de deskundigen over elkaar heen. Maar nooit zegt iemand iets over de psychiatrische stoornissen waaraan zulke mannen lijden. Ik ben niet vakkundig genoeg om ze in een hokje te stoppen – grootheidswaan, schizofrenie, paranoïa, homofobie, bezetenheid? – maar als je zo’n Trump ziet, of zo’n Poetin, dan denk je toch: wat een gevaarlijke gek. Kijk naar ze! Onbegrijpelijk dat zulke ‘gevallen’ miljoenen volgelingen hebben, de aanhang waaraan ze hun macht te danken hebben. Wie kan dat verklaren? Bij ontstentenis van wat wij ratio noemen of gezond verstand of empathie of geweten zijn het juist hun irrationaliteit, hun krankzinnigheid, hun bezetenheid en hun zelfzucht die ze aanzien verlenen. Het is magisch. Ik ben niet de eerste die dat zegt. Door de eeuwen heen zijn gekken om hun bijzondere eigenschappen op een voetstuk gezet. De eenvoudigen van geest – mensen met een gebrek aan verbeeldingskracht – keken naar hen op. Hun leiders waren sterker dan zij, maar waren ze dat ook? Zelfs de meest gevoelsarme ceo, miljardair of oligarch begrijpt dat Trump en Poetin geen sterke mannen zijn, maar losers, wat zij niet zien – of negeren. Waarom? Zijn zij zelf losers – wat me niet zou verbazen – of negeren ze het uit eigenbelang? Er is geen redelijke verklaring. In de ogen van hun bewonderaars gaan deze volksleiders gekleed in de onzichtbare kleren die in het sprookje de naaktheid van de keizer bedekken. Ze worden voor het volk heilig verklaard, object van aanbidding, goddelijk, volmaakt, onmenselijk. Gisteren zag ik – na de inval in Oekraïne – hoe inwoners van een moderne wereldstad als Moskou hun geloof in Poetin bléven uitdragen, ondanks de gruwelijke beelden van de oorlog op de televisie. Hun afgod mag álles. Hij mag zelfs onschuldige kinderen de dood injagen. Onbegrijpelijk voor ons, verlichte agnosten in het Westen die geen enkel besef meer hebben van het irrationele, mythische en bovennatuurlijke in de mens, noch van de wereldliteratuur waarin deze gevoelens uitputtend worden beschreven.
2 5  F E B R U A R I

 

Pik, ik heb je

Het veelkoppige mediamonster heeft weer een lekker kluifje. Het seksueel onverdraagzame gedrag van bepaalde mannen. Geen krant of omroep laat zich de kans ontnemen om er vrijblijvend over te speculeren. De stemming onder kijkers en lezers wordt tot een paroxisme van verontwaardiging opgevoerd. Nieuws is tegenwoordig meer en meer sensatie, hype, opwinding, overtreffende trap. Je kunt dat negeren. Maar je kunt je ook afvragen of de media vanwege een paar geilneven in dienst van John de Mol John de Mol zélf, ja, de héle Gooise matras schuldig moeten verklaren? Mogen zij heel Ajax, ja, de héle voetbalwereld in staat van beschuldiging stellen omdat één Ajax-bestuurder een foto van zijn pik aan zijn vrouwelijke ondergeschikten heeft gestuurd? Kunnen zij de héle PvdA, ja, de héle politiek aanklagen omdat één Kamerlid – van de PvdA – twee ouderwets rooie vrouwen iets te stevig tegen zich heeft aangedrukt? Alle berichtgeving en geklets in de media voert ons onontkoombaar naar het enige, mogelijke antwoord: ja. Dat is hun mácht, de dommekracht die bepaalt wat wij moeten geloven, voelen, denken en doen. 
8  F E B R U A R I   

 

Overtreffende trap

Ireen Wüst won goud. En hoe! Wat een prestatie! Wat een stijl! Wat een perfectie! En nog spannend ook, die 1500 meter van haar. Maar dat gezwets van onze sportverslaggevers. Is er geen Bob Spaak meer die ze leert om af en toe hun mond te houden? En dan die opgewonden toon! Enthousiasme is mooi, maar dit gespeelde enthousiasme – dit enthousiast doen –  lijkt wel een beroepsafwijking te zijn geworden. Zelfs de overtreffende trap schiet tekort. Wat eens een favoriet heette, is nu een topfavoriet, een topfavoriet, welnee, man, het is nu een ’torenhoge topfavoriet’, zoals ik tijdens de race van Wüst hoorde. Een torenhoge topfavoriet. Kunnen de dienstdoende verslaggevers nog terugkeren uit de ijle luchtlagen waar hun taal een wedstrijd in overdrijven wordt? Dan kunnen ze misschien ook leren om de namen van buitenlandse sportlieden eens goed uit te spreken.
7  F E B R U A R I

Gekakel

In de jaren zestig van de vorige eeuw werd de sociale academie spraakmakend. Afgestudeerden gingen de maatschappij mensvriendelijker maken. Om dat doel te bereiken was taal het middel. Ineens wemelde het van de vernieuwende uitdrukkingen. Ik heb ze niet allemaal onthouden, maar ‘het naar de ander toe communiceren’ is me altijd bijgebleven. We lachten erom. Wie zo sprak hoefde je niet serieus te nemen. Vandaag de dag lees je dergelijke krompraat in de NRC.  Het doet me denken aan onze leraar Frans die ons op een dag een boekje liet zien dat we moesten lezen. Ik ben de titel vergeten, ik herinner me de auteur niet meer, maar ik weet nog wel wat er in dat boekje werd beweerd. Namelijk dat taalveranderingen aanvankelijk taalfouten waren. Ze werden gemaakt door sprekers die niet erg thuis waren in de grammatica. Sindsdien denk ik genuanceerder over taalfouten. Ze ergeren me, maar tegelijkertijd vernieuwen ze kennelijk je taal. Ik heb dat lang geloofd, maar als ik nu de kranten lees, of naar de televisie kijk, of naar de radio luister, zie en hoor ik zoveel gemelijke napraterij dat je eerder van vervlakking dan van vernieuwing kunt spreken. Dan zeggen ze ‘richting’ als het ‘naar’ moet zijn, of  ‘in de richting van’. Je gaat naar Amsterdam, nee, je gaat richting Amsterdam. Plaatselijke kranten zijn altijd lokale kranten en plaatsen locaties – hier heeft de makelaar met zijn leugentaal een stempel op het Nederlands gedrukt. Beau van Erven Dorens heeft het in zijn kletsprogramma over 100.000 Russische troepen aan de grens van Oekraïne, maar hij verwart het Amerikaanse troops met het Nederlandse manschappen. In de NRC lees ik over menskracht, rechtstreeks afkomstig uit het vocabulaire van de sociale academie, maar het is onzin. Man in het woord mankracht betekent al mens. Alle prijzen, sorry awards, zijn tegenwoordig prestigieus. Impekt heeft invloed vervangen. Alles is focus geworden. Focus. Kranten zijn tegenwoordig titels met content. Wat voor content heeft jouw titel? Een dansvoorstelling wordt – in de NRCafgetrapt en studenten starten steeds moeizamer hun carrière. Maak je borst maar nat. Sinds we het Nederlands uit handen hebben gegeven aan de onvolgroeide jongens en meisjes van televisie en reclame, kan het alleen nog maar erger worden. Misschien zou je met een beetje goede wil in hedendaagse taalfouten nog wel toekomstige veranderingen kunnen zien die in de Dikke Van Dale worden geregistreerd, maar gaat dat ook op voor de modieuze verbasteringen die in het voetspoor van de sociale academie een ideologisch effect moeten bewerkstelligen? Als het ware de maatschappij moeten veranderen? Wat een woke wartaal.
2  F E B R U A R I 2022 


Volksgericht

Wij gingen wandelen in het mooie Amstelpark dat in 1972 uit de Floriade ontstaan. Dat kun je aan rijkdom en allure nog zien. Omdat ik als gevolg van een medische ingreep even niet al te ver meer kan lopen, noch fietsen, namen we de auto. Mijn vrouw parkeerde haar peusjootje bij de ingang van het park tussen twee reusachtige terreinwagens en schampte daarbij een van beide voertuigen. Voordat we konden uitstappen om de schade te overzien, stond er al een vrouw met een hond krijsend op het portierraam te beuken. ‘Ik heb jullie nummer genoteerd, hoor,’ schreeuwde ze. En nog een keer: ‘Ik heb jullie nummer genoteerd, hoor.” Gealarmeerd kwamen juist gearriveerde automobilisten op het geschreeuw af. Krenkende opmerkingen waren niet van de lucht. ‘Ouwe lul’, hoorde ik, ‘fossiel’, en meer van zulke invectieven die bedoeld zijn om ouderen hun leeftijd in te wrijven. Het zal de stok geweest die mij op dat moment tot stut en steun diende, net als lang geleden Johan van Oldenbarnevelt die er volgens Joost van den Vondel het schavot mee beklom om voor de ogen van het Haagse gepeupel te worden onthoofd. Wat een agressie. Wat een haat. Wat een moordlust. Inmiddels had ik het gewraakte vervoermiddel bekeken en gezien dat er nauwelijks schade was. Die bovendien door de verzekering wordt gedekt. Vanwaar dan dit volksgericht? Waar bemoeiden deze mensen zich mee? Wat maakte hen zo kwaad? Om wat? Je ziet het tegenwoordig meer en meer, vooral op de televisie. Die opgefoktheid, die hysterie. Een uurtje wandelen in het Amstelpark zou zulke overspannen wezens goed doen, maar ze lopen niet. Even naar de coffee-to-go en dan met beker en al de auto weer in. Het was mij te moede alsof ik in een uitzending van De Rijdende Rechter was terechtgekomen. Dezelfde voor geen rede of relativering vatbare medemens, maar live was het erger. Ik vreesde voor mijn leven.
2 5  J A N U A R I

 

Voice of Holland

Als in een land met zeventien miljoen inwoners zeven miljoen mensen de tijd vinden om midden op de dag naar een YouTube-film over misstanden bij een zangwedstrijd van een commerciële omroep te kijken – waar allerlei hotemetoten al dan niet aan vrouwen zouden hebben gezeten – is dat op zijn minst een bizar verschijnsel. Om niet te zeggen: angstaanjagend. Hoe interessant is zoiets – in het licht van de eeuwigheid? Onwenselijk seksueel gedrag is zou oud als de wereld – lees er het Oude Testament maar op na – en het zal niet verdwijnen zolang een bepaald soort mannen in wereldvreemde besloten kringen – de rooms-katholieke kerk, de televisiestudio’s, het meisjesturnen, de Zuidas – ongestraft zijn gang kan gaan. Maar zeven miljoen? Hadden die niets anders aan hun hoofd? Was het inderdaad zo erg? Of had die massale belangstelling misschien ook nog met iets anders te maken? Bijvoorbeeld met de hunkering van een door de commercie afgestompte menigte naar schandalen die we kennen van De Telegraaf, Privé, Story en Boulevard, om nog maar te zwijgen over de overtrokken nadruk in onze veramerikaniseerde cultuur op seksualiteit. Het meest intieme dat een mens in zijn leven mag ervaren, ligt op straat. Het wordt al decennialang in allerlei prikkelend bedoelde reclame misbruikt. Symptomatisch voor dat niveau is het grab them by the pussy van een voormalige Amerikaanse president. Dat alles, écht alles van opvoeding tot kledij, tegenwoordig sexy moet zijn, daar hoor je niemand over. Op een Amsterdamse basisschool leren kinderen paaldansen, vertelde een moeder mij. Miljoenen mensen kijken dagelijks urenlang naar ranzige, gewelddadige Amerikaanse porno. Zulke seksualiteit is gewoon. Alledaags vermaak, dat nóg leuker wordt als machtige macho’s ermee ten val worden gebracht. Dan roept iedereen schande en geniet. The Voice of Holland lijkt nu voorgoed het zwijgen opgelegd te worden, maar de verwende consument snakt naar meer van zulke Kitsch.
2 2  J A N U A R I

 

Dikke Van Dale

Zelfs de hoofdredacteur van De Dikke Van Dale lijkt niet te begrijpen dat woordgeslacht iets anders is dan biologisch geslacht. Als het gaat om het biologische geslacht heerst er heden ten dage grote verwarring onder pubers, adolescenten, ouders, leerkrachten, psychologen en andere hulpverleners. Ben ik man, vrouw of iets daartussen in? Met het woordgeslacht (genus) is het al langer tobben, maar het gedoe met taal en het biologische geslacht is nieuw. Ooit, lang geleden, toen het Nederlands uit het Indo-Europees tevoorschijn kroop – als een kuiken uit het ei, om met Robbert Dijkgraaf te spreken – zagen mensen dat een koe en een stier, een hen (hoen of kip) en een haan van elkaar verschilden. Ze wisten al dat mannen anders waren dan vrouwen. ‘Karin, moet-ie daarin?’ Maar hoe dit ertoe leidde dat woorden mannelijk,vrouwelijk of onzijdig werden, dat weten we niet. We weten wel dat in het oudste Nederlands al onderscheid werd gemaakt, maar dat verschil vervaagde in de loop van de tijd steeds sneller. Bij Multatuli kun je nog een Amsterdams stadsjochie tegenkomen dat (die) zelfs een koe ‘hij’ en ‘hem’ noemt. Een stad? Mannelijk of vrouwelijk? Een woning? Mannelijk of vrouwelijk? Een schoen? Mannelijk of vrouwelijk? Wij weten het niet meer. We hadden schoolboekjes nodig om het geslacht van zelfstandige naamwoorden te kunnen benoemen. Mooi, zo leerde iedereen dat woorden op -heid en -ing vrouwelijk waren, dat raad mannelijk was en katheder geen ‘het’ maar ‘de’ was – iets waartegen men in de politieke verslaggeving vandaag de dag regelmatig zondigt. Een richtlijn voor veel taalgebruikers is De Dikke Van Dale, een populair Nederlands woordenboek, dat graag de vinger aan de pols houdt. Niets op tegen. Maar moet die Dikke Van Dale ons nu ook al dan niet biologische genderveranderingen gaan voorschrijven als het om een vanouds mannelijk beroep gaat dat tegenwoordig ook door een vrouw of een lhbtq’er uitgeoefend wordt? Doe het niet, zou ik zeggen, maar nee, de Dikke Van Dale gaat zelfstandige naamwoorden voor beroepen behalve van een m (mannelijk) of een v (vrouwelijk) voortaan ook van een x voorzien. Behalve m of v is mijn fietsenmaker voortaan ook x. Mijn hip bebaarde kaasboer die zich graag op zijn mannelijkheid voorstaat, treft hetzelfde lot. Ook hij wordt voorzien van een x. De x – de grote onbekende, zo wordt taal algebra. Ik ben bang dat degenen die zo, genderinclusief of niet, met hun taal aan het knoeien slaan, maar één ding bereiken: dat niemand meer buiten de Dikke Van Dale kan, want zelf los je die x niet op. Maar waarom niet gewoon die v en m afgeschaft? Het verschil kent toch niemand meer. Dan houd je alleen nog het over en ben je van die maffe x af.
1 4  J A N U A R I         

 

Verstopte neus

Jan Mulder heeft er indertijd al op gewezen. In de spreektaal legt men stelselmatig de klemtónen verkeerd. Het valt bijna niemand meer op. Nieuw is voor mij een manier van praten die je tot voor kort in het Nederlands niet hoorde, wel in het Frans. Ik bedoel de nasalisering die vrouwen zich hebben eigengemaakt. Vooral bij het gebruik van werkwoorden. Ze zeggen bijvoorbeeld niet meer speluh, maar – hoe schrijf je dat? – spela waarbij de laatste klank uit een verstopte neus lijkt te komen. Is het een voorbijgaand verschijnsel, zoals nog niet zo lang geleden de rare, rollende r van meisjes die te veel naar derderangs Amerikaanse series op de televisie keken? We moeten het afwachten, afwachta... Maar intussen zijn ook mánnelijke sprekers raar gaan praten. Het is langzamerhand heel gewoon dat nieuwslezers in de officiële journaals het niet meer hebben over ménsen, maar over minsen. Een prent kan zomaar in een print veranderen en een wens in een wins. Je denkt niet langer, maar je dinkt. Deze sprekers – minse met al hun minsewinse – veranderen de e in een i maar dan zonder puntjes want die hoor je niet. Fonetisch gesproken was het me ook al eerder opgevallen dat steeds meer Nederlanders de Nederlandse o, één van de twee die was overgebleven, de o-mikron naast de o-mega zogezegd, als een Rotterdamse ou zijn gaan zeggen. Of au, dat hoor je niet. Over de s die steeds meer als een palatale ssj – wordt uitgesproken, heb ik het al eens gehad. Taal verandert, ja, maar in Nederland reageren schoolmeesters meestal pas als je dat ziet. Is het niet de moeite waard om ook eens die hoorbare veranderingen onder de aandacht te brengen? Het is vaak modieuze aanstellerij, naäperij  en gemakzucht en de televisie verspreidt deze slechte gewoonten dag in dag uit onder het volk. Dat volk spreekt op den duur geen Nederlands meer, maar mediataal. Waar leren Nederlanders nog Nederlands dat iedereen geacht wordt te spreken?
1 2  J A N U A R I

 

Wens

Wij wensen alle lezers en gebruikers van wiewiewie een gelukkig nieuwjaar, een jaar, waarin het nieuwe kabinet de opwarming van de aarde, de woningbouw, de ruimtelijke ordening, de zorg, het openbaar vervoer, de strijd tegen de veramerikanisering van  onze cultuur en de uitbreiding van het bomenbestand voortvarend ter hand zal nemen. Kortom: meer groen, minder vervuiling, een menselijker economie, meer Europa, het Nederlands weer als voertaal en een krachtdadige heropvoeding van de onbeschofte, verwende en verwaten Nederlander.
1 J A N U A R I   2 0 2 2

 

 

 

Heks

Wat een bange man moet die Wilders zijn. Zoals hij bij de Algemene Politieke Beschouwingen uitviel tegen Sigrid Kaag – spreekt daaruit niet een diep verborgen angst voor de vrouw? Misschien verft hij om die reden ook zijn haar. Waar waren feministen in de Tweede Kamer om hun collega tegen deze manicheïst in bescherming te nemen. Of dachten ze: dat kan ze wel alleen af? Dezelfde angst die Wilders tegenover Kaag aan de dag legt, ligt ook ten grondslag aan zijn psychopathische xenofobie die zich richt op de aanhangers van de Islam in Nederland.. Als hij niet zo streng bewaakt werd, zou je haast medelijden met hem krijgen. Dat zoveel Nederlanders hem – net als de vrouwenhater en dierenliefhebber Dion Graus – klakkeloos blijven volgen, vind ik tamelijk verontrustend. Angstaanjagend is de modderstroom aan vrouwenhaat die hij met zijn typering van Sigrid Kaag als heks op Twitter in gang zette. Pijnlijk. Aan het woord heks kleeft een zo lugubere geschiedenis van vrouwenonderdrukking dat je het alleen al om die reden uit je hoofd laat om een vrouw zo te noemen – of af te beelden, zoals Ruben Oppenheimer in de NRC. Kennelijk werkt de middeleeuwse Heksenhamer (Maleus maleficarum) in het onderbewuste van een bepaald soort mannen tot in deze tijd door. Dat de meesten van hen geen idee hebben is, hoe verschrikkelijk ook, nog tot daaraan toe, maar een katholieke zuiderling als Geert Wilders moet van de afschuwelijke heksenvervolging door de eeuwen heen gehoord hebben. Ze waren erger dan de Bokkenrijders.
2 3  S E P T E M B E R

 

Van horen zeggen

Weinig mensen, is mijn indruk, doen hun best om zich over de samenleving te informeren. Of denken zelf na. Dat is ook moeilijk, ik weet het, maar ik zou zeggen, je kunt het toch proberen. Ga eens op onderzoek uit, bijvoorbeeld door met iemand uit een andere kring dan de jouwe te praten. Eng? Zeker. Het is makkelijker om onder ons te blijven. Een nadeel is dat je steeds dezelfde vertrouwde opinies hoort die je vanzelf gaat napraten, zeker als je ze ook nog eens kunt optuigen met standpunten in je eigen media, je eigen krant en je eigen tv- en radioprogramma’s. Op sociale media – Twitter – zie je wat er gebeurt als men lichtvaardig doorgeeft wat men in de eigen omgeving heeft gehoord. Kritiekloos. Niemand spreekt je tegen. Je hoeft de vraag niet te stellen of het wel waar is wat er wordt beweerd. Natuurlijk is het waar en je praat het na. Napraten is steeds een algemeen aanvaarde vorm van openbare communicatie geworden sinds radio en televisie naar Amerikaans voorbeeld met hun kletsprogramma’s (talkshows) de massa begonnen te paaien. Niet feiten of kennis van zaken, maar meningen werden belangrijk. Goed idee. Gemakzucht dient de media. Niemand hoeft iets te weten of te kunnen. Je roept maar wat. De spreker wordt geen strobreed in de weg gelegd, als hij of zij maar leuk is of plat of net als die boerenmevrouw met haar Jip- en Janneke-taal duizenden landbouwers op hun tractor naar Den Haag weet te dirigeren. De macht van het getal telt. Kwantiteit telt. Populariteit is een kwaliteit geworden. Geen gespreksleider roept ooit: maar, man, het is helemaal niet waar wat je zegt. Je liegt in commissie. Je praat na. Zulk gepraat staat niet zwart op wit. Het kan niet worden gecorrigeerd. Het vervliegt, maar daardoor wordt het – paradoxaal genoeg – eerder waarheid dan het geschreven woord. Zo informeren de kletsprogramma’s de bevolking en de bevolking praat na. Geen wonder dat we omkomen in het geouwehoer, vaak doorspekt met clichés, krom Nederlands en Amerikaanse clichés die iedereen in de mond bestorven liggen. Het onderwerp is stelselmatig een simpele tweedeling zoals hoog- of laagopgeleid, links of rechts, hoge of lage kunst en volk of elite. Zulke dichotomieën – de media zijn er gek op, want altijd makkelijk hanteerbaar – worden al snel waarheden die niemand meer ter discussie kan stellen. Het wordt een nietes-welles en zo wordt de openbare meningsvorming in Nederland een schoolklas met veel te luidruchtige kinderen die het heel erg naar hun zin hebben omdat ze nooit, maar dan ook nooit iets hebben hoeven leren, terwijl de meester opgebrand thuis zit.   
2 2   S E P T E M B E R

 

Superdry

We zagen de minister-president en de minister van financiën in een T-shirtje op de foto van de formatiebijeenkomst in Hilversum. Het leken wel brave jongens op school. Op het hemdje van Wopke las ik superdry , wat Aaf Brandt Corstius in de Volkskrant vertaalde als superdroog, maar dat is niet goed. Dat is nog half Amerikaans. In Nederland zeggen we in plaats van superdry gortdroog, een heel ander begrip, maar wel een dat me uitstekend lijkt te passen bij de christelijke consultant uit Zeist die Wopke is. Er is al heel veel gezegd over de onmacht van deze twee om knopen door te hakken, maar meer dan alle woorden, vertellen hun truitjes het verhaal van hun burgerlijke provincialisme dat het landsbestuur verlamt.   
2 0  S E P T E M B E R

 

Afghanistan

Sigrid Kaag trok het boetekleed aan en dat siert haar. Zij nam de verantwoordelijkheid voor wat er fout ging in Kaboel. Met al in het beginstadium een blunder van minister Stef Blok (VVD), haar voorganger. Minister Ank Bijleveld (CDA) en staatssecretaris Ankie Broekers-Knol (VVD) drukten hun snor terwijl steeds duidelijker wordt hoe de laatste keer op keer faalde. Ze deed niets. Ze wou geen misdadigers uit Afghanistan. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd, laat daar geen misverstand over bestaan, maar de gespeelde toorn waarmee de populisten in de Tweede Kamer Sigrid Kaag de les lazen, bood een ontluisterende aanblik. Op een enkeling na – ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken – heeft niet één van deze opponenten ooit iets in het leven gepresteerd – laat staan te hebben moeten handelen onder levensgevaarlijke omstandigheden als in Afghanistan. We zijn een griezelig soort democratie geworden. Een bot geformuleerde mening – of een statement met een tractor – maakt op je electoraat én de media meer indruk dan kennis van zaken. Dan is het des te makkelijk om achteraf de indruk te wekken dat jij het zoveel beter gedaan zou hebben. Mij viel ook op dat de Kamerleden de feilen van de minister niet zelf aan het licht hadden gebracht, maar ontleenden aan krantenstukken van een paar goed schrijvende journalisten. Hun onthullingen werden klakkeloos overgenomen. Een vertrouwd beeld. Kennis van horen zeggen. We zagen weer eens hoe de stupide televisiekletsprogramma’s school maken in de huiskamer van de democratie die de Tweede Kamer lang is geweest.
1 6  S E P T E M B E R

 

Kaag is de koetjes en kalfjes van Rutte beu

In Den Haag hebben ze er moeite mee, met het begrip inhoud.  Ja, wat wil je als je nooit een boek leest. Voor hedendaagse volksvertegenwoordigers is een boek iets overbodigs, iets wat je rustig links kunt laten liggen. Gelijk hebben ze. Maar er zijn boeken die ook hun de ogen voor onbekende verten kunnen openen. Lezers weten dat. Dan kun je het ergens over hebben. In Den Haag  lezen ze niet, zelfs de verontrustende rapporten over het Haagse beleid die regelmatig het licht zien, worden genegeerd. Tja , dan weet niemand meer wat het begrip inhoud eh.. inhoudt, behalve die drie of vier volksvertegenwoordigers die nog ergens voor staan – en lezen. Een van hen is – bij alle onzekerheid die zich aandient als ook zij gedwongen wordt om zich met de kneuterige Haagse spelletjes in te laten – Sigrid Kaag. Zij kent de wereld buiten Den Haag, ze heeft in het Midden-Oosten politieke en bestuurlijke ervaring opgedaan, ze is voor geen kleintje vervaard en schroomt niet aandacht te vragen voor de grote vraagstukken van onze tijd waarmee iedereen op deze aardkloot te maken heeft. Ze benoemde ze in haar H.J.Schoo-lezing, en ja, daar gingen we weer, hoor: haar kritische analyse werd teruggebracht tot een afkeer van Mark Rutte, een man die al tien jaar lang geniet van zijn baan, iemand die ermee koketteert dat hij geen visie heeft en alles wat hem te nakomt schaterend weglacht – een typisch liberale eigenschap die ook mannen als Zalm en Opstelten kenmerkte. Dat zou je een subjectieve kijk mijnerzijds kunnen noemen, maar de Algemene Rekenkamer heeft in objectieve zin aangetoond dat er in de tien jaar van Rutte geen enkel substantieel probleem van de vele die Sigrid Kaag noemde, is aangepakt. Wat doe je als je gedwongen bent zaken te doen met een man die bij alles wat ook maar enigszins ingewikkeld is, zijn schouders ophaalt, op z’n best begint te grijnzen en overgaat tot de koetjes en kalfjes die in VVD-kringen geliefde huisdieren zijn bij de barbecue. Ja, wat doe je dan? Het ergste is nog wel dat ook parlementaire journalisten van betere kranten dan De Telegraaf zich dit niet afvragen en het Haagse spel meespelen alsof het een partijtje Mens-erger-je-niet in huiselijke kring betreft. Ook zij doen grote vraagstukken af, zoals in Den Haag gebruikelijk, als gekissebis van ijdele politieke leiders die moeten scoren om kiezers te paaien. Gekissebis. Ik kan me goed voorstellen dat Kaag het met Mark Rutte helemaal gehad heeft, een beperkte man die er tien jaar lang in geslaagd is zichzelve koste wat kost met steun van zijn VVD-vrinden te handhaven en het begrip inhoud voorgoed achter de Haagse duinen heeft laten verdwijnen. Deze week leek het er even op dat iemand er toch nog iets van boven de Doggersbank had zien zweven, maar het bleek om een verdwaalde zwemster te gaan die bijna verzoop….
9  S E P T E M B E R

 

Het dagboek van augustus ontbreekt omdat de auteur die maand in het ziekenhuis van de Vrije Universiteit in Amsterdam verbleef na een nogal ingrijpende operatie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dichtkunst

De Rijksbouwmeester, Floris Alkemade, is een man naar mijn hart. Een avond lang wist hij mij in Zomergasten te boeien met zijn rustige beschouwingen over de ingrijpende veranderingen in de samenleving die ons te wachten staan. Janine Abbring hoorde het verrast aan. Ik ook, maar mij verraste vooral de liefde voor de poëzie waarvan de rijksbouwmeester getuigde. Een voorbeeld was een televisie-interview met de Franse schrijver Michel Houellebecq die voor de camera onomwonden zijn liefde aan de dichtkunst verklaarde. Menigeen vindt deze man nogal een nurks wiens proza je moet lezen, maar niet voor de lol, en uitgerekend hij begint over het belang van de poëzie in het algemeen en voor hem in het bijzonder. De keuze van Floris Alkemade versterkte mijn indruk dat de poëzie ook voor hem een bron van inspiratie is als hij nadenkt over de inrichting van de samenleving, het bouwen in de toekomst en de bewoonbaarheid van onze steden. Het was heerlijk om uit die hoek en op dat niveau als poëzielezer bij een meer dan particulier belang betrokken te worden. Poëzie is in ons veramerikaniseerde mediatijdperk een Fremdkörper, iets geks of spokenword-achtigs, een incident dat in het openbaar nauwelijks invloed heeft, maar een beschaving kan er niet buiten – of ze sterft af. Het gaat niet alleen om de wóórden die met hun klank en ritme hart en hoofd beroeren, maar ook om een levenshouding die je anders naar de wereld doet kijken dan waartoe onderwijs, arbeid en politiek je dwingen. Die druk veroorzaakt een vorm van bijziendheid die alle schoonheid wazig maakt. Floris Alkemade zette de boel op scherp.
2 0  J U L I  

 

Da Costa

Wook en humor gaan niet samen. Dat zegt Ilse Warringa van De luizenmoeder in de Volkskrant. Ze heeft gelijk. Zwarte kousen lachen niet. Des te grappiger is het stukje van Sylvia Witteman vanmorgen in de Volkskrant. Niet alleen registreert ze opgewekt een staaltje  grensoverschrijdend seksueel gedrag dat haar als oudere witte moeder door een zwarte man op de markt in Amsterdam te beurt valt, maar ook citeert zij Isaäc da Costa die schreef:

Kan het zijn dat de lier, die sinds lang niet meer ruiste,
die sinds lang tot geen harten in dichtmuziek sprak,
weer opeens van verrukking en hemellust bruiste,
en in stromende galmen het stilzwijgen brak?

Hoe lang kunnen we nog genieten van columnisten die je zo de weg wijzen naar de schatkamer van de Nederlands poëzie waar zoveel zeldzame anapestische tetrameters liggen te verstoffen?
1 3  J U L I

Binair

Omdat ik zelf al heel, heel erg lang binair ben, verplaats ik me niet meer zo makkelijk in mannen en vrouwen die niet binair zijn, dat wil zeggen medemensen die eruit zien als man, maar zich vrouw voelen – of omgekeerd. Lastig. Ik heb mezelf als man regelmatig op vrouwelijke gevoelens betrapt – ik las en genoot van poëzie, hield van smaakvolle kleding en had niet zoveel met mannen die van die mannelijke dingen doen als wijdbeens zitten, opscheppen, niet luisteren, in te grote auto’s rijden en over vrouwen – behalve over potten – praten alsof het speelballen zijn. Ik heb er vaak over geschreven. Zo hoopte ik te leren aanvaarden dat ik waarschijnlijk nooit zo’n man zou worden, maar een vrouw werd ik ook niet. Wat dan wel? Die twijfel zeurt nog altijd zachtjes door. Lastig, maar hij (m/v) stimuleert me hoe dan ook om mee te denken over een manier van praten en schrijven die niemand, echt helemaal niemand, het gevoel geeft dat-ie wordt uitgesloten. Hoe doe je dat? Freeks Staps, de hoofdredacteur van het Algemeen Nederlands Persbureau, weet het al, maar het lijkt me niet verstandig zo’n mediamanager te volgen. Ik denk dat ik, lang geleden als taalkundige opgeleid, zelf maar eens ga zoeken naar een oplossing voor dat verdomde hij en zij, die twee voornaamwoorden die bewoners van ons westelijk halfrond zo akelig in twee groepen verdelen. Laten we ze vervangen door fij,  stel ik voor. Je schrijft en zegt dan: Fij loopt langs en groet fij. Maar nij of vij kan ook. Dan zeg je bijvoorbeeld: Nij belt aan en zegt dat nij eraan komt, nij moet de auto nog parkeren. Vij kan ook. Vij maakte vij onbeschaamd avances. Kiest u maar. Leerkrachten en andere betrokkenen – leerlingen, ouders, werkgevers, journalisten, uitgevers, redacteuren, copywriters, schrijvers en dichters – geef ik in overweging om kennis te nemen van de pogingen die de geniale taalkundige Noam Chomsky ondernam om de ingewikkelde systematiek van een levende taal met zijn transformationeel-generatieve grammatica recht te doen. Hij (vij, nij) kwam er niet uit. Chomsky’s onderzoek toonde in elk geval aan dat taal een veel en veel te ingewikkeld communicatiemiddel is om aan de eerste de beste woke – wakker geworden – mediamanager over te laten. Nij kan zich beter verdiepen in de praktische vraagstukken die niet-binairen in een binaire samenleving dagelijks het hoofd moeten bieden. Welke? Wanneer? Hoe erg? Hoe te voorkomen of te verhelpen? Lastig, maar daar hebben ze meer aan dan dat wij iedereen, ja, écht iedereen, óók onze al dan niet binaire nazaten tot in het derde en vierde geslacht, opzadelen met een uitzichtsloos taalkundig gepuzzel.
8  J U L I

 

Excuses

Ik bied alvast mijn verontschuldigingen aan. Over vijftig, of misschien pas over honderd jaar, hoop ik, zal ik van hoogopgeleide jongelui die het dan voor het zeggen hebben, te horen krijgen hoe fout ik was omdat ik (soms) vlees at, in een benzine-auto reed, soms met een Boeing naar Stockholm, New York of  Taormina op Sicilië vloog en mijn huis niet of nauwelijks had geïsoleerd, hoewel ik wist dat de beschikbare energievoorraad uitgeput raakte. O ja, ik maakte me mét mijn leeftijdgenoten die nooit een boek lazen, maar de smartphone als een adder aan hun borst koesterden, heel druk om van álles. Om de bondscoach, om de huizenprijzen, om het lerarentekort, om de opwarming van de aarde, om het vluchtelingenprobleem, om ongelijke kansen, om belastingontwijkende multinationals, om de rotstreken van De Telegraaf  tegen vrouwen als Sigrid Kaag en Femke Halsema en om het matige niveau van de vaderlandse politiek en journalistiek, om over de literatuur en vooral de literaire kritiek maar te zwijgen, en ik deed niks. Stom, stom, stom, ja, heel stom. Of was het lafheid? Gemakzucht misschien? Desinteresse? Of eenvoudigweg meer dan een mens in één leven aan kan? Maar, lieve genderneutrale bachelors en masters van kleur – of hoe jullie over vijftig jaar ook mogen heten – te mijner verdediging mag ik toch wel aanvoeren dat ik vanaf mijn achttiende levensjaar vijf dagen in de week zinnig werk deed in het belang van mijn medemensen, vrouw en kinderen liefdevol bijstond, offerde aan goede doelen, vluchtelingen in nood hielp, heel veel film keek, naar muziek luisterde, wandelde en fietste – om het milieu te ontzien, ja,  en óók omdat ik van het buitenleven genoot toen boeren op hun akkers nog tarwe, rogge en spelt oogstten in plaats van zonne-energie met high-techplaten. En ik las. Op 3 juli 2021 alweer mijn tienduizendste boek. Ik weet nog welk. Madoc. Het zegt jullie niks meer, zo’n Nederlands boek, maar ik kan er niet om heen. Ik was er bij toen het dagelijkse leven in Nederland almaar holler, banaler, rechtser en liberaler werd terwijl De Grote Noodzakelijke Verandering (DGNV) op zich liet wachten. Als op Godot (?). En ik deed niks. Ik probeerde alleen de paar jongelui die dit domme, domme uitstel aan het hart ging te troosten met het verhaal van mijn grootouders die honderd jaar daarvoor armlastig en onopgeleid als ze waren Drenthe en de turf achter zich lieten om in Duitsland een boterham in de kolenmijnen te verdienen. Daar, in het Ruhrgebied, leek het ze zowaar een poosje voor de wind te gaan, totdat het gruwelijke abces dat ‘nationalisme’ heet in de zieke onderbuik van Europa openbrak en hele volkeren – ook het Nederlandse – met zijn dodelijke pus vergiftigde. Miljoenen onschuldigen – onder wie mijn familieleden – hebben het niet kunnen na vertellen. Maar ik overleefde…  
1  J U L I