Je Hoort Steeds Vaker…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HIJ MOEST wachten totdat die slome Verdonk eindelijk eens opdook – druk, druk, druk – om op zijn vragen antwoord te krijgen. Verdonk had, nota bene in de eenentwintigste eeuw!, nog steeds de sfeer van de jaren zeventig om zich heen, dat lange, te vette haar, het spijkerpak, die laarzen, een oud-geworden provo of kraker. Maar lullen als Brugman. Je kon hem álles voorleggen. Gerard had nauwelijks wat aarzelend aanstalten gemaakt om te vertellen wat hem dwars zat of Verdonk nam het van hem over. Die had aan een half woord genoeg. Hij prees Gerard om zijn intuïtie. ‘Heel waardevol,’ zei hij, ‘intuïtie’. Het vervulde Gerard met een giftig soort wantrouwen. Alsof een laagopgeleide fietsenmaker zoals hij – maar hij kon zo zijn middenstandsdiploma met aantekening voor wiskunde laten zien – zijn hersens minder gebruikte dan die Verdonk.

‘Maar voor we het erover hebben, Gerard,’ zei Verdonk, ‘eerst even ter zake. Mijn derailleur zit vast.’

Gerard wierp een vluchtige blik op het sterk vervuilde mechaniek en zei, afgemeten als hij kon zijn: ‘Dat wordt een nieuwe.’

‘Een nieuwe,’ riep Verdonk. ‘Ja, kom op, hé, wat gaat me dat kosten?’

‘Hangt van het type af,’ zei Gerard.

Het was de inleiding tot een langdurig geredekavel over de meest geschikte – en meest betaalbare – derailleur en pas nadat ze eruit waren, bleek Verdonk bereid om op Gerards vragen in te gaan. Het was, zei hij,  in ‘zijn kringen’ het gesprek van de dag. ‘Ik denk dat er bij mij in de Patroclosstraat tegenwoordig minstens vijf Argentijnse gezinnen wonen. Ik herken ze omdat de vrouwen altijd een pet op hebben. Ik hou niet van vrouwen met een pet. Jij?’

Gerard zweeg. Ans had graag een pet gedragen, zeker in Almere waar het altijd woei. Ze droeg er een toen ze werd overreden.

‘Wat jij opperde, Gerard,’ zei Verdonk , ‘heeft er mee te maken. Het heeft met ons Koningshuis te maken. En met ons financiële systeem. Maxima is met steun van allerlei door en door trouwe paladijnen, gerelateerd aan de familie Zorreguieta, iets heel groots aan het voorbereiden. Daar zijn voldoende aanwijzingen voor, heus. Wat ze op de Falklands niet gelukt is, je weet wel in die oorlog van ze met Margaret Thatcher, gaan ze nu in Nederland proberen. Op de Falklands ging het om olie. Je weet, geen macht ter wereld kan zonder olie, zonder energie. In Nederland, een schatrijk land ten slotte, gaat het om geld. Het gaat, Gerard, gewoon om een machtsovername en Maxima is er de juiste persoon voor om ons af te leiden. Geweldige vrouw, intelligent. Niets dan nobele bedoelingen. We geloven haar als ze zegt dat wij geen eigen identiteit hebben. Dat moet je eens bij die Britten proberen… Die toespraak van Maxima was een schot voor de boeg. Kijken wat er gebeurt. Niets. Dat wist ze. Ze kent haar pappenheimers. Ze had pas deining gekregen als ze gezegd had dat we Duitsers zijn. Duitsers, weet je wel. Dan waren we beledigd geweest. Moffen. Dat zit diep. Maar het koningshuis is al eeuwen Duits. De Vader des Vaderlands was een mof. Die zonen van Beatrix zijn halve Duitsers. Beatrix zelf is een halve Duitse. Haar moeder was een halve Duitse. Hoe Nederlands zijn ze dan, Gerard? Het zijn allochtonen. Meer dan de Marokkanen hier…’

Verdonk zweeg een poosje. Toen vervolgde hij: ‘De strategie van Maxima is: eerst weg met die Nederlandse identiteit en dan het koningshuis verdietsen. Een Duits koningshuis kan publicitair tegen haar gebruikt worden en kijk wat er gebeurt… Al die trutjes die voor koninklijk nakroost moeten zorgen,  Marilène, Annette, Laurentien, Mabel, of hoe ze ook allemaal mogen heten, zijn onder haar regime inderdaad Nederlandse trutjes geworden en bovendien, heel handig, populistisch eigenlijk, morganatisch…’

Het woord morganatisch bracht Gerard enigszins van zijn a propos. Hij kende de uitdrukking niet en durfde niet te vragen wat ze betekende, bang als hij was om door Verdonk voor dom te worden versleten. Het was sowieso nogal moeilijk te volgen wat die man allemaal te berde bracht.

‘Ik bedoel,’ zei Verdonk, die op de School voor de Journalistiek had geleerd dat je geen moeilijke woorden mag gebruiken, maar niet wat moeilijke woorden zijn, ‘niet van adel. Slim. Ik vermoed dat die Zorreguieta erachter zit…, de vader van Maxima. Dat is zo’n gladakker, weet je wel, zo’n man achter de schermen, iemand die wel uitkijkt om vuile handen te maken. Elke administratie bedient zich van zulke types, Bush had die Rove, weet je nog, die Karl Rove, ook een Duitser trouwens. Meneer de president was als was in zijn handen. We hebben er twee bloedige oorlogen aan te danken…’

Gerard schrok van de omvang die Verdonks requisitoir tegen het koningshuis begon aan te nemen. Er klonk woede in zijn stem door. Hij kende Verdonk al langer en wist hoe hij kon doordrammen, maar deze toon boezemde hem haast angst in. Of was het afkeer? Het leek wel haat. Maar was het wel haat of hoorde hij alleen maar woorden, woorden die nergens op sloegen en slechts dienden om die sukkel het gevoel te geven dat hij iemand was? Voerde hij een act op, zoals je ‘s avonds op de televisie zag als je het NOS-journaal aanzette. Wat zat zo’n knul niet allemaal dwars? Had gestudeerd, maar was niks geworden. Had een poosje voor de SP in de deelraad gezeten. Mocht je dit als ouwe volksvertegenwoordiger zo maar beweren? Was dit geen discriminatie? Het liefst zou hij Verdonk de mond hebben gesnoerd.

‘Weet je,’ zei hij, ‘wat Eamer opperde toen ik het haar vertelde?’

Verdonk leek even te luisteren.

‘Dat dit Maxima’s hofhouding was.’

Verdonk lachte niet. ‘Wel een beetje erg simpel, hè?’ zei hij. Hij kende Eamer, hij begon te kwijlen als hij haar zag maar haar au sérieux nemen kon hij niet. Een vrouw!