Hype (10)

Secretarissenproza

Lejo had zich, in z’n vak, altijd verre gehouden van de literatuur. Niet omdat hij er niet van hield, hij hield er juist heel veel van. Soms, als hij op de fiets naar zijn werk weleens stilstond bij het merkwaardige beroep dat hij had gekozen – was het wel een keus geweest? – schoten hem de woorden van Freek de Jonge te binnen. Die had gezegd dat je van je hobby wel je beroep kon maken, maar dan had je geen hobby meer.

Het was zijn taak in het concern om een stuk of dertig boeken per jaar in het licht te geven, die er allemaal toe dienden om de ontwikkelde medemens meer inzicht te verschaffen in zichzelve en zijn omgeving.

In zijn boeken werden beide, zowel de mens als zijn maatschappij, zo goed en zo kwaad als het ging ‘beschreven’, ‘ontleed’ (‘geanalyseerd’ klonk deftiger, maar dat hoefde voor hem niet) en ‘beoordeeld’ (de auteurs repten altijd van evalueren, maar ook dat woord schrapte hij).

Tja, die auteurs. Meestal – tenminste dat was zijn streven – waren het Nederlandse auteurs. Ze hadden iets gestudeerd, sociologie, psychologie, filosofie, u noemt het maar, en zich vervolgens in hun vak tot een soortement deskundige ‘ontwikkeld’ – ook zo’n klotewoord. In elk geval dachten ze dat ze iets te melden hadden. Hun werkstukken, die daarvan moesten getuigen, waren doorgaans een crime. Zelden had Lejo in zijn bijna dertigjarige uitgeversloopbaan onder deze zogenaamde mens- en maatschappijwetenschappers een man of vrouw aangetroffen die er blijk van had gegeven ook maar enigszins te beseffen dat wat hij (of zij) aan het papier had toevertrouwd, voor een ander, voor een gewoon geïnteresseerd mens zoals hij bijvoorbeeld, te lezen moest zijn.

In gesprek met dezulken was hij telkenmale weer gedwongen te roepen: maar het is toch heel eenvoudig, uw boek moet ergens over gaan, én het moet mij boeien.

Dat eerste viel vaak nog wel mee. Hij had met jongelui te maken gehad die zich bepaald vindingrijk hadden betoond in het uitvogelen van razend ingewikkelde mens- en maatschappelijke kwesties en dienovereenkomstig iets van gewicht te melden hadden gehad.

Heel af en toe – talent is nu eenmaal dun gezaaid – was er zelfs een bij geweest, die het ook zo kon opschrijven dat je er niet meer van loskwam, dat je ging meedenken en voelde hoe je begrip en interesse onontkoombaar begonnen te groeien.

De anderen – ‘hebben we nooit geleerd, Lejo’ – hadden geen idee.

Dan ging Lejo uitleggen dat het om de vorm ging. Je kon, demonstreerde hij aan de hand van tal van voorbeelden, een ander heus de alleringewikkeldste vraagstukken te overdenken geven, als je het maar zo deed dat de taal die je gebruikte jouw taal was, de taal die je van kindsbeen af sprak en die je daarom, als het goed was, in staat stelde ermee te spelen.

Daar ergens, in dat spel, begint de vorm, oreerde Lejo, dan niet meer te stuiten. Elke grote schrijver die we kennen, ging hij voort, heeft ervan getuigd dat de vorm van oneindig veel groter gewicht is dan wat we zo gemakkelijk de inhoud noemen (die zonder de vorm helemaal niet bestaat).

My damned hard writing is your easy reading, riep hij vervolgens, in de hoop dat de zo eigentijds opgegroeide jonge geleerden het Engels beter zouden begrijpen dan hun moerstaal.

Het was vergeefse moeite. Ze snapten eenvoudigweg niet dat de meest aangrijpende waarheden die je in de loop van je leven te slikken kreeg – van Nietzsche even goed als van Nescio – waarheden waren dankzij de formele vindingrijkheid van de schrijver.

In de aanstormende generaties, dacht hij soms tamelijk cultuurpessimistisch, begon iets te kwijnen van wat hemzelf bij het klimmen der jaren steeds dierbaarder geworden was, het besef dat één gedicht van Leopold (of Dèr Mouw, of Campert, of Ouwens) opwoog tegen duizenden opiniepagina’s vol met van dat niet te verstouwen secretarissenproza, zoals Jan Blokker het pleegt te noemen.

Hij schoot in de lach.

Het was heerlijk om je werk serieus te nemen, maar je moest het niet overdrijven.

Waar maakte hij zich ook druk om.

Nog een jaar.

LEES VERDER
Oorspronkelijk gepubliceerd in de Volkskrant van 22 juni 2001