Hype (9)

Topschrijver

Thera voelde aan haar water dat er weer iets mis was. Twee weken zeilen op de Méditerranée waren voldoende geweest om de stormen die in haar woedden, tot rust te brengen. Dacht ze. Maar ze was nog niet terug in Amsterdam, of de onrust daalde alweer als een onweersbui op haar neer.

Het was de Grote Hyper. Ze wist het zeker. Sinds hij in de Raad van Bestuur zat, zorgde hij alleen maar voor onrust en verwarring.

Iemand die geen verstand van boeken had, zou het misschien dynamiek kunnen noemen, maar de beweging die door het voortdurend vergaderen, veranderen, verplaatsen (en ontslaan) van personeel werd veroorzaakt, was alleen maar schijnbeweging, vond Thera. Job rotation, oplagen, biedingen, marketing, free publicity – soms bekroop Thera het gevoel dat haar hoofd er zo mee volgepompt werd dat er geen ruimte meer was voor de ideeën van haar schrijvers, en het werd er bij elke ingrijpende verandering in huis niet beter op. Vakmensen kozen het hazenpad, of waren eenvoudigweg niet meer te krijgen. De nieuwelingen die de Grote Hyper haar toeschoof om het vak te leren, waren niet geïnteresseerd in boeken en van lezen (haar les nummer één) wilden ze al helemaal niets horen.

Het waren gewoon klonen van de Grote Hyper, kleine hypers.

Zelf had ze het vak niet van een hyper geleerd, maar van een man die altijd las. Dag en nacht.

Het lezen had hem geen windeieren gelegd. Al ver voordat de hypers zich van het boekenbedrijf meester maakten, scoorde hij regelmatig bestsellers, alleen maar door te lezen. Hij was zijn concurrenten altijd voor. Als die op de Frankfurter Buchmesse boordevolle agenda’s afwerkten om de godganse dag met allerlei blasé sales-volk te praten, had hij zijn nieuwe bestseller al (gelezen) thuis op z’n bureau liggen. Voor hem was Frankfurt een uitje.

‘Het is een krankzinnig bedrijf, Thera,’ meende ik haar even te moeten stuiten in haar nietsontziende herinneringen.

‘En het wordt steeds krankzinniger, meneer de redacteur,’ sprak ze kribbig. ‘Het meest krankzinnige is misschien nog wel dat men, zelfs in een literaire uitgeverij als de mijne, de redacteuren opruimt en ze inwisselt voor van die meisjes die de hele dag de radio, de televisie, en jou bij de krant bellen om te zeggen dat ze een topschrijver in de aanbieding hebben. Je kent dat.’

‘Ik ken dat, Thera. Zijn wij bezig een krant te maken, hangt er weer zo’n juffrouwtje aan de lijn. Of we, volgt er een volslagen onbekende naam, willen interviewen. Maar waarom zouden we dat doen, mevrouw, vraag ik dan altijd beleefd.’

‘Toch lukt het erg vaak.’

‘Ja, omdat de betrokken journalisten vaak ook geen idee hebben wie de betrokken schrijver is, maar denken, ha, Een Interview. Met Een Schrijver. Dat geeft aanzien, hoor, in de journalistiek. Maar wees eens eerlijk, Thera, doe jij dat niet ook, journalisten voor je karretje spannen?’

‘Mondjesmaat, meneer de journalist, mondjesmaat. Het heeft alleen maar zin als je het af en toe heel doordacht doet. Bij bepaalde auteurs. Op het goede moment.’

‘Dat begint al een beetje op hypen te lijken, vind je niet. Kwaliteitshypen misschien, maar toch…’

‘Natuurlijk, je bent uitgever of niet. Bovendien ben ik de dochter van een groenteman. Je kunt ook geld verdienen met goeie boeken, vind ik.’

‘Dat vind ik ook, Thera. Maar als journalisten samsam gaan spelen met uitgevers, wie bepaalt er dan nog de kwaliteit? Of doe jij dat sowieso altijd?’

Thera lachte. ‘Je weet toch hoe het gaat, stukjesschrijver. Doe niet zo onnozel. Natuurlijk pak ik van tijd tot tijd een journalist volkomen in. En mijn meer capabele collega’s doen dat ook. Geen middel wordt daarbij geschuwd. Schaamteloos maken we gebruik van ons zogenaamde literaire imago. Hoe denk je dat Lulu Wang een hype is geworden, of Moses Isegawa? Had dat met het niveau van die boeken te maken, denk je?’

LEES VERDER
Oorspronkelijk gepubliceerd in de Volkskrant van 15 juni 2001