Hype (1)

Beroepsprofessies

Wie al of niet beroepshalve zijn oor weleens te luisteren legt bij de mannen en vrouwen in ons land die geacht worden de media te bestieren, kan regelmatig te horen krijgen dat het al maar moeilijker wordt de massa nog met een smakelijk taboe te vermaken.

Natuurlijk, er gebeurt genoeg om het volk te kunnen opwinden. Erge dingen, zoals mond- en klauwzeer, of de gekkekoeienziekte, beestachtige kwalen die ook degenen die nog nooit een geleedhoevige van nabij hebben gezien, de schrik van hun leven bezorgen – maar een mals taboe, nee.

Terwijl het barst van de taboes.

Bijna had ik gezegd: ‘terwijl het stijf staat van de taboes’, maar zulke staande uitdrukkingen probeer ik te vermijden sinds ik door een gestudeerde neerlandica ben terechtgewezen toen ik het woord ‘roede’ in de mond nam, en zij me me boos liet weten dat ik dergelijke seksistische praat in haar nabijheid maar beter niet kon bezigen.

Roede. Seksistisch.

Eén van de taboes die mij de laatste jaren is opgevallen, is de vrijheid om je te verplaatsen. Dat mág, zeker, het móet zelfs als het een verplaatsing in de ruimte is, maar o wee als je laat blijken dat je liever thuis zit om er ontspannen op uit te trekken naar een andere tijd.

Hett lijkt me dan ook verstandig hier geheim te houden dat ik met een zekere regelmaat naar de negentiende eeuw reis. Dan vat ik een werkje van Van Lennep (Jacob; 1802-1868) aan, of van Piet Paaltjens (François Haverschmidt; 1835-1894), en vermaak me met de zeden en gewoonten die zij mij schilderen en die me even exotisch en aantrekkelijk voorkomen als de kleurrijke populaties die Levy-Brühl (of was het Margaret Mead) in de plooien van het Amazonegebied of de spelonken van Paaseiland ontdekte. Met dit verschil: de gekken die je in Nederland ontmoet, zijn je overgrootouders en soms, als het licht goed is, en de port de avond tevoren aangenaam gevallen, zíe je ook op een verregende voorjaarsdag in Drenthe je grootvader en grootmoeder – met opgetrokken rokken – door de modder waden op weg naar de kippen die nodig van broodkruim moeten worden voorzien.

Wat bijna niemand meer weet – behalve Marita Mathijsen die er terecht professor in geworden is – is dat er in die ogenschijnlijk zo saaie eeuw heel veel en heel goed werd geschreven.

Misschien is de oorzaak daarvan de Romantiek.

Laat in Nederland doorgedrongen – en wat wil je ook, de Romantiek wil toppen, geen vlakten –, vindt ze tegen het eind van de eeuw de hoogtepunten die ons ook vandaag de dag nog in de juiste stemming kunnen brengen, uiteraard omdat de Romantiek de hele twintigste eeuw door ons en ons culturele getij is blijven beheersen. Het maakt het des te interessanter om wat meer naar de boeken en het boekbedrijf in de negentiende eeuw te kijken. Of naar de poëzie, die soms zo treffend de spijker op de kop slaat.

Neem de topdichter J.J.L. ten Kate (1819-1889) die ons in zijn ‘Raadgevingen van een oud-recensent aan zijn zoon’, na een fraaie inleiding, laat weten:

Beuls-professies (Petten af!)
Zijn sinds jaren meestal erflijk.
Daarom kind! (een mens is sterflijk,
En uw vader helt naar ‘t graf!)
Ware ‘t nimmer te vergeven,
Zo ik u geen raad zes zeven
Vóór mijn end te slikken gaf.

Primo – Jongen, voel uw waarde!
Want een echte Recensent,
Schoon ‘t langorigst dier op aarde,
Houdt zich voor de knapste vent
Dieze sinds de chaos baarde:
‘t Is zijn weerwraak op ‘t Talent,
Dat hij, tweede HANNIBAL,
Tot zijn kist vervolgen zal.

Verder – lees toch nooit de boeken,
Diege kritizeren gaat.
Oordeel is zo’n bitter kwaad,

En het kan hem licht verzoeken,
Die het niet bij blaêren laat.
‘t Inhoudslijstje is altijd eerlijk.
In de schaal van lof en blaam
Weegt alleen des schrijvers – naam!
Varieer op mooi en heerlijk,
Prullewerk en beuzelkraam
Smaak en kennis zijn ontbeerlijk;
Enkel in epitheta
Schuilt de ware aesthetika!

’t Dom publiek in slaap te wiegen,
Jongen, ’t is zo’n schone baan!
’t Hoofdvereiste is Eigenwaan;
En je moet wat durven liegen.
Schop de studie naar de maan!
Och, je hoeft niet hoog te vliegen
Om een fikse bluf te slaan.
Hocus pocus! zes is drie. . .
Mundus, kind!, vult decipi!

Mundus, kind!, vult decipi!
De wereld wil bedrogen worden.
Dát is het wezen van de hype…

LEES VERDER
Uit de Volkskrant van 20 april 2001