Grootspraak

DETAIL VAN DE NACHTWACHT

 

Verbeter Je Taal Nog Meer – 62

 

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand,
Wie is de mooiste van ’t hele land?
SNEEUWWITJE

 

et grootste restauratieonderzoek ooit naar ‘De Nachtwacht’ is gestart. Dit gebeurt live in het museum en jij kunt daar bij zijn.

Ik lees dit in een publicatie van het Rijksmuseum en verbaas me. ‘Ooit’, ‘gestart’,’live’, ‘jij’ – wat is dat voor idioot taalgebruik, van een instelling als het Rijksmuseum nota bene?

Ik snap de bedoeling. ‘Komt dat zien’, ‘komt dat zien’, maar waarom moet mij dat op zo’n tenenkrommende manier worden kond gedaan?

Ik heb de Nachtwacht al in geen twintig jaar meer gezien. Ik kijk wel uit. Ik weet wat me te wachten staat. Drommen toeristen die niet in de ban zijn van het kunstwerk, maar van zichzelf. Kennelijk wil het Rijksmuseum nóg meer van zulke bezoekers. Dan helpt misschien zo’n extraatje. Zo’n restauratie. Live.

Zou het werken?

Daar hoef je niet lang je hoofd over te breken. Het werkt niet. Het restaureren van een zeventiende-eeuws schilderij is – hoe boeiend en belangrijk ook – niet iets wat de gemiddelde toerist blij mee naar huis neemt.

Ik zou zeggen laat de vakmensen hun werk in stilte en afzondering doen. Waarom moeten handelingen die dienstbaar zijn aan de kunst net als de toebereidselen in de keuken van een viersterrenrestaurant aan de buitenwereld worden getoond?

Ik denk dat op z’n best een gemelijk soort nieuwsgierigheid wordt bevredigd die onderweg naar de museumshop al is verdampt. Wie als directeur, manager of conservator gelooft dat een dergelijke openbaarheid zin heeft, verdenk ik ervan andere belangen op het oog te hebben dan die van de kunst.

Top

De taal van de geciteerde mededeling is interessant omdat het niet alleen gaat om een domme reclame-tekst. Er is meer aan de hand. Deze mededeling legt een mentaliteit bloot die ik maar moeilijk kan rijmen met liefde voor de kunst van de zeventiende eeuw. Hier wordt overdreven, anachronistisch overdreven. Zo dacht men in de Gouden Eeuw niet. Wie zoals ik zo vaak als het maar kan overal ter wereld oude kunst gaat bekijken, schuwt zo’n benadering als een middeleeuwer de pest.

Maar nu ter zake. De taal. Let eens op dat ‘ooit’. Ooit. Het woord is niet meer weg te denken uit de omgangstaal. Het wordt in alle media te pas, maar vooral te onpas gebruikt. Het haakt aan bij de trappen van vergelijking als we nog weten wat dat waren, die trappen van vergelijking. Je leerde ze op school: de stellende trap (groot), de vergrotende trap (groter) en de overtreffende trap (grootste).

Dat werkt thuis en in de media niet meer. Omdat het in de openbare ruimte overvol is geworden, worden steeds meer middelen te baat genomen om iets groter te maken dan het is. Dan is de stellende trap een zwaktebod. Maar ook de vergrotende trap voldoet niet langer en zelfs de overtreffende trap schiet tekort.

Wie volwassenen, pubers en kinderen in zijn omgeving of in de media hoort praten, constateert dat álles, echt álles van een juichende kwalificatie wordt voorzien. Een prijs bijvoorbeeld, een award zeggen ze tegenwoordig, heet in de kranten zelden nog een prijs, nee, het is een prestigieuze prijs, altijd. Een schaatser die favoriet is, heet geen favoriet meer, nee,  dat is een topfavoriet en – om nog één van honderden voorbeelden te noemen – een kunstenaar is niet langer een kunstenaar – alsof dat niet al genoeg is, nee, die is tegenwoordig een topkunstenaar als-ie tenminste internationaal iets voorstelt en alle prestigieuze prijzen heeft gewonnen.

Een tópkunstenaar, ik heb er al eens over geschreven, en je hoopt dan dat ergens de een of andere hoofdredacteur verordonneert dat het afgelopen moet zijn met die flauwekul, maar nee, dit soort misvormingen wordt niet in de kiem gesmoord, integendeel, men laat ze zich met achteloze onoplettendheid vermenigvuldigen als konijnen in de Kennemerduinen.

Rupsje nooit genoeg

Rupsje nooit genoeg speelt de hoofdrol in het drama van onze tijd dat overijverige mediadienaren elke minuut updaten. Nooit genoeg. Heb je een filmregisseur eenmaal tot de allergrootste ooit uitgeroepen, dan kan iemand anders er altijd nog super, giga of mega aan toevoegen, zoals moeders op het schoolplein als ze de onmetelijke gaven van hun kroost bezingen. Groter dan grootst, een supergigamegarestauratie in het Rijksmuseum. Nu! Top! Laaif.

Je vraagt je af waarom particulieren, instanties en zelfs je buurvrouw zich geroepen voelen zo te overdrijven. Omdat ze iets unieks in de aanbieding hebben? Zeker, maar worden soep, wijn, voetbal, leed, kunst of kinderen zoveel aantrekkelijker als je ze telkens weer zo hoog mogelijk op de overtreffende trap zet?

Nee, die producten niet, maar jij wel en daar gaat het om. Het gaat om jou. Jij maakt jezelf groter dan je bent als je zulke taal gebruikt. Verbaal word je de grootste, eh…, nee, de allergrootste, nee, de allergrootste ooit. Wie kan dergelijke grootspraak aan?

Overdrijving is vanouds de handel eigen. Elke marktkoopman weet wat hij moest doen om zijn waar te verkopen. Zijn wáár, niet zichzelf. Zijn spullen zijn de beste. Tegenwoordig vindt iedereen zichzelf de beste, eh… de beste ooit. In Amerika geeft een president het voorbeeld, maar sommige Europeanen herinneren zich nog een beschaving die uit ander hout gesneden was, uit christelijk hout, het kruishout dat een beschaving schraagde die in naam althans de deugd hoog in het vaandel droeg. Bijbelse deugden zoals bescheidenheid, eerlijkheid, barmhartigheid, medeleven en meer van zulke nobele eigenschappen die we onderweg naar een volkomen gedigitaliseerde samenleving zijn kwijtgeraakt.

Fake news

Deugden zeggen de kiesgerechtigde burgers in Europa niets meer. Zij zijn er niet mee groot geworden. Zij hebben geleerd, of misschien moet ik zeggen, hun ouders hebben hun voorgeleefd dat je het in het leven met tegenovergestelde waarden als arrogantie, bluf, kijk mij eens, liegen en sluwe meedogenloosheid zoveel verder schopt.

Hun taal is de taal die de reclame salonfähig heeft gemaakt, de taal van de koopman, de taal van het ongeremde ik, de taal die de taal van de dominee tot zwijgen heeft gebracht, wat – behalve literair gezien – niet zo heel erg is, maar wel dat met het wijwater ook de veelbelovende zuigeling is weggespoeld. De moraal is zoek.

Wie zich heden ten dage verbaast over het liegen, bedriegen, de corruptie, het fake news, de verwarde mannen, de schoolkinderen met messen, de afrekeningen in het criminele circuit en het onbeschofte gedrag, thuis, op school, op straat, op het sportveld, in het verkeer en in de directiekamers van onze multinationals, moet zich eens afvragen wat de invloed is van de amorele lingua franca waarmee onze politici, managers en vastgoedhandelaren zijn opgegroeid en die elke dag dieper doordringt in het overbelaste brein van onze pubers als ze zich blindstaren op hun sociale media die hun gratis en voor niets geven wat ze zoeken, zelfbevrediging. 

En daar gaat zo’n Rijksmuseum in mee!

Het doel heiligt de middelen.

Dat weten we nu langzamerhand wel, maar wat is het doel?

 

 

 

LEES VERDER
WKtS
26 FEBRUARI 2020