God dobbelt niet – 51

HIJ MOEST MET LICHT ZIJN ALFABET SCHRIJVEN.

51
 
Het was opnieuw een heldere dag. De rotsige bodem, bezaaid met de gulle bloemenweelde van de kortstondige zomer, gaf niets van zijn geheimen prijs. Ze liepen, een uur, twee uur Werner keek op zijn horloge en zagen toen pas, verscholen in het struikgewas, een opening die hun mogelijkerwijs toegang tot het lood verschafte.
 
Werner ging Ilse voor, duwde de takken weg en zag een hol, of grot, een gang misschien. Ilse knipte haar zaklamp aan. Het lood, ging het door hem heen. Kon kennelijk het daglicht niet velen. Hij volgde Ilse, slankere benen dan Sandra. Weg, opgelost, alles loste op. De vlechtjesvrouw…, opgelost. De fee die hem had bezocht…, opgelost. Sandra… Ze gingen voorzichtig tastend voorwaarts in wat een nauwe gang bleek te zijn, vermoedelijk een oude mijnschacht, afgaande op hier en daar een paal die de aarde stutte. Was er geen instortingsgevaar?
 
Vleermuizen scheerden rakelings langs hem heen. Hij rilde. Van tijd tot tijd voelde hij het zwetende gesteente. Hij rook de grotlucht die hem misselijk maakte. Ze zagen algauw geen hand voor ogen meer. Hun voetstappen klonken nu eens hol, dan weer dof en omfloerst in een ruimte waarvan de begrenzing zich steeds weer in een inktzwart duister verloor zodra Ilse haar lamp een andere kant op liet schijnen.
 
Alleen binnen de lichtkring van haar lantaarn liet de gemaltraiteerde aarde zich enigszins kennen. Aangerand, verkracht. Soms een plas. Konden ze verdwalen? Ze waren al minstens zeven keer een tweesprong gepasseerd. Werner maakte zich ongerust over de terugtocht. Hij probeerde de splitsingen in zijn geheugen te griffen, maar er waren nauwelijks kenmerken als geheugensteun, hoe ver Ilse haar licht ook liet dwalen.
 
Plotseling hield ze in, wendde zich naar hem om, en zei: ‘Kijk, Werner, daar, dat moet lood zijn.’
 
Zijn adem stokte.
 
‘De mineralen der spleten en andere holten danken hun ontstaan aan waterige oplossingen of gassen die in holten circuleerden.’
 
Hij struikelde haast. In zijn gretigheid om er als eerste te zijn stevende hij Ilse voorbij. Hij zag het lood grauwwit glanzen. Hij stak zijn hand uit, raakte het aan, streek er met een vinger langs, drukte zijn palmen ertegen. Alsof het een huid was, beschermlaag tegen de fallout die elk ogenblik ook op Zweden kon neer regenen. Hij hoorde de alarmsirene. De woede van z’n vader. ‘Hou daar mee op, godverdomme, hou daar mee op.’ Moeder: ‘Goed dat ze waakzaam zijn, Herman.’ Koude oorlog. Hoe lang nog?
 
Ilse kwam naast hem staan, stak ook haar hand uit. Strijkster. Menstrueerde niet. Masturbeerde een vrouw van vijftig? Hoe goed was het lood geweest? Voorbij. Nu hij het had aangeraakt, wist hij het. Over. Een last gleed van zijn rug. De techniek. Antoine had gelijk. De bliksem, door Newton getemd, had het lood verpulverd. De technologie. Hij moest met licht zijn alfabet schrijven. Met licht!
 

Hij was zo buiten zichzelf dat hij zich naar Ilse omwendde, haar zag, haar daar in het schemerdonker van de kille grot voor het eerst zag en haar handen nam. Nooit meer, ging het door hem heen, alcohol, nooit meer die verdomde zinnelijkheid. Nooit meer neuken. Zijn alfabet. Geest, schreeuwde het in hem. De geest bezielde het Corpus Hermeticum, de geest behoedde ons voor het kwaad van de materie, het dodelijke zaad dat ziek maakte. O, Antoine, wanneer ga jij de pijp uit? Hij moest de materie bestrijden, zichzelf, nee niet bestrijden, negeren, uitbannen, nee omvormen, transformeren. Geen letters van lood, maar van licht. De schellen vielen hem van de ogen. Een licht alfabet moest hij de wereld geven. Hij hield van Ilse. Hij hield van Ilse zoals hij nog nooit van iemand had gehouden. Niet van zijn vader, niet van zijn moeder, niet van Sandra, niet van zijn zus Aleida die in Limburg woonde. Weg. Liefde. Hij omhelsde haar, liet haar los, zag haar in haar glanzende zwarte ogen en omhelsde haar opnieuw, terwijl ze lachte, zacht lachte, die wonderlijk mooie, moederlijke lach van haar, blij, zoals hij dat was, een kind, maar nee… toen hij zijn wang tegen de hare legde, voelde hij hoe nat ze was.