Zwijgen Is Goud…

Dagstukjes – 27

 

daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
PAUL VAN OSTAIJEN

 

 

 

In een zeer eigentijds kookboek lees ik dat ‘de heek niet sexy is.’

Een heek is een vis. Kan een  vis ‘sexy’ zijn?

In Nederland wel.

Dan kan hij ook niet sexy zijn.

Logisch.

‘Sexy’ is Engels of liever gezegd Amerikaans – dat tussen twee haakjes een andere taal is dan het Engels. De talen verschillen evenveel van elkaar als het Zuid-Afrikaans en het Nederlands. Vraag het maar aan Adriaan van Dis. I’am an alien, I’am an alien, I’am an Englishman in New York…, zong Sting alweer lang geleden.

Nederlanders die allemaal ‘heel goed’ Engels spreken, kennen het onderscheid niet. Vermoedelijk horen ze zelfs het verschil tussen het Engels en het Amerikaans niet.

‘Sexy’ is een bijvoeglijk naamwoord, afgeleid van het zelfstandig naamwoord  ‘seks’. Niemand weet wat ‘seks’ betekent. Als je het aan zo’n vlotte vader of moeder op gymschoenen vraagt, mompelt de aangesprokene doorgaans wat ongemakkelijk..  eh… ja…  seks, hè…  ja…  eh…  kut,… eh… ja, daar zeg je zo wat….

Ik vrees dat zelfs de bekende seksuoloog Theo d’or Holman, die ons dagelijks op een sexy seksuele mening in Het Parool vergast, het antwoord op de vraag niet weet.

Je kunt sexy heel goed in het Nederlands vertalen. Dan wordt het ‘aantrekkelijk’.
Wie ‘sexy’ door ‘aantrekkelijk’ vervangt, kan zinnen vormen als: De heek is niet aantrekkelijk.

Dan kan er een gesprek in het Nederlands beginnen.

– O, dus jij vindt  de heek niet aantrekkelijk? De schol wel?
– Ja, de schol wel, en weet je welke vis ik ook heel erg aantrekkelijk vind? De rode poon.
– De rode poon, ja, vind je dat?
– Ja, echt, ik ben gek op de rode poon.
– Maar de rode poon is toch helemaal niet sexy  eh.. sorry, ik bedoel…  eh… aantrekkelijk…
– Nou, ik vind hem supersexy, hoor….

Richard Nixon

Seks en sexy woekeren als virussen in de taal en tasten overal het weefsel aan.  De woorden komen, uiteraard, uit Amerika waar men ze al heel lang in de reclame, de public relations en de marketing misbruikt. Verkopers van tweedehandsauto’s wisten er wel weg mee. Hún bluf en bedrog – Richard Nixon kon er ook wat van – hoor je tegenwoordig in Nederland de godganse dag in de openbare ruimte, op de radio, op de televisie, ja zelfs in de kranten en de boeken – tenminste als je goed luistert.

Uitgevers en boekverkopers meenden zich na het failliet van Polare weer eens te moeten laten gelden als de kampioenen van het papieren boek, verfijnde bibliofielen en verdedigers van de poëzie, maar ik heb er niet één horen zeggen dat wat er in stapels op de toonbanken van de winkels ligt overwegend, zowel van buiten als van binnen, erg lelijke rotzooi is. Wat overheerst, juist ook in datgene wat uitgevers, boekverkopers en recensenten ‘literatuur’ noemen, is gebabbel en geklets, een lege variant van de spreektaal.

In spreektaal kan en mag alles. Kun je rustig zeggen dat de vis al dan niet sexy is. Je spreekt dan de taal van Linda de Mol en wie wil dat niet.

De scherpzinnige filosoof Ludwig Wittgenstein merkte eerder dan al zijn collega’s dat  praten nóg ingewikkelder is dan taal. Praten is taal in zijn doordeweekse kloffie. Je werkt erin, je zweet erin, je lijdt erin, je zuipt erin en je gaat er, soms uitgeput, mee naar bed.

Klassieke gymnasiasten – die nu bijna uitgestorven zijn – dachten dat spreken in het openbaar in driedelig grijs diende te gebeuren.

Sotsji

Het gebabbel in het openbaar is de afgelopen jaren vooral door toedoen van de televisie oorverdovend aangezwollen. Ik genoot van mijn helden en heldinnen in Sotsji. Schaatsers doen zwijgend hun plicht. Het schonk ze goud. Maar televisieverslaggevers moeten het niet van hun dijen en hartspier hebben. Zij hebben spraakorganen die onafgebroken in de weer zijn. Ze kletsen je de oren van het hoofd en geen (Slavische) eigennaam wordt correct uitgesproken.

Het gezwets dreef me stelselmatig de kamer uit. Gelul om de tijd te doden. Het is mede door toedoen van Mart Smeets van hinderlijk bijgeluid tot de hoofdtoon geworden. Eerst denk je nog, het vervliegt – alleen de medailles blijven – maar het vervliegt niet. Het zet zich ook op het geschreven woord af. Lees maar eens een boekje van Mart Smeets.

Het geschreven woord zou van zulk gebabbel gevrijwaard moeten blijven, maar nee… ook in kranten en boeken neemt het hand over hand toe.

Kranten hebben – op de NRC na – het zorgvuldig opgeschreven bericht verruild voor het geklets van columnisten,  ‘sexy’ onderwerpen en de ronkende leegte van de bekende Nederlander.

Zo vervliegt ook het geschreven woord.
Niks scripta manent (latijn voor wat geschreven is, blijft).

Tegen de media en hun essemmessende, watseppende, iemélende en twitterende kijkers zal het niet bestand blijken.

De sexy vis wordt duur betaald.

 

 

 

LEES VERDER
WKtS
24 FEBRUARI 2014