Een gelukkig mens? Als je levenseinde schoon is…
Want de goden nemen waar wat in de toekomst ligt,
de mensen dat wat gebeurt, maar wijzen het naderende…
PHILOSTRATOS: LEVEN VAN APOLLONIOS VAN TYANA
ie betrokkenheid bij je stad – eigen stad eerst – is er nog steeds, vertelt Marlo, onze in Nederland geboren vriendin, die ons langs verrassende sluipwegen naar de hoogtepunten onder de bezienswaardigheden in Rome leidt, en als ‘buitenlandse’ een scherp oog heeft voor de Italiaanse zeden en gewoonten. Ze is geen communist meer, maar strijdt nog steeds. Nu voor de vernederden en verdrukten die vluchtelingen heten en die zij en haar oude kameraden een veilige plek in Rome willen bieden. Zo niet de populisten van Lega Nord en de Vijf Sterren die deze barbaren het liefst als demonen zouden willen uitdrijven….
Ze toont ons de plaats in Rome waar ze de laatste jaren regelmatig geprotesteerd heeft.
‘Daar,’ zegt ze en ze wijst naar het indrukwekkende, renaissancistische stadhuis, ‘daar worden wij door de politie tegengehouden.’
Alleen de televisieploeg die er deze middag rondhangt, wordt ’s avonds achter het cordon toegelaten om de rechtse leiders in staat te stellen het volk op te ruien.
GRAFHEUVELS (TUMULI) IN CERVETERI
Eten en drinken waren belangrijk voor de Etrusken. Voor wie niet, zul je zeggen, maar bij hen – ik neem aan in de betere kringen – was al sprake van een verfijning die ook vandaag de dag de Italiaanse keuken van andere onderscheidt.
Toen er eenmaal clans waren ontstaan en een patricische of adellijke bovenlaag, werd het in deze kringen de gewoonte om tweemaal per dag copieus te dineren.
Die aandacht voor de genietingen van het lichaam hing samen met de aandacht voor het dagelijkse leven, la vie quotidienne, zoals de Fransen zeggen. We kunnen eruit afleiden dat de Etrusken ‘realisten’ waren, praktisch ingesteld, technici, die prachtige steden bouwden op de rotsige hoogten in hun glooiende land.
Bruggenbouw
Ze waren ook meesters in het bouwen van bruggen. Minder goed in wegen, waarvoor de Romeinen meer gevoel bleken te hebben – of was hun vaardigheid afgedwongen door de noodzaak om de opmars van hun legioenen in heel Europa en het Midden-Oosten te vergemakkelijken?
Toen eenmaal de keizers in Rome – die vaak hun leven niet zeker waren en op hun hoede waren voor de gevaren die hen persoonlijk bedreigden – de dienst gingen uitmaken, verdienden sommige Etrusken goudgeld met toekomstvoorspellingen waartoe een schapenlever of een vlucht regenwulpen hen in staat stelde. Het was in die tijd een wetenschap, de etrusca disciplina, die alle andere vormen van kennis te boven ging. De waarzeggers, de haruspices, bezwoeren het lot en verzekerden je een toekomst die geen hiernamaals kende.
Het roept de vraag op – wéér een – hoe de Etrusken over het leven na de dood dachten. Al die graven! Ergens zou je toch een antwoord moeten kunnen vinden op de vraag naar het waarom? Waarom zoveel? Waarom zo mooi? We hebben ze in Tarquinia, Sutri en Cerveteri bezocht, maar als je geen ervaren onderzoeker bent, houd je er op zeker moment mee op. Meer is niet noodzakelijkerwijs beter, al zijn er verschillen. Nu eens zijn ze uitgegraven in de zachte tufsteen, dan weer bovengronds afgedekt met aarde en met gras begroeid, bulten (tumuli) in het land. Een andere keer zijn het urnen in het gras [foto].
Het geeft je een indruk van een uitgebreide gevarieerde grafcultuur die in de loop van de tijd veel verandering onderging, maar die onmiskenbaar één is en uniek. Ze is op weinig plaatsen zo fraai en in nagenoeg ongeschonden staat overgeleverd als in dit oude Italische land, in Toscane, Umbrië en Lazio. Eeuwenlang besefte geen landman of grootgrondbezitter wat onder zijn voeten de tand des tijds weerstond.
Hoeveel van deze grafplaatsen je ook bezoekt, voor ons blijven ze een raadsel. Wáren het graven? Maar wat betekende dat toen? Wat betekenen ze nu voor ons?
Wij zien ze als overblijfselen uit een ver verleden, schatkamers, bewaarplaatsen van fresco’s en kunstzinnig vervaardigde voorwerpen die na hun ontdekking in de negentiende eeuw op grote schaal geroofd werden of in musea verdwenen – veel ging naar het Vaticaan – maar wat wíj vinden is minder interessant dan wat deze necropolen voor de Etrusken betekenden.
GRAFKAMERS IN CERVETERI
Het lijkt erop dat de Etrusken in twee werelden leefden, de échte van het dagelijkse leven met z’n praktijk van eten, drinken, oorlog, feest en seks en die ándere wereld die we in hun necropolen zien ons duidelijk maakt dat ze na hun dood niet verdwenen maar in enigerlei vorm een plaats kregen in de realiteit van hun nabestaanden. Ik zeg, in enigerlei vorm omdat op dit punt de verschillen tussen verbranden (de urnen) en bijzetten (de sarcofagen) groot zijn.
Er was geen sprake van een geloof in een hiernamaals zoals christenen dat kennen, voor de Etrusken was de dood een aardse aangelegenheid waarvoor ruimte werd gemaakt in de bestaande wereld door voor de doden een huis te bouwen, of een kamer, waar de levenden met hen konden verkeren. Alsof er voor hen allemaal een nieuw huis van samenkomst werd ingericht. Alsof de gestorvenen daar op je zaten te wachten. Kon je even op opa’s stoel gaan zitten en genieten van zijn fresco’s en de waardevolle voorwerpen die hij in de loop van zijn leven had verzameld of hem als tekenen van zijn waardigheid bij zijn verscheiden waren meegegeven. Opa was niet dóód.
Het is die relatieve huiselijkheid – in vergelijking met soms zo pompeuze begraafplaatsen in andere culturen – die de dood hier z’n angstwekkende gedaante ontneemt.
Hiernamaals
Hoe langer je in zulke necropolen rondloopt, des te meer ga je beseffen hoe onmetelijk groot en onbegrijpelijk het verschil is tussen het Etruskische ‘aan gene zijde’ en óns geloof in een hiernamaals, de metafysische variant van het christendom, die voor veel gelovigen angstwekkend is vanwege de straf die je wacht. Hemel of hel.
Terwijl ik met Marlo en m’n medereizigers door Rome struin en overweeg hoe schuldeloos de Etrusken – ‘jenseits von Gut und Böse’ – aan hun reis in de eeuwigheid begonnen, bespringt me een wat vreemde gedachte – een gevaar dat je loopt als je je te lang buiten de toeristische werkelijkheid ophoudt.
Mijn kennismaking met de Etruskische dodencultus deed me denken – ja, ja – aan de manier waarop deze voorvaderen van de Italianen de seksualiteit bedreven. We weten er niet veel van, maar we kennen de voorstellingen. We weten dat dochters zich prostitueerden. Daarnaast zien we op sarcofagen echtparen als geliefden afgebeeld [foto]. Zulk huwelijksgeluk – of althans zo’n afbéélding van dit geluk – was in de klassieke Oudheid tamelijk uitzonderlijk.
Er wordt verteld dat mannen en vrouwen bij de Etrusken op voet van gelijkheid met elkaar omgingen. Vast staat dat ze graag het bed met elkaar deelden, niet alleen tot instandhouding van de familie, maar ook… nou, ja… alsof het een feest was…., een plezierig opwindend samenzijn en niet het loodzware corvee dat veel later, in onze tijd, de calvinisten ervan hebben gemaakt…
Zo was ook de dood voor hen een feest – of ga ik nu te ver?
Het grondbeginsel van hun filosofie moet een blijmoedige aanvaarding van het leven zijn geweest – denk aan de manier waarop ze zo lang de hongersnood letterlijk spelenderwijs doorstonden en – voor degenen die Herodotos hebben gelezen – denk aan het antwoord dat Croesus van de Griekse wijsgeer Solon kreeg toen hij vroeg of de rijkste man ter wereld ook de gelukkigste man was. Nee, hielp Solon hem uit de droom, of in de woorden van Herodotos: ‘Ik heb de indruk, dat gij zeer rijk zijt en koning over vele mensen, maar wat uw vraag betreft: gelukkig noem ik u nog niet, voordat ik vernomen heb dat ook uw levenseinde schoon was.’
‘Voordat ik vernomen heb dat ook uw levenseinde schoon was…’
Het is een zin – én een levensbeschouwing – die misschien de comfortabele laatste rustplaatsen van de Etrusken verklaart. Een schoon levenseinde. Dat was belangrijker dan rijkdom.
Taal
Zo valt er in de oude, maar door de ingrijpende veranderingen in deze tijd ook zo hedendaagse Etruskische streken niet alleen veel te zien, maar ook veel te overpeinzen. Je raakt er geïnspireerd door een cultuur die je aan de hand van de bewaarde brokstukken alleen maar kunt vermoeden en die heel wat verbeeldingskracht vereist om zich naar de werkelijkheid te plooien, de werkelijkheid van toen, maar ook de werkelijkheid van nu – en moet je oppassen met al te makkelijke sweeping statements.
Verwarrend is de overeenkomst van de Etruskische civilisatie met de Griekse en Romeinse. Kijk naar hun godsdienstige rituelen, naar hun goden die dezelfden zijn en die wij kennen onder hun Griekse of Latijnse naam. De Etrusken gaven ze een eigen naam of pasten de vreemde namen aan hun taal aan. Zo werd Jupiter Tinia, Dionysos flufluns en Hermes turms. Andere goden behielden hun Griekse of Latijnse naam, zoals Hercules [Herakles] wiens gruwelijke zelfmoord in het archeologisch museum van Tarquinia te zien is [foto].
SCHRIFTROL OP SARCOFAAG IN TARQUINIA
Ook het schrift laat deze overeenkomst zien. Het is Grieks, het loopt alleen van rechts naar links – gymnasiasten herkennen het onmiddellijk. Er is opvallend weinig van overgeleverd. Alleen inscripties en één wat langere tekst – een linnen wikkel van een mummie die in Zagreb te zien is – waarmee taalkundigen het maar moesten zin te rooien als ze zich een beeld van het Etruskisch wilden vormen. Op grond van wat zich liet ontcijferen, kwamen zij tot de conclusie dat het Etruskisch een geheel eigen taal is, die zowel van het Grieks als van het Latijn afwijkt. Een Fremdkörper in de Indo-Europese taalfamilie, net als het Fins-Oegrisch, de taal van Finnen en Hongaren.
Leuk om een paar zinnen Etruskisch te kunnen lezen. Zoals deze: Laris Aule Larisal clenar sval cn šuthi cerichunce apac atic sanišva thui cesu clavthiethurasi [grafpilaar]. Wat betekent dat Laris en Aule, zonen van Laris, tijdens hun leven dit graf hebben laten bouwen; de vaderlijke en moederlijke resten [?] liggen hier; voor de [familie van] de Claudii.
Wie van zulke kennis smult, zoals ik, kan een uitstapje maken naar het Etruscan Texts Project, een database, die te zijner tijd alle bekende Etruskische woorden en zinnen zal omvatten. Het eerste Etruskische woordenboek.