Dagstukjes – 253
Wie oor heeft om te horen hoort
Muziek in de natuur
MARTINUS NIJHOFF
oms aarzel ik. Schrijf ik nu als journalist of als méns? Gisteren schreef ik als mens. Ik ergerde me zo aan de Nederlandse boeren die zich Farmers Defence Force noemen dat ik tot geen enkele journalistieke objectiviteit meer in staat was.
Soms wordt het je allemaal te veel.
Die veramerikaniseerde boeren aanvaarden dankbaar de steun van figuren als Baudet en Wilders – om over de opportunisten van het CDA maar te zwijgen – volksvertegenwoordigers die nota bene beweren de Nederlandse identiteit hoog in het vaandel te dragen. Schaamteloos laten ze hun oren hangen naar het volk dat zich Farmers Defence Force noemt.
Hoe haal je het in je botte harses je zo te noemen, Farmers Defence Force.
Gelukkig kun je binnen de stadsmuren van Amsterdam ’s avonds nog je zinnen verzetten. In het Concertgebouw luisterde ik naar de pianist Julien Libeer, geen Nederlander, maar een Bélg, die overigens beter Nederlands spreekt dan menige Nederlandse farmer van de defence force. Achter zijn Steinway gezeten gaf hij mij de mensenliefde terug waarnaar je op een dag met zoveel boerse hufterigheid kunt snakken.
Met een onnavolgbare beheersing van zijn instrument bracht Libeer in de internationale taal die muziek heet een meeslepend verhaal ten gehore dat de alledaagse werkelijkheid je niet kan bieden. Een ándere wereld. Onmenselijk mooi, zou ik zeggen, als het woord ‘mooi’ in dit geval niet tekort schoot.
Na afloop – terug op aarde – bekroop mij de gedachte wat het een zegen het zou zijn als onze tot de tanden bewapende farmers op hun monsterlijke trekkers ook zulke muziek via hun oordoppen aangeleverd kregen en niet het banale plattelandsgejengel dat je vanouds op cowboybarbecues in West-Virginia of Iowa kon horen, maar tegenwoordig op alle radio- en televisiezenders in Nederland.
Als het maar Amerika is. Als het maar Trump is. Als het maar herrie maakt. Als het maar stinkt.
LEES VERDER
WKtS
7 FEBRUARI 2020