Hockney

 

 

 

 

 

 

 

 

 

THE ARRIVAL OF SPRING IN WOLDGATE IN 2011 [DETAIL]

 

Dagstukjes – 214

 

Nature is endlessly fascinating, endless.
I can’t be bored at all.
DAVID HOCKNEY

 

k keek mijn ogen uit. Het was heet en druk in het Van Gogh-museum. Bezoekers dromden om mij heen. Hinderlijk, al die lui met hun flitsende apparaatjes, maar ik genoot.

Het werk van David Hockney brengt me – de zeldzame keren dat ik het te zien krijg – telkens weer in een staat van opwinding, zozeer voor mij gemaakt vind ik het.

Prachtig werk, ongelooflijk, maar er speelt nog iets anders mee. Hockney liet mij in de jaren zestig van de twintigste eeuw al de continuïteit zien van de schilderkunst en het tekenen in de moderne tijd. Beide leken na allerlei geëxperimenteer voorgoed in het zwarte gat van Maléwitsj te zijn verdwenen, maar Hockney gaf me het gevoel dat het nog steeds kón, de zogeheten ‘werkelijkheid’ overtuigend, indringend, mooi en op een verrassend nieuwe manier in verf op doek of papier afbeelden.

Hockney was – en is – een man van zijn tijd. De avant-garde liet hem niet onberoerd, maar hij ging er niet in óp – of in ónder.

Hij zocht een eigen weg, niet om te innoveren zoals kunsthistorici dat noemen, niet om per se iets nieuws te vinden, maar omdat hij zoals alle grote kunstenaars zócht. Het volmaakte, het sublieme – the book to end all books om met Gerard Reve te spreken – het volkomen geslaagde kunstwerk dat in dit ondermaanse nu eenmaal niet te realiseren valt.

Daarom bleef hij zoeken en gaf hij de oeroude, ambachtelijke kunstvorm die het schilderen is – en het tekenen trouwens ook – een voorname plaats in de inmiddels dominante wereld van de fotografie, de video, de televisie, de film en andere media die de kijker zoveel directer bevredigen.

Van Gogh

Op deze tentoonstelling wordt de kunst van Hockney met die van Vincent van Gogh vergeleken. Zoekers, allebei, met een scherp oog voor de visuele rijkdom van de natuur. Voor hen waren bij de tantaliserende pogingen tot uitbeelding alle, ook nieuwe, eigentijdse middelen geoorloofd.

Het stilstaande platte vlak zat altijd tegen. Geen diepte, geen beweging.

De uitvinding van het perspectief was een uitkomst, maar voor schilders als Hockney en Van Gogh – om me voor de gelegenheid tot deze twee te beperken – was het niet genoeg. Bij Van Gogh zag Hockney beter dat ook kleur diepte geeft. Niettemin onderzocht hij verder de mogelijkheden van het perspectief. Zelfs beweging moest mogelijk zijn.

Hockney schroomde niet daartoe zijn iPad als gereedschap aan te wenden. En het internet. Zo’n iPad had Van Gogh niet, maar hij zou hem – daarvan is Hockney overtuigd – gebruikt hebben áls hij er een had gehad.

Kijk, dat is verwantschap – én bewondering, én liefde, én misschien zelfs vooruitgang.

Ik denk dat Van Gogh verrukt zou zijn geweest van de wijze waarop zijn jongere vakgenoot ons met die iPad de natuur wist te schenken, dat wil zeggen, de bloemen, planten, paden, grassen en bomen in en om de dorpen op het platteland van Yorkshire in het steeds wisselende licht van de seizoenen.

Deze expositie is één juichend ‘terug naar de natuur’, terug naar het klassieke natura artis magistra, dat allerwegen weer de kop opsteekt. In het werk van kunstenaars als Hockney, maar ook in de politieke werkelijkheid. We kunnen er niet om heen. Kunst liegt niet. Natuur! Hockney maakt het manifest.

 

 

 

LEES VERDER
WKtS
15 MAART 2019

De afbeelding staat op het omslag van de catalogus Hockney Van Gogh The Joy of Nature.