Uit het lood – 64

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
HET BIZARRE HANDSCHRIFT MET LINKS GESCHREVEN…
 
64
 
Werner zei niets, maar dacht aan het verhaal van Freud over Leonardo dat hij op aanraden van Ilse had gelezen. Hij was onder de indruk geweest van het vernuft in de levensbeschrijving van het genie, de manier waarop Freud een jeugdherinnering van Leonardo had gebruikt om diens ongelooflijke creativiteit te verklaren, diens prachtige schilderijen en beelden, evengoed als diens technische kunststukken, die ontwerpschetsen, het bizarre handschrift met links geschreven, de intelligente formuleringen als van een heel groot schrijver. Moest hij het Armand vertellen? Nee, hij wilde hem niet onderbreken, of toch wel. Hij aarzelde, wilde niet onbeleefd zijn, maar nadat Armand een paar glazen water was gaan halen, deed hij het toch, waarom? Wilde hij Ilse met Armand delen? Waarom had ze hem dit laten lezen? Omdat Freud het scheppingsproces zo indrukwekkend had verbeeld?
 
‘Het is zo’n krankzinnig verhaal, Armand, Leonardo die zich op een dag voor de zoveelste keer in de vlucht van de roofvogel verdiept en dan een beeld ziet van lang, lang geleden, een tijd dat hij nog in de wieg lag nota bene en er een “nibbio” een “wouw”, Freud vertaalde “een gier”, maar een “nibbio” is een wouw op hem neerstreek en zijn staart in zijn mond duwde. Freud zag in die staart de voor het kind reusachtige tepel van de moeder, maar ook een stijve pik omdat de moeder op voorhistorische afbeeldingen vaak met een geërecteerde penis te zien, zoals de Egyptische moedergodin Moet, zoals je het in het Nederlands uitspreekt, met iets gerekte oeklank en een t op het eind. Gier en moeder, ik huiverde toen ik het las, want ik had toen ik met Sandra in het Lötschental was ook een droom met een gier, snap je?’
 
Armand nam een teugje water. Hij lag ontspannen achterover, zijn haar als een tapijt uitgespreid op het kussen. Werner dacht, ik moet het niet te lang maken, het gaat om zijn verhaal ten slotte, maar een ding wil ik hem nog wel duidelijk maken: hoe kwam Freud plotseling in Egypte terecht, dat was toch een volstrekt ongeloofwaardig deel van zijn betoog en hij zei: ‘Dat klinkt vreemd, hè, die Egyptische moedergodin “Mut”, zoals Freud het schrijft, maar ik zal je vertellen hoe ingenieus hij die vond. Doordat Leonardo het Corpus Hermeticum had gelezen, je weet wel, het grote boek van de gnosis, dat in zijn tijd voor het eerst in het Italiaans werd vertaald, ik heb je er, geloof ik, tijdens de voorbereiding van je “circus” al over verteld, toen ik nog dacht dat je aftrekken misschien wel met de gnosis in verband gebracht moest worden, herinner je je…”
 
Armand knikte.
 
‘Welnu,’ vervolgde Werner, ‘toen hij die gnosis had ontdekt, zag hij ook het verband met de godin Mut en twijfelde hij niet meer: Leonardo was al in de wieg seksueel gefrusteerd geraakt doordat penis en tepel één waren geworden, de verklaring niet alleen van zijn narcisme en zijn homoseksualiteit, maar ook van zijn genie, dat te groot was om zich al te langdurig met de tergend trage kunst in te laten en steeds weer een uitweg zocht in de wetenschap, in het onderzoek, in de drang te willen weten…’
 
Werner vreesde Freud niet helemaal recht te hebben gedaan en moest denken aan zijn anekdote over ‘De dieren’ van Aart van der Leeuw die hij Ilse had verteld, maar Armand wekte niet de indruk het zo te hebben ervaren.
 
‘Die man was zo waanzinnig knap,’ zei hij, ‘dat hij misschien te weinig aan zijn gerief is gekomen. Soms denk ik dat alleen Marcel Duchamp hem goed heeft begrepen. Dat is eigenlijk de Leonardo van onze tijd, vind je niet? Ik heb die jeugdherinnering nooit gelezen, maar wel heel veel andere dingen van Freud, vooral over seksualiteit en dromen en ik heb hem altijd bewonderd, omdat er niemand was die zich toen al, zoals hij, ver voordat er überhaupt over seksualiteit werd gesproken, afvroeg wat die hormonen van ons niet allemaal aanrichten. Homoseksualiteit, fellatio, angst voor de vagina, vrouwen die bij het minste en geringste bezwijmen, maar alleen hun clitoris gelikt willen hebben, hij heeft ons de ogen ervoor geopend. Heeft het putdeksel van ons verraderlijke onderbewuste gelicht. Onze demonen vleugels gegeven. Freud heeft ons geseksualiseerd op een manier die nooit meer terug te draaien is. Hij is ook de enige die mij de samenhang tussen seks en creativiteit, tussen seks en kunst zo
overtuigend heeft laten zien. Zelf dreigde ik als adolescent gek te worden. Gek van die demon tussen mijn benen. Het zaad vloeide, dat was het probleem niet, maar contact met een meisje kreeg ik niet. Ik kon het niet verklaren. Waren ze bang voor me? Voor mijn drift? Ik liep met mijn kop tegen de muur. Ik heb alles gedaan om me ervan te bevrijden. Ik ben vrouwen, op weg naar huis met hun boodschappen tot aan hun voordeur gevolgd, uitgezakte vrouwen met misschien al vier of vijf kinderen. Ik drong me aan ze op. Sommigen lieten me binnen, bevredigden me met hun handen, met hun mond of met hun kut als ze mijn haar maar mochten ruiken… Ik was er soms na aan toe er een met een keukenmes van onder tot boven open te rijten… Ja…,’ hij zweeg en bleef lang stil alsof deze biecht hem te machtig werd. Werner zou hem het liefst hebben beetgepakt. Hij was geroerd door de bekentenis waarmee de Haagse casanova zich van zijn ironische pantsering ontdeed. ‘Totdat,’ ging hij door, ‘ik Kitty weer tegenkwam toen ze in Utrecht psychologie ging studeren. Ze was zo anders. Misschien door haar gebrek, maar daar heb ik nooit bij stilgestaan. Kitty was Kitty, was zoals ze was, één geheel, mij toegewend, op een voor mij onbegrijpelijke manier. Ik werd niet verliefd op haar, ik hield meteen van d’r, meteen, alsof ik een zusje, een moeder en een dochter tegelijk had gekregen. Gevoelens van…’ hij aarzelde, zoals Werner hem weleens achter z’n grote Triumphschrijfmachine op de krant had zien aarzelen omdat het er dan op aankwam, precies dat woord, dat zich even niet aandiende: ‘tederheid, vertedering. Ik wilde haar beschermen. Ja, godverdomme, ik weet ook wel hoe atavistisch en paternalistisch dat klinkt, de stoere man, het zwakke vrouwtje, maar of je het nu gelul vindt of niet, er schuilen waarheden in zulke archaïsche gevoelens, meer dan in het moderne gedrag van neuk d’r maar op los, of sticht een gezinnetje als de eerste de beste middenstander, een zaakje, dat om de twee jaar een kind produceert. Bij Kitty leerde ik me openstellen voor elke rimpeling van het gemoed, elk emotioneel zuchtje dat door haar aanwezigheid werd aangewakkerd, en vergis je niet, hoor, Kitty is een stevige tante. Die blaas je heus niet omver. Die zit echt niet te wachten op mijn bescherming, maar wat wel waar is, is dat ze, misschien net als ik, de meest huiveringwekkend kant van het leven heeft ervaren, de verlating, die niet anders is dan een voorafschaduwing van de vernietiging, de haat, de dood. Mannen kwamen in drommen op haar mooie gezichtje af, ja, gezichtje, dat dimunitief is het privilege van de vrouw die in onze maatschappij langer kind mag zijn dan de man, gelukkig wel…’
 
Hij zweeg.
 
‘Je hebt het gezien. En dan glijdt die doek van haar schouders.’
 
Weer viel hij stil.
 
Ze lagen nog steeds, zonder zich te bewegen, zij aan zij in de kussens. Er was geen lamp ontstoken. Zonder dat ze het hadden gemerkt was de avond gekomen en had de kamer met een zo zacht duister gevuld dat wand en vloeren geheimzinnig wit, maanwit, oplichtten. Armand haalde nog een paar glazen. Daarna zette hij zijn intieme onthullingen voort. Hoe hij ontdekt had dat hij zich bij Kitty van zijn wurgende obsessie bevrijdde. Ze vreeën, uiteraard, geen liefde zonder lichaam, Kitty had het liefste kutje van de wereld, ‘maar ik wilde met haar geen seks, en zij niet met mij.’ Zijn afschuw veranderde het woord. ‘Alsof het een ding is,’ zei hij, ‘seks, een product dat je kunt kopen, iets wat losstaat van die ene van wie je houdt. Seks.’ Weer die klank. ‘Het is het smerigste woord in onze tijd. Het woekert als een kanker in onze zieke maatschappij en vreet alles aan wat liefde heet. Voor mij staat het symbool voor de ontmenselijking waaraan we sinds de Verlichting zijn blootgesteld. Nog slechts radertjes van een mechaniek.’
 
Hij zweeg, zweeg lang, en toen zei hij: ‘Op dat punt kwamen we elkaar geen stap nader. Ik hield van haar, ik hou van haar, ik hou waanzinnig veel van haar, en ik zou graag willen zeggen dat ik alles voor haar over heb, dat ik bereid ben mezelf volkomen voor haar weg te cijferen, maar behalve dat dat niet waar is, en ook niet kan, is er ook nog Kitty voor wie al het lichamelijke in de loop van haar jonge leven zo verwrongen is geraakt, niet alleen door die Sofital, maar vooral ook door de ervaringen die ze in dit opzicht heeft opgedaan, of misschien wel heeft moeten op doen, dat ze… nee, het liefste kutje, ja… Kitty is een briljante psychologe…, maar het minnekozen is voor haar, helaas, helaas, we hebben er veel over gesproken, we hebben het tot op de bodem uitgezocht, maar… nee, eerlijk gezegd…, Kitty rijdt liever paard…’
 
En met een nauw merkbaar lachje dat evengoed het trillen van een mondhoek kon zijn, voegde hij eraan toe: ‘En nu is ze weg…’
 
En nu is ze weg.
 
Werner probeerde de dagen die volgden en die hij grotendeels in huis doorbracht zonder ook maar iets te doen, hij at en dronk zelfs niet meer, te verwerken wat Armand hem had verteld, maar goed begrijpen deed hij het niet, als dat al kon, als je al ooit kon begrijpen wat zich in de intimiteit van twee individuen afspeelt, die waanzinnig gecompliceerde verbintenis die geen mens, psycholoog of niet, uiteen kan rafelen.
 
Niettemin waren de feiten duidelijk. Kitty was weg. Ze woonde bij Ilse.
 
Bij de gedachte aan Ilse en haar menagerie schoot hij vol. Was Ilse zíjn Kitty? Naarmate hij leger en ascetischer werd, alsof hij nu zowel Antoine als Armand aan het nadoen was, doemde de betekenis van wat Armand hem had willen zeggen helderder uit de kruitdamp van zijn duizendvoudige indrukken op. Het was niet Kitty, het was Armand. Hij had zich met zijn masturbatieact willen bevrijden van wat hem gevangen hield, maar het was hem niet gelukt. ‘Seks’ was hem blijven beheersen. ‘Seks’. Werner had het woord ook gebruikt, zelfs in zijn krantenstukken. Het was voor hem vanzelfsprekend samengevallen met bepaalde, al of niet opwindende fysieke handelingen, maar het was wáár wat Armand had beweerd, dat het voor hen, in deze tijd iets aanduidde dat met de lichamelijke liefde tussen twee mensen weinig uit te staan had.