Voetbal – een andere wereld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


MET ONBREEKBARE NEUS… POLLY PIL PROMOOT DE SCHOEN VAN QUICK

 

Dagstukjes – 222

 

Jedermann sein eigner Fussball
DADA

 

 

 

Ajax werd landskampioen. Het werd uitbundig gevierd, met duizenden aanhangers op het Museumplein. Je hoorde hun gebrul de hele dag door, overal in de stad. Zelfs in de Oeverlanden, waar normaal gesproken alleen de dalende Boeings zulk geluid produceren.

Het was mooi fris weer en we beluisterden opgetogen de wonderlijke zang van de nachtegaal. Een forse Hooglander met een paar vrouwen en drie kinderen – ik had nog nooit zulke kleine grote grazers gezien – versperde ons de weg, maar we wisten hem te ontlopen en streken na een uurtje stevig doorstappen moe doch voldaan neer op een terras aan de Nieuwe Meer, waar op zon- en feestdagen fietsende Amsterdammers het pontje nemen naar het Amsterdamse bos.

Ik dacht aan voetbal en vroeg me af waarom ik zo aan die domme sport verknocht ben, hoewel ik er in de tweede klas van het gymnasium al de brui aan gaf en koos voor tennis en volleybal, nee, geen hockey, nooit hockey.

In die vermaledijde, romantische jaren zestig van de vorige eeuw hervond ik de vreugde van mijn jeugd en voetbalde ik elke zaterdag weer met de journalistieke collega’s die ik inmiddels gevonden had.

Omdat ik toen ook studeerde, viel het me op hoezeer de geleerden waarmee ik op de universiteit omringd was het voetbal en eigenlijk álle sportbeoefening met het grootst mogelijke dedain bejegenden.

Dat kende ik niet van huis uit.

In de buurt waar ik opgroeide woonden in die jaren nog mannen en vrouwen die niet alleen met hun hoofd maar ook met hun handen – en voeten – hun brood verdienden. Voetbal was voor hen belangrijker dan de zondagse kerkgang.

Met hún kinderen speelde ik op straat, en later bij een club op een veld.

Mijn vader, een kleine zelfstandige, die wagenmaker was, maar grootse toekomstplannen had, moest van dat voetbal niets hebben. Een tijdverdrijf voor simpele zielen vond hij het. Tweeëntwintig gekken, zei hij ook, die achter een bal aanhollen en hem wegschoppen als ze hem hebben.

Ik had daarop geen weerwoord. Mijn vader bleek een kenner.

Pas later begreep ik dat hij nooit heeft begrepen wat ik al vroeg begreep, de vrijheid – en de overzichtelijkheid – van het spel met z’n duidelijke regels. Een andere wereld dan de gewone – die nogal verwarrend kon zijn.

Toen ik Homo ludens van Huizinga had gelezen, vielen mijn ideetjes op hun plaats. Spél –  daar ging het om in het leven.

Ik schaamde me niet meer, niet voor mijn vader – die onverwacht overleden was – en niet voor de academische praatjesmakers om mij heen die het met hun twee linker handen maar moesten zien te redden en nog nooit een bal hadden weggeschopt.

Ik schopte ook nooit een bal weg. Ik pingelde tot ik erbij neerviel. Kon ik weer lezen. (17 mei 2019)

 

Strijd

 

 Ajax won in Londen met 1-0. De hoogste top is in zicht. Dan wordt voetbal oorlog, zoals generaal Rinus Michels placht te zeggen.

Ik hou niet van die krijgshaftige metaforen, ik vind ze in de sport volkomen misplaatst en daarom zou ik Rinus postuum willen toevoegen: dan toont het spel zijn ware aard. Dan is het erop of eronder. Dan is het alleen nog maar strijd. Dan moet de schoonheid wijken voor het resultaat.

Schoonheid, ook al zo’n verdwaald woord dat in de sport niet thuishoort. Schoonheid is het terrein van de kunst en de kunst vecht niet. De kunst is. Of niet.

Het aantrekkelijk van sport is de mengeling van het een én het ander, het onthechte én het aardse, of liever gezegd: het lichamelijke én het geestelijke. Voetballen doe je met beide benen op de grond, en nooit met je hoofd in de wolken. Maar zonder hersens gaat het niet. Ook niet zonder fantasie.

Hoe krijg je een elftal zo ver dat álle spelers, ook de meest getalenteerde en individualistische, dit inzien en ernaar handelen?

Dat is de kwaliteit van de coach, die geen god is in het diepst van zijn gedachten, maar een mens die nooit vergeten is hoeveel plezier hijzelf aan het voetbal in zijn jeugd ontleende – jongens waren we – maar aardige jongens. [1] Dat het niet om het géld gaat, maar om het spel. (1 mei 2019)

[1] Nescio: ‘Titaantjes.’

 

Voetbalvrouwen

 

Ajax won met 2-1 van Juventus. De hoogste top in Europa is beklommen. Ik hoor de commentaren en hoor veel,  maar het belangrijkste hoor ik niet. Dat een goeie voetballer lácht. Voetbal is geen oorlog, zoals Rinus Michels placht te zeggen, maar humor, lol, spel, de slappe lach, zelfs als je er miljoenen mee moet verdienen, zo blijkt.

Jarenlang leken voetbalprofs te zijn veranderd in zielloze robots die alleen nog  maar hooligans wisten op te winden. Steeds meer geweld, steeds meer agressie, steeds minder voetbal.

Ik hoop dat de manier waarop Ajax nu weer speelt tot gevolg heeft dat die treurnis plaatsmaakt voor een zonniger toekomst, met voetballers die nog volwassen moeten worden, maar de kneepjes van het vak al allemaal onder de knie hebben.

Wat heeft die omslag veroorzaakt? Wie het weet mag het zeggen.

Ik denk dat de jongens zijn aangestoken door het opgewekte voetbal van de oranje-vrouwen die het ook zo ver schopten. (17 april 2019)

 

 

 

LEES VERDER
WKtS