Prijzengekte in Nederland
Heel Holland is dada
KURT SCHWITTERS (1887-1948)
erichten over prijzen nam ik jarenlang voor kennisgeving aan. De prijzen die ik kende, schonk ik aandacht, de andere niet. Ze gingen het ene oor in en het andere uit. Maar enige tijd geleden begon het me op te vallen dat er in Nederland heel veel onbekende prijzen werden uitgereikt. Afgaande op wat ik las, hoorde en zag was het elke dag prijs.
Het verraste me. Waren het er echt zoveel? Waren we een samenleving geworden waarin het burgermans chagrijn was opgegaan in een permanent loven, lauweren en loftuiten? Waren we een land van louter feestvarkens geworden? Knalden elke dag de champagnekurken tot in de verste uithoeken van het land? Waren al die prijzen misschien door toedoen van de verzamelde cateraars in Nederland een groeimarkt geworden waaraan zij een dik belegde boterham verdienden? Wie regelde dit allemaal? Ik besloot op onderzoek uit te gaan.
DE GOUDEN KALVEREN IN 2013
Behalve de berichtgeving over prijzen die ik kende, de P.C.Hooft prijs, de Libris Prijs, de Ako Literatuur Prijs, de NS Publieksprijs, de Gouden Kalveren, de Louis’ d’Or, de Avro Televizierring, volgde ik nu ook de berichtgeving over prijzen die ik niet kende, de Crime Zone Thriller Award bijvoorbeeld, en de prijzen in ‘sectoren’ van het maatschappelijk leven die ik niet frequenteer, zoals ‘de beveiliging, ‘de ICT’, ‘de reclame’, ‘de marketing’, ‘het transport’, ‘de ambtenarij’ en ga zo maar door – Nederland is een lappendeken van ‘sectoren’.
Het was ongelooflijk. In korte tijd verzamelde ik honderden prijzen. Vrijblijvend leken ze me niet. Vaak hing er een flink zakje geld aan. Bedragen van 10.000 euro, 20.000 euro en meer waren geen uitzondering.
Ik raakte zo in opwinding van mijn bevindingen dat ik op zeker moment overal prijzen zag. Zelfs bij de slager. Toen ik op een dag bij hem binnenliep, bleek zijn zaak in een feesttent te zijn veranderd. Hij was met zijn ossenworst in de prijzen gevallen. Overal hingen vlaggetjes, ballonnen en slingers. Dienblaadjes met vele, vlezige lekkernijen en glazen bubbels nodigden me uit toe te tasten. Het was een gewone doordeweekse dag, maar dat mocht de pret niet drukken. Ook de bakker, merkte ik nog geen dag later, bleek zich een feestmuts te hebben aangemeten. Zijn appelflappen waren verkozen als de lekkerste van het land en weer wat later, juist toen ik vreesde hulp te moeten gaan zoeken, zag ik mijn wijnboer staan glimmen tussen zijn flessen. Had ook al een prijs in de wacht gesleept. Joyeus schonk hij me een mooi glas Bordeaux.
GEWELD
Weinig mensen zullen, denk ik, zo diep in de wereld van de prijzen zijn doorgedrongen als ik. Veel mensen zijn ook helemaal niet op de hoogte. Als je je vrienden en kennissen ernaar vraagt, weten ze nauwelijks namen te noemen. Hooguit krijg je wat vage mededelingen over de bekendste prijzen. Dat is het dan. Alle gedoe eromheen, ik herhaal het, gaat het ene oor in en het andere uit.
Dat deed de vraag rijzen waarom er dan zo veel en soms zo omstandig over al die prijzen wordt bericht. Steeds meer. Zou dat er niet óók op kunnen wijzen dat er iets vreemds in Nederland gaande is? Zelfs volslagen onbekende prijzen kunnen tegenwoordig rekenen op een plaats in de media. Het onttrok zich vooralsnog aan mijn vermogen om veel, zo niet alles te verklaren.
Begrijp me goed, ik heb niets tegen prijzen. Integendeel. Ik heb er in het verleden zelf wel gegeven, en er, ja, ja, ook weleens een mogen ontvangen. Het is ook niet erg dat men de zogenaamde Bekende Prijzen belangrijker acht dan de Onbekende (waaronder zich heel aardige bevinden, zoals de Tzum-prijs voor de mooiste zin in een boek). Wat kan het schelen? Men moet vooral zijn gang gaan. Hoe meer zielen hoe meer vreugd. Niettemin liet het verschijnsel me niet los. Een zekere verontrusting maakte zich van mij meester. Moest ik er niet op beducht zijn dat al dit prijzengeweld als een vuurwerk op oudejaarsavond het hele idee van de prijs zou weg knallen? Dat zaken als intimiteit, kwaliteit, waardering en bewondering – die ik bij een prijs van wezenlijk belang vind – het zouden moeten afleggen tegen zaken als kwantiteit, ruchtbaarheid, kijkcijfers en borstklopperij?
Als ik u thuis in uw huiskamer ten overstaan van vrienden en magen een prijs uitreik, is dat onze zaak. Maar als ik meen dat mijn prijs – de wiewiewie prijs voor iemand die elke dag opnieuw heel onopvallend ontzettend zijn best heeft gedaan – zo gewichtig is dat ik de krant ga bellen, of het NOS-journaal, of Radio 1, dan verandert mijn prijs in een gebaar dat niet alleen u als ontvanger aangaat, maar vooral ook mij en mijn site wiewiewie die langs deze weg grotere bekendheid – en misschien een vriendelijker imago – krijgt. Ik heb die prijs niet aan u gegeven omdat ik vind dat u de allerbeste Nederlander bent – een ‘top’-Nederlander zo gezegd – maar vooral ook aan mezelf als blijkt dat voortaan elk jaar alle media ruimschoots gewag maken van de wiewiewie prijs.
Eenmaal daar aanbeland wil je meer. Wil je dat jouw prijs boven alle andere prijzen uitsteekt. Op dit punt, het punt waaromheen je de centrifugale invloed van de media ziet rond gieren, is er de laatste jaren opvallend veel veranderd en dat zie je. Prijzen zijn er niet meer alleen voor degene die de prijs toekent en de man of vrouw die hem in ontvangst neemt, ze zijn er voor de media die hopen er goede sier mee te maken. De prijs is hún prijs geworden. Zij bepalen welke prijs belangrijker is dan andere en hoe het publiek in hun feestvreugde mag delen.
De conclusie kan luiden dat in het openbaar het oorspronkelijke idee van een prijs is verlaten ten faveure van de media – de televisie in de eerste plaats – die doen wat ze tegenwoordig altijd doen als het publiek naar de mond gepraat moet worden: ze maken er een spelletje van. De prijs, zou je kunnen zeggen, maakt qualitate qua deel uit van een spel, een nobel spel van geven en nemen, van belonen en waarderen. Om dit spel met plezier te kunnen spelen, heb je een paar dingen nodig: kennis van zaken, belangstelling en het inzicht dat prijzen een opsteker in onze genivelleerde samenleving kunnen zijn. Als van zo’n spel een spelletje wordt gemaakt, draai je de zaken om en onderwerp je een prijs, elke prijs, aan een nivellering die een prijs nu juist ontkent. Het uitzonderlijke wordt ‘gewoon’.
Dat klinkt in de oren van Hilversum misschien wat filosofisch. Daar gaat het onze zendgemachtigden niet om. Het gaat ze om materie en geld, om carrières. Ook bij uitzendingen over prijzen offert de televisie graag waarden op die zwaarder wegen dan de spanning en sensatie waarmee zij haar gemelijke consumenten uit hun slaap probeert te houden. Van belang is dat de prijs een bijdrage levert aan de strijd tegen concurrerende media. De ‘gezichten’ van bepaalde programma’s geven daarbij de doorslag. Prijzen, denkt men, helpen die ‘gezichten’…
Om die reden wordt alles wat ooit met het begrip prijs verbonden was, zijn betekenis, zijn intrinsieke en maatschappelijke waarde, de waarde van het bekroonde werk en de kritische toetsing ervan met één zwiep uit hun ‘format’ geveegd.
BESMETTELIJKE ZIEKTE
Alle cultuurkritiek – die ik hier ook bedrijf – hoort negatief te zijn. En terecht. Je signaleert een ‘kwaal’. Maar is dat altijd zo? Bij het zien van al die prijzen – het werden er elke dag meer – pendelde ik, geestelijk gesproken, tussen een lachstuip en opname in het AMC. Waren we in Nederland ten prooi gevallen aan een ziekte, een besmettelijke ziekte misschien wel? Moest Edith Schippers niet gebeld of ze voldoende serum in huis had? Of zag ik het weer eens allemaal in een te schril licht? Waren al die prijzen juist een teken van een ouderwets soort Hollandse weerbaarheid? Het verheugende bewijs van onze generositeit, hartelijkheid en zelfs liefde die als antidotum, als tegengif op homeopathische wijze in onze zo verruwde en verruwende samenleving worden aangemaakt.
Er zaten aspecten aan de prijs die ik me van tevoren niet had gerealiseerd. Om mij niet te beperken tot de kennis die ik aan de traditionele media ontleende, stroopte ik ook het internet af. Een paar muisklikken waren genoeg. De prijzen vlogen me om de oren. Ik zag er geen tientallen, geen honderden, ik zag er duizenden. Ik zag er zoveel dat ik algauw de tel kwijt was. Dat klinkt niet heel exact, objectief of wetenschappelijk, maar wie me niet gelooft, moet zelf maar eens een kwartiertje gaan googlen. Ik kom u niet helpen.
Hoe meer prijzen ik onder ogen kreeg, des te meer drong tot me door dat het woord ‘prijs’ op z’n retour is. Ik ontwaarde een krachtige ontwikkeling in de richting van het woord ‘award’ dat Engels is. Wie weet hoeveel moeite het Nederlanders kost om een Engels woord in een Nederlandse zin (‘laaif’) correct uit te spreken, zou zich wel twee keer bedenken alvorens het mooie Nederlandse ‘prijs’ op te offeren aan het Engelse ‘award’ dat veelal klinkt als ‘ehwoard’. Maar onze mediadienaren hebben daar geen enkele moeite mee. Soms denk je dat ze – in navolging van de vaderlandse reclame – hun boodschappen het liefst alleen nog maar in hun zogenaamde Engels zouden doen.
De globalisering schrijdt voort en onze hoogopgeleide media huppelen vrolijk mee. Het woord ‘prijs’ is dan ook, vrees ik, ten dode opgeschreven. Op Radio 1 hoor je al geen ‘prijs’ meer. Daar zeggen ze ‘prais’ of ‘praais’ – price? Het zal in de volgende editie van de Van Dale ook wel zo worden afgedrukt. Opperschoolfrik Philip Freriks doet er verstandig aan zijn nationale dictee daaraan nu al aan te passen. Dat scheelt weer in het aantal fouten dat die lachebekjes van Bekende Nederlanders bij hem plegen te maken…
PROVO
Een onderzoeksverslag is geen boutade. Ik weet het. Het gaat immers om grote en ernstige vraagstukken – waarmee alleen erkende ‘wetenschappers’ een loopje mogen nemen. Dat is niet mijn ‘insteek’. Toch moest ik mezelf regelmatig terugfluiten als ik gierend in een deuk dreigde te geraken bij het horen – en het zien – van de Opzij Award voor minister Edith Schippers, de Sonja Barend Award voor de journalist Coen Verbraak en de NS Publieksprijs voor Don Quichote Gijp en zijn Sancho Panza.
De bespottelijkheid ervan maakt elke serieuze gedachte onmogelijk. Totdat me duidelijk werd dat de prijs al lang geen aangelegenheid meer is van een gever, een ontvanger en de media, maar van de ‘marketing’ en vooral: van een samenwerking tussen deze instanties. Onafhankelijke berichtgeving is in de prijzenhoek van de journalistiek een schim uit een ver verleden geworden.
Het was een zo overrompelende indruk dat ik aan een geslaagd kunstwerk moest denken, aan een waanzinnige installatie, de Merzbau van Kurt Schwitters bijvoorbeeld, aan de kunst van dada in het algemeen, die provo’s avant la lettre, die honderd jaar geleden al de krankjorume burgermansmaatschappij met zijn zakkenvullers, graaiers en vermolmde moraal aan de kaak stelden. Hun kritische geest werd in de tijd van Hitler en zijn trawanten levensgevaarlijk. Hield onze prijzengekte daar op de een of andere manier verband mee?
Ik was zo ondersteboven van deze gedachte dat ik een paar dagen lang schoon genoeg had van alle prijzen, bovenal van de NS Publieksprijs – die anonieme essemessende en wotseppende treinreizigers met een meerderheid van klikjes aan een overbekend boek geven. Tik, tik, Gijp. De NS, die geen Fyra kon laten rijden, zal dit weeë stemvolk wel even de betovering van het lezen bijbrengen….
Jedermann sein eigner Fussball, zeiden de provo’s van dada en wij zeggen het ze na: Iedereen zijn eigen prijs.
Een jonge socioloog met nog wat humaniora in zijn pakket zou u de idiotie van dit prijzenfeest wetenschappelijk verantwoord kunnen verklaren. Ik moet het met mijn eigen natte vinger doen. Doeltreffender moet u maar denken dan de lustpil.
WKtS
29 NOVEMBER 2013