Tattoos

 QUEEQUEG DE HARPOENIER UIT MOBY DICK VAN HERMAN MELVILLE

 

Uit de oude doos – 4

 

Wat een plompe geest!
Ik vermoed dat het een Hollander was.

ERASMUS: COLLOQUIA

 

 

 

 

Als ik tegenwoordig mijn mannelijke medemens bezie, merk ik veel akeligs op. Hij rijdt rond – zelfs in Amsterdam dat goed openbaar vervoer heeft – in een kolossale terreinwagen of rijdt je op de zebra van de sokken in zijn grommende sportauto.

Met zijn (witte) gymschoenen en trainingspak lijkt hij steeds op weg naar de fitness, maar hij draagt diezelfde kleren ook in het restaurant of de Ziggodome. En natuurlijk heeft hij een baard of is hij ongeschoren. Maar het meest opvallend aan de moderne man vind ik zijn tatoeages, zijn tattoos zogezegd, de kleurrijke versieringen die hij overal op zijn lichaam heeft laten aanbrengen.

Waarom?

Zelfs indianen aan de Orinoco doen dat niet meer.

Pik

Het is een vraag die om een antwoord schreeuwt nu al dagen achtereen alle aandacht uitgaat naar maar een piepklein onderdeel van de man, zijn pik. Waarom fotografeert een man zijn ‘roede’ – om met Gerard Reve te spreken – en stuurt hij plaatjes ervan naar vrouwen die hij kent?

Een lastige vraag, moeilijk te beantwoorden. Misschien is er een samenhang met die tatoeages – en die auto’s én die sportieve uitdossing én het boemboemgeluid dat zulke automobilisten in hun vervoermiddelen kennelijk als muziek in de oren klinkt.

Wordt het niet tijd dat een paar geleerde vrouwen dit vraagstuk eens tackelen? Misschien is een antwoord onmogelijk, maar onder leiding van Mariëtte Hamer, de Seksuoloog des Vaderlands, moet het toch lukken er een sociaalpsychologisch verantwoord rapport over uit te brengen dat praatprogramma’s op radio en tv dagenlang gespreksstof zal bieden..

Plato

Het zou mooi zijn als zij Plato ter sprake brachten, een mán. Toen hij op zijn vijftigste de gebreken van de ouderdom voelde naderen, liet hij zijn leerlingen weten dat hij dolblij was eindelijk van die demon tussen zijn benen verlost te zijn.

Ook Erasmus mag niet ontbreken.

Sloeg hij in Lof der Zotheid niet de spijker op de kop toen hij schreef: “Eilieve, brengen het hoofd, het gezicht, de borst, de hand, het oor, de zoogenaamde fatsoenlijke lichaamsdelen God of menschen voort? Neen, zou ik meenen: veeleer plant het deel, dat zoo dwaas en zoo belachelijk is dat men het zelfs niet zonder lachen kan noemen, het menschelijk geslacht voort.”

 

L E E S  V E R D E R
W K t S
17  F E B R U A R I   2 0 2 2
D E   V O L K S K N A R  nr 377

T E R U G  N A A R  D E  V O O R P A G I N A

 V O O R  E R A S M U S  I S   D E  E D I T I E
V A N  D E  L O F  U I T 1912 G E B R U I K T
V E R T A A L D  D O O R   A.  H.  K A N