e zaten weer bijeen in De Engelse Reet. Het was er des te gezelliger, nu de herfst al zo vroeg was ingetreden. Weliswaar was de natuur voor hen altijd al een betrekkelijk gesloten boek, maar nu hadden ze er even helemaal geen oog voor. Er waren gewichtiger zaken die om aandacht vroegen. De hele week door had het literair nieuws geregend. Kees haalde de Volkscourant, zoals hij z’n jeugdige lijfblad altijd met enige vertedering noemde, te voorschijn en las: ‘Een uitgeverij beginnen is één. Maar een uitgeverij continueren is een heel ander verhaal. Dan blijkt toch dat er in concerns gewoon meer mogelijk is.’
Ze barstten in lachen uit. Dat zei Mai Spijkers, topmanager bij PCM, die in twee dagen tijd heel Meulenhoff had zien leegstromen. Twintig auteurs of daaromtrent hadden het zinkende schip verlaten, en hij zei: ‘Dan blijkt toch dat er in concerns gewoon meer mogelijk is.’
Gewoon.
Geamuseerd namen ze de toestand bij Meulenhoff verder door, totdat troubleshooter Henk sprak: ‘Ik vind het wel een beetje flauw wat jullie doen. Mai heeft toch ook goeie dingen gedaan. Herman Pleij zegt altijd dat men hem verkeerd beoordeelt. Mai schijnt een heel beschaafd mens te wezen.’
‘Eerlijk gezegd,’ zei Kees, verreweg de oudste en de wijste, ‘geloof ik ook dat we Mai verkeerd zien.’
‘Maar die afschuwelijke bretellen,’ sprak Gemma, ‘daar knap je als vrouw toch op af. Die moeten ook Tilly Hermans in het verkeerde keelgat geschoten zijn.’
‘Je beeldspraak, Gem,’ reageerde Hein, ‘is weer uitzonderlijk fraai, maar ik ben het met je eens. Als man van de homoseksuele herenliefde zou ik ook braakneigingen krijgen als ik een baas met bretellen had…’
‘Jongens, jongens, waar gaat dit nu over?,’ riep troubleshooter Henk wanhopig.
‘Ik denk,’ zei Kees, ‘dat jullie Mai onderschatten. In de eerste plaats’ – Kees begon bij zulke gelegenheden steevast te doceren, het lot van iemand die altijd de oudste en verreweg de wijste was – ‘in de eerste plaats denk ik dat hij Tilly Hermans met opzet het leven zuur gemaakt heeft. Weg ermee, moet hij gedacht hebben. En al die ouwe schrijvers, ook weg ermee. Misschien dat hij alleen een beetje rouwig is om Adriaan van Dis. Maar zelfs dat is de vraag, want wij weten dat grote schrijvers tegenwoordig enorme voorschotten bedingen. Misschien had Adriaan ook wel zo’n voorschot. Mooi ervan af…
Maar daar gaat het allemaal niet om,’ vervolgde hij, rustiger nu ze luisterden. Zelfs Boudewijn. ‘Waar het om gaat, is dat Mai een moderne uitgever is, ik herhaal…’
‘Ja, we zijn niet achterlijk, Kees,’ schoot Hein een beetje geërgerd uit. ‘Een moderne uitgever, wat mag dat nu weer wezen?’
‘Dat is iemand,’ doceerde Kees verder, ‘die het niet om boeken te doen is, maar om NAMEN, ik herhaal…’
‘Godverdomme, Kees,’ viel Gemma uit, ‘hou daarmee op. Heb jij soms ook bretellen?’
Kees bond in. Troubleshooter Henk haalde opgelucht adem.
‘Ja, namen,’ ging Kees op normale toonhoogte verder. ‘Beroemde namen en die hype je. Zoals Robert Ammerlaan dat kan.’
‘Jezus, flikker op, Kees,’ barstte Boudewijn ineens los. ‘Gaat-ie dan soms Kester Freriks hypen, of Jan Siebelink, rot toch op.’
Het werd stil, nee, niet wéér dat hypen. Dat hadden ze nu echt wel gehad.
‘Ik dacht dat we het over smaak zouden hebben,’ zei Gemma.
‘Wat we aan het doen zijn is tamelijk smakeloos,’ zei Hein, ‘vooral die roddel over Adriaan…’
‘Ach,’ sprak Boudewijn, ‘wat een landje, wat een cultuur, wat een middelmaat, wat een gebrek aan kennis en eruditie, wat een gebrek aan stijl, wat een gebrek aan beschaving…’
‘Boudewijn,’ troubleshooter Henk leek ineens het licht te zien, ‘waarom ben jíj geen uitgever bij Meulenhoff geworden? Daar lag een táák voor je!’
‘Nee, nee,’ weerde Boudewijn af, ‘we zouden het toch over smaak hebben, niet?’
Oorspronkelijk gepubliceerd in de Volkskrant van 7 september 2001