MAAK,’ ZEI KEES, die al jaren verreweg de oudste en wijste was, en dientengevolge het voorrecht had om de veel jongere leden van het vermaarde kletsgenootschap in De Engelse Reet de ernst van het leven voor te houden, ‘smaak,’ zei hij, ‘is natuurlijk iets van iemand zelf, ik bedoel, er zijn mensen die zelfs op hoge leeftijd nog zwijmelen bij de klank van ruw gehanteerde, zeg maar gerust gemaltraiteerde gitaren, bespeeld door in cowboypak gestoken langharige outlaws, die al jaren de pensioengerechtigde leeftijd hebben overschreden, en’ – hij zweeg even – ‘er zijn mensen die liever in de stilte van hun stijlvolle woning een jonge, beeldschone celliste beluisteren. . .’
‘Waar wil je heen, Kees?,’ vroeg troubleshooter Henk, die de bui al zag hangen. Dat werd weer een hele avond Beethoven en vooral die laatste strijkkwartetten. Ja, daaag.
‘Nou, heel eenvoudig,’ zei Kees, ‘we hebben het wel steeds over smaak, maar nooit over zoiets als de toonaangevende smaak in de samenleving.’
‘Zeker wel,’ zei Gerard, ‘we hebben vastgesteld dat we in een postmoderne tijd leven, die eigenlijk barok is. Boudewijn was het daar niet mee eens, nietwaar Bou?’
Boudewijn zweeg, vreemd, misschien was er iets.
‘Boudewijn zei,’ vervolgde Gerard, ‘dat er een belangrijk verschil was tussen de barok toen en het postmodernisme nu: de godsdienst.’
‘Waar ik het niet mee eens ben,’ zei Kees. ‘Ik geloof dat de Amerikaanse maatschappij, waarvan de invloed op alle mogelijke manieren te zien is, neem alleen die steeds idioter wordende reclame, waar nu al bijna geen woord Nederlands meer bij is, de reclame, wil ik maar zeggen, maakt de geesten, meer dan Wim Kok, of Ronald Plasterk, rijp voor de stijl van de Amerikaanse commercie, en die is, jullie hebben het in de States allemaal aan den lijve ondervonden, meedogenloos. . .’
‘Kees,’ onderbrak Gemma hem voorzichtig, ‘waar wil je eigenlijk heen?’ Ze begon zich een beetje zorgen te maken.
‘Dat lijkt me duidelijk,’ zei hij. ‘De keerzijde van die commercie is in Amerika de godsdienst. Dat gaat hier ook gebeuren. Commerciële godsdienst, met een commerciële christelijke moraal, let maar op. Daar zit het maatschappelijke aspect van de smaak.’
‘Dat betwijfel ik,’ sprak Boudewijn, die geen boodschap had aan wat voor maatschappelijks dan ook, maar daarom gemakkelijk in de contramine ging. Hij leefde van het debat.
‘Dat betwijfel ik,’ herhaalde hij. ‘Wij zullen het nooit meer beleven dat een groep het voor het zeggen heeft, dat een groep de macht heeft om te bepalen welke muziek je moet beluisteren, hoe scherp de vouw in je broek behoort te zijn, en dat je altijd met zilveren vork en mes eet, en niet met je vieze poten een berenlul op straat.’
‘Toch is er ook nu,’ zei Gerard kalm, ‘een dominante smaak.’
‘Mode, bedoel je,’ reageerde Henk voorzichtig.
‘Nee, geen mode,’ zei Gerard, ‘smaak. Het is ook niet waar, zoals Boudewijn zegt, dat er geen dominante bovenlaag meer is. Dat kan eenvoudigweg niet. Er is altijd een basis, er is altijd een top. Geen woord is zo in zwang als ”top”. Je hebt tegenwoordig zelfs ”topvrouwen”, wisten jullie dat?’
‘Natuurlijk wist ik dat,’ zei Gemma, ‘ik ben zelf een tijdje in geweest voor topvrouw.’
Kees leek zijn geduld te verliezen. Opgewonden riep hij uit: ‘Benoem die opperklasse dan eens.’
‘Dat is de klasse van de employés,’ sprak Gerard, ‘de hogere kantoorbedienden, die overal, bij de overheid, bij PCM, in het bedrijfsleven, in het onderwijs en bij de beroepsvoetbalclubs de dienst uitmaken.’
‘Goed, goed,’ zei Kees, steeds ongeduldiger, ‘maar wat voor smaak hebben die lui dan?’
‘Geen,’ zei Boudewijn vilein.
‘Een door en door materiële smaak,’ zei Gerard.
‘Een door en door materiële smaak,’ herhaalde Henk verbaasd.
Iedereen viel stil.
O, was het maar alvast Sinterklaas, dacht Gemma.
Lees verder
Oorspronkelijk gepubliceerd in de Volkskrant van 23 november 2001