Schuddebuiken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ANMIDDAG loopt men in Parijs te hoop tegen, ja, tegen wat eigenlijk…?
Tegen het executeren van tekenaars?
Tegen het aanranden van de vrijheid van meningsuiting?
Tegen de islam?
Tegen de islamisering van Europa?

Ik weet het niet, en iemand die het wel weet, leen ik graag mijn oor.

Vooraan in de menigte stapt een man mee, François Hollande, leider van het trotse Frankrijk die we hebben leren kennen als dat mannetje met die scooterhelm op z’n kop dat in kantoortijd zo nodig een charmante Parisienne moest gaan neuken – oh, la, la, niet zijn vaste vriendin.

Achter hem loopt Mark Rutte.

Wat is hier aan de hand, vraag je je af, behalve dat menigeen tijdens de demonstratie nu en dan zal verwijlen bij de wrede dood van de tekenaars, ook als hij nooit een prent van ze heeft gezien, noch ooit Charlie Hebdo heeft gelezen. In Nederland is het blad nagenoeg onbekend. Ook Mark Rutte zal het niet wekelijks ginnegappend hebben doorgebladerd. Wat ‘hebdo’ betekent weten wij niet.

Soit.

Wat de manifestatie duidelijk kan maken is mijns inziens hoe nodig het is ons de vraag te stellen hoe cultuurgebonden satire is. Wordt satire niet vooral gedragen door een cultuur die je rustig de cultuur van een bovenlaag kunt noemen? In Parijs is die bovenlaag, mede dankzij het rigide hogeronderwijssysteem dat de enige toegang vormt tot de belangrijkste leidinggevende functies in het land,  heel erg een bovenlaag, veel meer dan in het relatief genivelleerde Nederland.

Bon chic bon genre.

Die bovenlaag – ‘elite’ is hier nu eens het juiste woord – bekommert zich niet om wat er buiten zijn kleine wereld gebeurt. Men negeert al jaren de zeer ernstige milieuproblemen, haalt zijn neus op voor de informatie-technologie – maar gebruikt wel een heel eigen Frans woord voor ‘computer’ – en weigert de internationale lingua franca die het Amerikaans geworden is te spreken. Nooit heeft men bezwaar aangetekend tegen de miljarden euro’s die Frankrijk in de Stille Zuidzee met z’n atoomproeven verspilde.

Bestaat in die kringen ook maar enige belangstelling voor Parijzenaars die niet in hetzelfde dure arrondissement wonen, maar in de banlieue, van ‘die mensen’ weet je wel, die niet tot je eigen nogal hooghartige en snobistische klasse behoren en er ook nooit toe zúllen behoren? De rellen van de laatste jaren lijken het antwoord te geven.

Je zou willen dat Hollande cum suis na de afschuwelijke moord op de redactie van Charlie Hebdo eindelijk beginnen in te zien dat ze de komende jaren alles op haren en snaren zullen moeten zetten om de levensomstandigheden voor anderen dan hun eigen soortgenoten drastisch te verbeteren.

Veel hoop heb ik niet. De oplossing die al weer gepraktiseerd wordt, is geweld, nóg meer geweld.

Zou Mark Rutte – om het dan ook maar meteen even over hem te hebben – enig idee hebben van wat het is om in Nederland op te groeien met een vader en moeder die in Marokko zijn geboren en hun godsdienst trouw bleven – hun laatste houvast in hun onzekere bestaan? Wat maken hun kinderen door als ze week in week uit ervaren hoe hun vader en moeder worden beledigd?

Het zijn pijnlijke vragen, ik weet het, die er door de gewelddaad tegen Charlie Hebdo alleen maar pijnlijker op worden. Toch zullen we ze moeten stellen. Ze gaan over cultuur – dat ongrijpbare vlechtwerk van zeden en gewoonten dat zo hecht met ons verweven is dat we het nauwelijks kunnen zien en maar moeilijk kunnen objectiveren, laat staan veranderen.

Pas op de kar van de visboer weet de vis dat hij een waterdier is.

Het wordt tijd dat wij ons gaan afvragen hoe vanzelfsprekend ‘onze eigen cultuur’ nog kan zijn in het samenleven met landgenoten die hier niets van begrijpen en die niet avond in avond uit onderuitgezakt op de bank voor de tv zitten te schuddebuiken van het lachen om alles wat wij zo ‘leuk’ vinden.

Zwarte Piet was vorig jaar, denk ik, een eh… amuse bij wat ons in Nederland cultureel gezien te wachten staat.

 

WKtS
11 JANUARI 2015