Taal op het procrustesbed van een ideologie
Hij wiens denken dwingen kon tot moord.
J. SLAUERHOFF: DE VAZAL
Kennelijk kan de mens er niet buiten, buiten een ideologie. In het verleden heette het een geloof. Het geloof in een opperwezen dat alles wist, kon en bestierde. Je voelde je er veilig bij. Het heeft menigeen troost geboden, maar anderen veel kwaad gedaan. De geschiedenis van Europa is een aaneenschakeling van godsdiensttwisten die soms jaren duurden en duizenden slachtoffers maakten.
Als gevolg van de Verlichtingsdenkbeelden in de achttiende eeuw kwijnde het geloof en verloor religie langzaam maar zeker zijn dominante positie in het christelijke Westen. Maar we waren er niet van af. We kregen te maken met een variant die zich schaamteloos ‘wetenschappelijk’ noemde en zo twijfelaars – of traditionele ongelovigen – door haar redelijkheid wist te verleiden.
Datacentres
Het geloof werd een ideologie. Die redelijkheid zelf, het communisme, het fascisme, het nationaal-socialisme, het socialisme, het liberalisme, het nationalisme en ga zo maar door werden ideologieën die zich als monstrueuze datacentres op onze vruchtbare klei vestigden. Wie daar zijn feiten bijeensprokkelde, mocht álles. Hij – of zij – kreeg net als James Bond – een license to kill. Andersdenkenden mochten met geweld bestreden worden. De revolutionair mocht doden wie hij of zij wilde.
We zagen het in het recente verleden in Europa met de Rote Armee Fraktion, de Brigate Rosse, de ETA, de IRA, het dierenbevrijdingsfront, RaRa, de Molukkers, neo-nazi’s, Me Too, Antivaxers, de Farmers Defence Force, en zo voort en zo verder, er komt geen eind aan de zich telkens weer vernieuwende reeks opstandigen in het Vrije Westen die mens en maatschappij willen vernieuwen.
Moordenaars
Op den duur bleken het allemaal moordenaars te zijn, maar deze waarheid is geen remedie tegen nieuwe ideologieën die ook vandaag de dag weer de kop opsteken. De cancel-culture is een van de laatste. Net als bij haar voorgangers leken de intenties van dit geloof aanvankelijk nobel: tégen racisme en vóór feminisme, kortom, weg met alle onderdrukking en voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ook deze revolutionairen ontlenen hieraan hun onweerlegbare gelijk, totdat blijkt hoe het door hen massaal nagestreefde, afgedwongen en opgelegde gelijk als een baby in de wieg de dood al in zich draagt.
En steeds weer moet de táál het ontgelden.
In de ogen van deze verzetshelden is taal het instrument van de onderdrukkers. Daar moet een einde aan komen. Georges Orwell en Victor Klemperer hebben pijnlijk duidelijk gemaakt hoe zoiets in de praktijk verloopt. Heel geleidelijk, net zo lang tot de nieuwe taal de norm is geworden. Dan wordt blank wit, slaaf een tot slaaf gemaakte, wordt het gebruik van de voornaamwoorden ‘hij’ en ‘zij’ verboden – omdat ze geen ‘afspiegeling’ zijn van de ‘maatschappij’ – en wordt het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke beroepen opgeheven.
God en de duivel
Tegenspraak is taboe. We zien hoe zelfs progressieve media – met hun willige Amerikaans georiënteerde consumenten als lezers – deze mode volgen en taal tot een vorm van letterlijkheid reduceren die bij hun beeld van de werkelijkheid past. Zo wordt taal op het procrustesbed van een modieuze ideologie gelegd. Maar dat taal ons enige communicatiemiddel is dat ons in staat stelt om daarboven uit te stijgen en het met elkaar over de meest verscheiden en zelfs ondenkbare zaken te hebben, dat begrijpen we niet meer. Verzinsels, sprookjes, gedichten, het heelal, complotten, god en de duivel… weg ermee. Het zijn leugens.
De beperkingen en misvormingen van de huidige nieuwlichters zijn een aanslag op de fantasie.
Maar taal is fantasie, of is niet.
T E R U G N A A R D E V O O R P A G I N A
W K t S
2 1 D E C E M B E R 2021
E E R D E R I N L O G B O E K
D E F O T O T O O N T L E D E N V A N D E R O T E A R M E E F R A C T i O N