Beuls-professies (Petten af!)
Zijn sinds jaren meestal erflijk.
Daarom kind! (een mens is sterflijk,
En uw vader helt naar ‘t graf!)
Ware ‘t nimmer te vergeven,
Zo ik u geen raad zes zeven
Vóór mijn end te slikken gaf.
Primo – Jongen, voel uw waarde!
Want een echte Recensent,
Schoon ‘t langorigst dier op aarde,
Houdt zich voor de knapste vent
Dieze sinds de chaos baarde:
‘t Is zijn weerwraak op ‘t Talent,
Dat hij, tweede HANNIBAL,
Tot zijn kist vervolgen zal.
Verder – lees toch nooit de boeken,
Diege kritizeren gaat.
Oordeel is zo'n bitter kwaad,
En het kan hem licht verzoeken,
Die het niet bij blaêren laat.
‘t Inhoudslijstje is altijd eerlijk.
In de schaal van lof en blaam
Weegt alleen des schrijvers – naam!
Varieer op mooi en heerlijk,
Prullewerk en beuzelkraam
Smaak en kennis zijn ontbeerlijk;
Enkel in epitheta
Schuilt de ware aesthetika!
't Dom publiek in slaap te wiegen,
Jongen, 't is zo'n schone baan!
't Hoofdvereiste is Eigenwaan;
En je moet wat durven liegen.
Schop de studie naar de maan!
Och, je hoeft niet hoog te vliegen
Om een fikse bluf te slaan.
Hocus pocus! zes is drie. . .
Mundus, kind! vult decipi!
J.J..L. ten Kate
J.J..L.ten Kate: 'Uit de rokzak van een recensent.' In: Braga. Dichterlijke mengelingen. Nieuwe uitgave met inleiding en toelichting van A. Winkler Prins. Deventer, 1883.
Zie ook: Gerrit Komrij: De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten, pagina 191 e.v..