Dagstukjes – 221
I N R I
Voor Theo Hubert
Het licht viel als stofgoud op
mijn moeders mooiste mantel.
Zij bad, haar beide ogen dicht,
ik keek. Ik kon al lezen, ik zag
de norse man die alles zag.
Eerbied in Gods huis beval
de sjerp om zijn tors die spande.
Boven Christus’ hoofd sprong mij
een woord in het oog dat ik spelde,
maar niet verstond. Was het zo
gekomen? Met God verbonden teken,
taal en klank, geen letter ooit meer
ongemoeid gelaten. Inri zong het
in me, inri. Wist moeder wat daar
aan het kruis genageld stond?
Niet durven vragen, zoals je
veel niet durfde vragen en het
raadsel almaar groter maakte.
Totdat ik de oude taal begreep
en de code wist te breken. Jezus,
las ik, Jezus, Koning Der Joden.
Zó honend kroonde Pilatus de
Messias die de rabbi’s wilden
doden. Wat ik geschreven heb,
dat heb ik geschreven. Zijn spot
verjoeg mij uit de tempel. Verried
ik toen mijn moeders godsvrucht?
2 mei 2019
LEES VERDER
LEES OOK DE ANDERE GEDICHTEN