Dagstukjes – 40
In de de NRC schrijven een paar degelijk geschoolde juristen regelmatig met verontrustende nauwkeurigheid over de afbraak van de rechtsstaat door het liberale duo Opstelten en Teeven.
Ik lig er elke keer opnieuw wakker van.
Bedankt, jongens.
De rechtsstaat is voor mij en mijn leeftijdgenoten – wier ouders onder zeer moeilijke omstandigheden de oorlog maar moesten zien te overleven – het enige houvast in de nooit eindigende strijd tegen populisme, fascisme, primitivisme, onverschilligheid, haatzaaien, domheid, criminaliteit en corruptie – om maar iets te noemen.
Ik kan me voorstellen dat veel stemgerechtigden in Nederland zich niet elke dag druk maken om de rechtsstaat. Het is als met de vis die pas op de kar van de visboer doorheeft dat hij een waterdier is.
Ik werkte bijna 25 jaar met kunstenaars die naar Nederland gevlucht waren uit landen als Irak, Iran, China, Ethiopië en Soedan. Zij ervoeren de rechtsstaat hier als een verlossing. Voor mij was dat niet minder dan een openbaring. We zijn ons onze zegeningen nauwelijks bewust. Dan schrik je als hoeders van de rechtsstaat – zoals de twee die ik noemde – daar een loopje mee denken te kunnen nemen, uit eigenbelang, uit electorale berekening of om de PVV-aanhang te paaien.
In ombudsman Alex Brenninkmeijer heb ik altijd een medestander gezien. Bij hem waren recht en rechtvaardigheid in goede handen. Daar was ik van overtuigd.
Nu krijgen we de rooms-katholieke VVD’er Guido van Woerkom, voorzitter van vier miljoen automobilisten – een zwijgende meerderheid die hij nooit heeft tegengesproken als ze nóg meer vervuilende automobielen, nóg meer asfalt en nóg meer parkeerruimte vanzelfsprekend vonden – en nooit, maar dan ook nooit massaal om andere en bétere transportmiddelen smeekten.
Ook als ombudsman zal Van Woerkom, denk ik, anders dan Brenninkmeijer, nooit wie dan ook tegenspreken en dat kan niet. Dan zegeviert het recht dat nooit tegenspraak duldt, het recht van de sterkste.
LEES VERDER
WKtS
3 JUNI 2014