Waarom moest ik er meteen heen?
Was het nieuwsgierigheid?
Viel er voor mij iets te halen?
Ik weet het niet, maar vast staat dat ik vrijwel onmiddellijk nadat ik op zaterdag 22 januari de wetenschapsbijlage van de NRC had doorgenomen, in Londen was.
In de bibliotheek van de Royal Society.
Met een boek voor m’n neus.
Niet zomaar een boek, uiteraard, maar een boek dat heel weinig mensen ooit hebben mogen inzien: de Memoirs of Sir Isaac Newton’s Life, de herinneringen aan Isaac Newton die zijn vriend William Stukeley in 1752 met de ganzenveder in de knuist aan het papier toevertrouwde (en hij deed er ten overvloede ook nog een paar prachtige tekeningetjes bij).
Met een paar muisklikken (Firefox, Google, Royal Society) had ik mezelf toegang verschaft en nu zat ik te lezen, bladzijde na bladzijde.
Een met de hand geschreven tekst is niet altijd even makkelijk te volgen – en we raken het ook ontwend – maar het schrift van Stukeley liet zich – op het scherm, met de tekst wat uitvergroot – lezen alsof de man zijn herinneringen pas onlangs speciaal voor mij had opgetekend.
Een uniek, en voor wie er gevoelig voor is, ontroerend moment.
Vanaf de dag dat Stukeley dit boek aan de Royal Society schonk, heeft men het daar vanzelfsprekend netjes bewaard (zoals de Royal Society heel veel kostbaar materiaal van zijn leden bewaart).
Op den duur heeft men het zelfs, naarmate het boek almaar bijzonderder werd, in een brandvrije kluis gelegd waaruit het slechts bij hoge uitzondering mocht worden bevrijd. Alleen een enkele hooggespecialiseerde geleerde mocht er (met witte handschoenen) nog aankomen.
De pagina uit Stukeley’s boek.
Het boek was in feite voor degenen die in het genie Newton, in zijn leven, en vooral zijn dagelijkse leven, in de omgang met de medemens en zijn vrienden. en de wijze waarop hij zijn onlesbare nieuwsgierigheid inzake allerlei natuurverschijnselen bevredigde, eeuwenlang een gesloten boek.
Alleen voor de happy few.
Maar omdat de Britse Royal Society (vergelijkbaar met de Nederlandse Academie van Wetenschappen) dit jaar drieënhalve eeuw bestaat, is men ertoe overgegaan het boek van Stukeley voor iedereen, zeg maar gerust voor de hele wereld, op het internet te zetten en kan elke belangstellende er net zo lang in bladeren als hij wil. Het is alsof je door deze elektronische ingreep dit zeldzame boek thuis op je bureau hebt (nou ja, ongeveer, de hartstochtelijke boekengebruiker begrijpt wat ik bedoel).
Ik moest, als ik mijn turen in het scherm af en toe onderbrak, denken aan het moment dat mij een andere volslagen unieke en wreed in zijn cel opgesloten gevangene onder ogen kwam. Dat was in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de blibliotheek van de Rijksuniversiteit Utrecht werd toen het originele (en enige) exemplaar van het Utrechts Psalterium te voorschijn gehaald. Een Zwitserse uitgever wilde er een facsimile van maken. Een bibliothecaris (ja, met witte handschoenen) sloeg de bladzijden om en ik zag in karolingisch schrift de psalmen – waarvan ik toen nog dacht dat koning David ze zelf had geschreven – maar bovenal: de tekeningetjes waarmee het manuscript was verlucht. Prachtige tekeningen (zie afbeelding hierbij). Levendig, beeldend, veelal gemaakt door een natuurtalent dat in geen enkel opzicht voor Peter Vos hoefde onder te doen. De tijd stond stil. Niemand bewoog. De bibliothecaris ging door met het omslaan van de bladzijden en hield ons zo bij de les, maar het geluid stoorde niet in de intense stilte van deze bibliotheekkamer. Integendeel, het versterkte veeleer, net als de zachte ademhaling van drie aanwezigen, het gevoel dat ik als twintigste-eeuwer, als man van vlees en bloed, werkelijk in de tijd van dat psalmenboekje was, in het jaar 820, in het Benedictijner klooster van Hautvillers, nabij Epernay.
Ik zag de schepper van dit wondermooie boekje zijn stripplaatjes tekenen.
Ik zág zijn handen en wist wat geschiedenis was: leven.
Mona Lisa
Wanneer heb je zoveel geluk?
Ik herinner me dat ik zo nodig de Mona Lisa moest zien, in het Louvre. Ik heb het twee, of drie keer geprobeerd, maar elke keer stond er zoveel volk voor mij te dringen, te zuchten, te draaien, te duwen, te kletsen en te stinken dat de moed me in de schoenen zonk.
Kunst was toch mooi? In januari 2003 zag ik in New York, in het Metropolitan Museum of Art, de tentoonstelling Leonardo da Vinci Master Draftsman, met louter tekeningen, schetsen, en handschriften, dingen die je nu eenmaal van dichtbij moet zien.
Het was zo druk – met overigens heel wat hoffelijker en beleefder bezoekers dan in Parijs – dat ik nergens eigenlijk goed bij kon komen.
Ik troostte me met de meer dan schitterende catalogus, waarin al het werk dat je op de tentoonstelling nauwelijks kon zien, zich in facsimile onbeschroomd voor je blote oog ontvouwt.
De voortreffelijke inleidingen voegden veel toe.
Zo las ik dat 1.077.521 bezoekers de Mona Lisa in de ‘Met’ hadden willen zien toen het schilderij daar van 7 februari tot 4 maart 1963 was uitgestald.
Foto’s (voorbeeld links) laten de wachtenden zien, een rij die zich langs Central Park kilometerslang door Manhattan slingert.
‘Er zijn nog achthonderdduizend wachtenden voor u!’
Leve zo’n facsimile. En de boekdrukkunst!
Met Stukeley en Newton (zie afbeelding rechts) ben ik als lezer een nieuwe era binnengegaan. Ik hoef niet naar het boek toe, ik krijg het nu thuis en kan het lezen zonder iemand om me heen, in mijn eigen tempo, als ik er zin in heb.
Natuurlijk had een facsimile me dit boek ook kunnen schenken, maar die is er niet. Ik weet niet waarom.
Niettemin is het eigen scherm beter. Ik lees Stukeley nu zoals ik de mails van mijn vrienden en vriendinnen lees en blader met de muis van het allereerste begin tot en met de allerlaatste bladzijde (bladzijde 183).
Het is een klein boekje. Stukeley vertelt erin wat hij zich van Newton herinnert. Ze waren bevriend, die twee. Stukeley kende Newton al in zijn jeugd. Op bladzijde 138 van zijn memoires gaat hij ook op het karakter van Newton in, die ‘verstandig, vredelievend en niet al te strikt in geloofsaangelegenheden was’. Stukeley zelf, die medicijnen had gestudeeerd, leeft voort als archeoloog die in Stonehenge veel ontdekte.
Newton Project
Voor wie Newton bewondert, zoals ik, is alles wat iemand uit zijn directe omgeving over hem te vertellen heeft, van belang.
Dus ook de appel.
De anekdote wil dat Newton tot zijn theorie over de zwaartekracht kwam toen hij op een dag een appel van een boom zag vallen. Misschien zag hij door de concentratie die élk denken, en zeker zijn soort denken teweegbrengt, voor het eerst van zijn leven een appel vallen. Zen.
In elk geval was het moment van ongelooflijk gewicht voor de geschiedenis, voor de ontwikkeling van ons denken en voor de groei van de technologie. En daar ben je dan nu – op je eigen scherm – getuige van, want wat noteerde Stukeley (links afgebeeld)? Ik geef hier de transcriptie zoals die op een andere site, van het Newton Project in Sussex te vinden is:
after dinner, the weather being warm, we went into the garden, & drank thea under the shade of some appletrees, only he, & myself. amidst other discourse, he told me, he was just in the same situation, as when formerly, the notion of gravitation came into his mind. “why should that apple always descend perpendicularly to the ground,” thought he to him self: occasion’d by the fall of an apple, as he sat in a comtemplative mood: “why should it not go sideways, or upwards? but constantly to the earths centre? assuredly, the reason is, that the earth draws it. there must be a drawing power in matter. & the sum of the drawing power in the matter of the earth must be in the earths center, not in any side of the earth. therefore dos this apple fall perpendicularly, or toward the center. if matter thus draws matter; it must be in proportion of its quantity. therefore the apple draws the earth, as well as the earth draws the apple.”
< insertion from f 14v >
That there is a power like that we here call gravity which extends its self thro’ the universe < text from p 15 resumes > & thus by degrees, he began to apply this property of gravitation to the motion of the earth, & of the heavenly bodys: to consider thir distances, their magnitudes, thir periodical revolutions: to find out, that this property, conjointly <16> with a progressive motion impressed on them in the beginning, perfectly solv’d thir circular courses; kept the planets from falling upon one another, or dropping all together into one center. & thus he unfolded the Universe. this was the birth of those amazing discoverys, whereby he built philosophy on a solid foundation, to the astonishment of all Europe.
Van belang hier is dat Newton volgens Stukeley meteen de samenhang zag tussen de vallende appel en het gedonderjaag in ons heelal.
Dat is meer dan zen.
Dat is het genie waaraan nooit te veel aandacht kan worden geschonken.
De appelboom voor de werkkamer van Newton.
Dijksterhuis
Een man die voor mij Newton en de wereld van de klassieke natuurwetenschap op een buitengewoon inzichtelijke manier dichterbij bracht, was de wetenschapshistoricus E.J. Dijksterhuis die in zijn nog steeds indrukwekkende boek De mechanisering van het wereldbeeld de ingrijpende verandering beschrijft die de wetenschap na de Middeleeuwen onderging, in de periode vanaf de Renaissance tot en met Newton, de tijd waarin de wetten van de natuur voortaan in de taal van de wiskunde werden geformuleerd.
Dijksterhuis ziet Newton niet als het begin van een nieuwe tijd. Voor hem was zijn genialiteit het hoogtepunt en voorlopige einde van de klassieke natuurwetenschap waartoe men in Europa toegang had gekregen nadat men in de Renaissance het Grieks had herontdekt en daardoor Aristoteles, Plato en al die andere Griekse denkers weer kon lezen (evenals de Arabische geleerden die vooral met hun kennis van de wiskunde indruk op de Grieken hadden gemaakt).
Sindsdien is het doorgegaan, met de natuurwetenschap, met de wiskunde, en met de technologie die ons elke dag meer en verfijnder mogelijkheden biedt.
Misschien zal deze tijd ooit worden samengevat als de periode waarin niet de wetten van de natuur, maar de wetten van de táál in de taal van de wiskunde werden geschreven.
We hebben er de computer en het internet aan te denken.
Kan een vallende appel zo belangrijk zijn?
Als je goed kijkt wel, of om het met Stukeley te zeggen:
& thus he unfolded the Universe.
www.nrc.nl/wetenschap
www.newtonproject.sussex.ac.uk/view/texts/normalized/OTHE00001
royalsociety.org
http://rs.onlineculture.co.uk/accessible/SpreadDetails.aspx?OrgID=19&LangID=1&o=1&BookID=1807da00-909a-4abf-b9c1-0279a08e4bf2¶ms=2
Het Utrechts Psalter in Medieval Art. Painting the Psalms of David. Museum Catharijneconvent/Utrecht University Library. HES Publishers, 1996.
Carmen C.Bambach (ed.): Leonardo da Vinci Master Draftsman. The Metropolitan Museum of Art, New York, Yale University Press, New Haven and London, 2003.
Dr E.J.Dijksterhuis: De mechanisering van het wereldbeeld. Meulenhoff, 1950.
Gepubliceerd op 6 februari 2010