Lezen Of Niet

 

 

 

 

 

 

 

 

Dan dooft het licht…

r wordt niet meer gelezen, zegt men. Het is de afgelopen jaren zo vaak verkondigd – ook door heel verstandige mensen – dat we geneigd zijn het te geloven.
Maar is het ook zo?
Wordt er niet meer gelezen?
Iedereen die z’n ogen niet in z’n zak heeft, zal tegenwerpen dat er wel degelijk wordt gelezen.
Overal.
Altijd.
Op straat, op school, op kantoor, thuis, achter de computer, voor de tv.
Misschien kun je beter beweren dat er nog nooit zoveel gelezen is als nu, want laten we wel wezen, wat er in onze multimediale wereld ook mag zijn veranderd, teksten  – in welke vorm dan ook – zijn bepaald niet uit ons gezichtsveld verdwenen.
Integendeel.

Je kunt geen stap zetten, niet thuis, noch op straat, in de kantoortuin of op het voetbalveld, of je wordt op je leesvaardigheid aangesproken: opschriften, reclame-slogans, billboards, e-mails, essemmesjes, al of niet uit het Japans vertaalde gebruiksaanwijzingen voor vuurwerk (‘niet in de hond houden’) – het is eenvoudigweg niet meer bij te benen. En dan zwijg ik maar over alle t-shirts die je zo nodig de een of andere spitsvondigheid moeten voorhouden of de tatoeages die tegenwoordig het blote vlees van erotische aanwijzingen voorzien.
Wie dit allemaal niet zou hoeven lezen, zou een heel wat rustiger leven hebben.

Het arsenaal aan opschriften en teksten waar we dagelijks al of niet met plezier doorheen waden, is met bovenstaande opsomming allesbehalve uitputtend behandeld. Ik zou er nog tientallen, zo geen honderden voorbeelden aan kunnen toevoegen. Denk aan de rapporten, nota’s, polissen, huurcontracten, kranten, weekbladen, folders, flyers, glossy’s en ja, zelfs boeken, die we lezen, kijk maar om je heen als je op Schiphol in de vertrekhal zit, of aan het strand ligt te luisteren naar het eeuwig ruisen van het  tij.
De verkoop  van boeken schijnt elk jaar te stijgen.
Evenals de verkoop van leesbrillen.
Dus: waar maken we ons druk om?

Ja, waar maak ik me druk om? Ik maak me druk om teksten die niet meer gelezen worden – en ook niet meer gelezen kúnnen worden – en de gevolgen daarvan. De vérstrekkende, diep ingrijpende gevolgen daarvan.We zijn nog steeds een beschaafde samenleving, een land met een hoog opleidingsniveau, veel kennis, veel boeken en veel, heel veel geld waarmee we de vooruitgang, vooral in technologisch opzicht, financieren.

Vanzelfsprekend moet iedereen die hieraan wil meedoen, kunnen lezen, en over dat lezen behoeft niemand zich druk te maken, ik ook niet. Dat lezen is eenvoudig gezegd eigenbelang, en over het eigenbelang van wie dan ook, zeg ik voorzichtig, want er zijn uitzonderingen, hoef je je niet druk te maken.
Ouders weten dat hun kinderen moeten kunnen lezen als ze het gymnasiumdiploma willen verwerven om naar hogerop door te stoten. De scholen weten dat je je het niet kunt permitteren kinderen af te leveren die geen krant of weekblad kunnen lezen. Actievoerders weten dat je de nota’s van de ambtenarij moeten kunnen lezen, beter dan die ambtenaren zelf, zoals de moordenaar van Pim Fortuyn bewees – was het maar omgekeerd geweest, dan had Fortuyn misschien nog geleefd.

HOOFDCOMMISSARISSEN
Managers weten dat ze de a-viertjes met voorgekookt beleid moeten kunnen lezen, en anders dienen ze over het vermogen te beschikken zich te omringen met paladijnen die dat voor hen doen – ik heb de indruk dat ze het meer en meer aan die paladijnen overlaten, gezien de feiten die je daaromtrent op tv hoort of in de krant leest (de zwendel bij de Hogeschool Inholland bijvoorbeeld).

Twee jaar geleden werd de ’top’ van de politie in Nederland ingelicht over een rapport van een stel uiterst slimme informatici in Amsterdam, waaruit bleek dat er niets, maar dan ook helemaal niets van de politionele it deugde. De hoofdcommissarissen hadden het rapport niet gelezen, maar ze hadden kennelijk ook niet het benul gehad om deze of gene brigadier met een leesbril dit vervelende taakje te laten opknappen. Kijk, dan begint het niet-lezen vormen aan te nemen die ook de allerhoogste van Godswege boven ons gestelden influistert om misschien toch maar eens een keer te gaan ingrijpen. Want, en daar gaat het natuurlijk altijd om, er hangt een prijskaartje aan. Staat daar een werkelijk krankzinnig bedrag op, dan kan het de betrokken bestuurder de kop kosten.
Met de politie- it is een bedrag van vele, vele miljoenen gemoeid, belastinggeld dat bespaard had kunnen worden – of aan kunst uitgegeven had kunnen worden – als tenminste één commissaris de moeite had genomen – achter in zijn auto met chauffeur op weg van zijn werk in Rotterdam naar zijn ‘boerderijtje’ in Friesland – eens even in dat rapport te neuzen.
Eigenbelang – het wordt al iets ingewikkelder…

Het meest vreemde verschijnsel dat zich tegenwoordig in Nederland voor ’s mensen geestesoog aftekent – sinds de verdwijning van de Fransen uit ons land niet meer vertoond – is dat men op grote schaal met dit lezen-uit-eigenbelang een loopje is gaan nemen. Iedereen kent de verhalen over barre toestanden in het onderwijs. Twaalfjarigen verlaten het lager onderwijs zonder zelfs maar de openingskoppen van De Telegraaf te kunnen lezen. Op de middelbare school, las ik in Het Parool, blijken veel kinderen ‘de taal van de docent’ niet meer te verstaan. Aan de universiteiten, klagen docenten alweer zo’n kleine dertig jaar, tenminste zolang als ik me herinner, over de geringe taalvaardigheid van hun studenten waardoor hele onderdelen van de stof niet behandeld kunnen worden. Studenten Nederlands die, zo blijkt in hun eerste jaar, nog nooit een boek hebben gelezen.

Kennelijk vindt men tegenwoordig zelfs het lezen uit eigenbelang niet meer zo heel erg nodig. Ik heb niet de indruk dat jonge mensen (of hun ouders) vandaag de dag minder intelligent zijn dan hun voorgangers. Ik geloof eerder het tegenovergestelde: ze zijn veel handiger. Ze slaan zich ontspannen door de beproevingen van het onderwijs heen zonder hun tijd in een bibliotheek te verdoen.

WISKUNDE
Het zijn in mijn ogen overigens niet de ‘jongeren’ die het lezen definitief gelaten hebben voor wat het is. De ware boosdoeners zijn hun ouders die in het algemeen gesproken elke dubbel verdiende cent in de uitbreiding en modernisering van hun materiële bezit steken en zelden in geestelijke goederen zoals een bibliotheek. In feite heeft iedereen boter op zijn hoofd. Iedereen die zich verantwoordelijk kan achten voor wat er gebeurt – als ouder, als docent of als politicus – heeft heel lang de ogen gesloten voor het probleem, en sluit nog de ogen, ik denk omdat niemand van degenen die hun mond opendoen om te signaleren wat er mis is, een oplossing heeft.
Er is een groot ongenoegen in de samenleving. Ik hoor en zie het om me heen, en ik heb er zelf ook last van – hoewel ik nog steeds erg veel lees, maar misschien kun je ook te veel lezen.

Ik denk dat een deel van dit ongenoegen zich laat verklaren uit het onvermogen van veel mensen om te lezen wat je – in je eigenbelang – moet kunnen lezen. Bijvoorbeeld de programma’s van de politieke partijen – en wat daar aan andere publicaties mee verbonden is. Het verklaart voor mij ten dele het steeds grilliger gedrag van staatsburgers bij de verkiezingen. De ondermijning van onze democratie begint hier.
Kamerleden zijn in dit opzicht uiteraard allang geen leidslieden meer. Wie wel eens luistert naar de debatten in de Tweede Kamer – of Kamerleden en ministers op de televisie ziet – verbaast zich over het zinneloze geouwehoer – de goeden niet te na gesproken – waaruit een huiveringwekkende onmacht spreekt om hoofd-  van bijzaken te onderscheiden. Animalcops. Kopvoddentaks. Kopstoten – het gaat nergens meer over. Misschien kennen de woordvoerders hun dossiers nog, maar zelden goed genoeg, en in elk geval geven ze er geen blijk van te beseffen wat daaraan ten grondslag ligt en wat hún specialisme met andere specialismen verbindt. De samenhang is weg. Het lezen van zijn zegenrijke invloed beroofd.

Wie niet leert lezen, leert z’ n moedertaal niet voldoende, en wie z’n moedertaal niet voldoende leert, zal later – hoe intelligent hij of zij ook is – blijken gehandicapt te zijn als het gaat om het verwerven van andere cognitieve vaardigheden die met begrip voor samenhang, logisch denken en wiskunde te maken hebben.

Het omgekeerde overigens, dat kinderen die wel goed hebben leren lezen, oorspronkelijke denkers, slimme ondernemers of goede Kamerleden zullen worden, is geen wet van Meden en Perzen. Helaas, of gelukkig maar, zit een mens ietwat ingewikkelder in elkaar en geldt er in dit bestek maar een wet: kinderen die goed hebben leren lezen, zijn misschien makkelijker in staat te blijven leren en zijn meer bereid hun kennis uit te breiden naar terreinen waarop ze zich (nog) niet thuis voelen. Letterlijk gaat hier het gezegde op: het ene woord haalt het andere uit. Dat is, educatief en sociaal gesproken, van het grootste belang. De technologie zal ons leven ook deze eeuw nog elke dag elk uur ingrijpend veranderen. Wil je mee kunnen komen, dan zul je toch enigszins op de hoogte moeten zijn – en dat betekent, of je het nu wilt of niet: lezen.

TERUG BIJ AF
Op een bepaalde manier zijn we nu, in het begin van de eenentwintigste eeuw, terug bij af. In de vorige eeuw toen de gezeten middenklasse zelfs haar allerdomste telgen tot het ambt van dokter of notaris wist op te stoten, waren intelligente kinderen van arme ouders tot aanzienlijk nederiger, en zelfs vuil, ongezond en smerig werk veroordeeld  – het werk dat we nu aan mensen met een andere huidskleur overlaten, ook in dit opzicht kopiëren we volstrekt de Amerikaanse, kapitalistische samenleving.

Na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) en vooral in de jaren zestig groeide de welvaart en konden de poorten van de universiteiten almaar wijder open om ook de jongens en meisjes uit de volksbuurten (nog niet bevrijd van hun plaatselijke accent) het carrière-walhalla te laten betreden.

Het was een zo vreemde omgeving voor hen dat wrijvingen niet uitbleven. De geboorte van een nieuwe middenklasse ging met zware weeën gepaard: bezettingen, rellen, sleep-ins, teach-ins, wiet, stickies en al of niet gewilde seksuele intimiteiten. Alle waarden veranderden. Je las het in het taalgebruik. Het huwelijk werd ‘relatie’ en verloor daarmee zijn eeuwigheidswaarde, liefde werd ‘seks’, en werd daarmee een soort gymnastiek met in, veelal Zweedse boekjes voorgeschreven oefeningen, je man of vrouw werd een ‘partner’, alsof je samen een bedrijf had, kinderen werden ‘kids’, alsof het uit Amerika geïmporteerde dingen waren zonder handvatten of knoppen – zodat je geen idee had hoe ze te hanteren – en het lezen verdween. Niet langer was de cultuur, nu gedragen door de volkse middenklasse, een weefsel (zeg maar een ‘web) van woorden; ze werd een opeenstapeling van dingen, veel te veel dingen waardoor Nederland overvol raakte met ‘groeikernen’ op het platteland, kantoorkolossen, Ikea’s, snelwegen, televisietoestellen, audio-apparatuur voor popmuziek en auto’s, steeds meer auto’s. Nederlanders werden, net als Amerikanen, automobilisten. En automobilisten lezen niet.

AGOGEN
Voor zover je je nog op de hoogte moest blijven, schoot de televisie te hulp, of de krant, maar problemen, bijvoorbeeld met je kinderen, sorry ‘kids’, werden uitbesteed aan beroepskrachten zoals agogen, andragogen, psychologen en psychiaters. Die hadden tenminste nog het een en ander gelezen. Dacht je. Maar algauw kwam vast te staan dat je vooral agoog werd als je niet kon of wilde lezen.

De ‘zachte sector’ had de intellectuele rijkdom van het boek op academisch niveau ingewisseld voor doeltreffende slogans als Ik ben ok, jij bent ok.  Alleen de praktijk telde. Dat hadden Marx en de Frankfurter Schule de nieuwe, academisch opgeleide verantwoordelijken voor ons zielenheil wel geleerd. Het materialisme zegevierde.

Geestelijke grootheden als religie, filosofie, literatuur en kunst konden voortaan met dedain worden afgedaan als volslagen ‘obsoleet’ (= ouderwets). Het mocht nog wel, maar dan ‘vernieuwd’. Eigentijds. De Bhagwan.

WKtS
18 MAART 2011