Långbanshyttan – 25

TERWIJL DE ORANJE APPELTJES RIJPGESTOOFD DOOR DE ZON VAN DE BOMEN VIELEN..

25

De ketters bijvoorbeeld, de Katharen in Frankrijk en Spanje, die meer door Hermes Trismegistus werden geïnspireerd dan Rome lief was en met wortel en tak moesten worden uitgeroeid. De Inquisitie werd er als een Gestapo voor in het leven geroepen. Ja, het was een totalitaire samenleving, of liever gezegd, dat klinkt wat vriendelijker, het wérd een totalitaire samenleving, zoals de SovjetUnie onder de communisten, nee, Hitler, dat was wat anders…

‘Probeer je zo’n wereld voor te stellen. Hoe zou het jou vergaan zijn? Zou je zijn blijven meedoen met wat voorgeschreven was, paste je je aan, werd je priester,
deed je je plicht, of zou je zijn gaan twijfelen denk aan Luther of Erasmus en zou je in verzet zijn gekomen, misschien in eerste instantie alleen omdat je niet zo wilde zijn als de anderen of niet kon zijn zoals de anderen?’

Ze glimlachte, keek hem aan: ‘Ik hou van sweeping statements, hoor,’ zei ze, ‘dus hou je vast. Met het christendom,’ ging ze verder, ‘is het niet anders gegaan dan met die andere totalitaire ideologieën waarmee wij zulke prettige ervaringen hebben opgedaan. Steeds meer mensen keerden zich ervan af. Niet omdat ze niet geloofden in de zo menslievende boodschap, maar omdat de voorschriften, de regels, de
dwang, de hypocrisie en de lafheid van de kerk Erasmus die zelf altijd katholiek is
gebleven heeft het ons prachtig geschetst het geloof van zijn inhoud beroofden. De kerk nam haar gelovigen hun geloof af.’

Ze stond op, gooide een blok op het vuur en vervolgde: ‘Je kent vast dat spelletje wel waarbij je een zin krijgt ingefluisterd die je weer aan een ander doorgeeft…’

Werner lachte. Hij kende het spel, niet van thuis, maar van school. Zijn moeder hield niet van spelletjes. Hun leraar Nederlands had het een keer met ze gedaan. Hij had Annelies, het popje van de klas, een paar zinnen in haar oortje gehijgd die, zo bleek later, de eerste regels van ‘De dieren’ waren geweest, het gedicht van Aart van der Leeuw dat hij nog steeds uit zijn hoofd kende.

Hij vertelde het Ilse en reciteerde trots het eerste couplet: ‘De landman gaat, nu de avond is gevallen, en de arbeid slaapt, voor ’t laatst zijn hoeve rond; hij keurt het werk der knechts in schuur en stallen, en als zijn schaduw volgt hem trouw de hond.’

‘En weet je,’ zei hij, ‘wat ervan overbleef…? Hij zag hoe ze bereid was zich te laten verrassen. ‘Het wantij zuur is uit den boze en wie het raapt roert boeven aan die bij bosjes vallen op het schuurpapier koud licht op de grond. Of zoiets.’

Ilse lachte en zei: ‘Het is vergelijkbaar met wat er gebeurt als je poëzie vertaalt.’

‘Iets dergelijks,’ vervolgde ze, nadat ze nog een glas had ingeschonken, ‘gebeurde er met de overdracht van de christelijke geloofswaarden. Voor de ontwikkelde bovenlaag, denk ik weleens, moet het leven in het vijftiendeeeuwse Italië trekken zijn gaan vertonen van een verplicht verblijf in het gekkenhuis. En dan zwaaien ineens de deuren open, nou ja, ik moet niet te veel sweepen met m’n statements’ ze lachte ‘en ziet de uomo universale Pythagoras, Heraklitus, Empedokles, Plato, Aristoteles, Sokrates en ja, natuurlijk ook Hermes Trismegistus staan. In hun nakie. Moet je je voorstellen, geen buikige prelaten meer, hun edele delen verborgen onder het purper van hun embonpoints, maar heren, Griekse heren, met van die ascetische koppen, die niets te verhullen hadden. Integendeel. Die maar al te graag wilden uitdragen wat ze hadden bedacht. Die wilden leren zoals leraren moeten willen leren! De Heiterkeit van die oude Grieken! Hoe denk je dat Leonardo en z’n vrienden dat
hebben ervaren?’

Dada, dacht Werner.

‘Er begon,’ vervolgde ze, ‘iets heel opvallends, denk ik, dat heel onze beschaving in een nieuw licht heeft gezet. Met de herontdekking van al die Griekse wijsheid, al die filosofie en wetenschap vooral ook, plus wat die Grieken van nog vroeger uit het Oosten hadden gehaald, begon de ingrijpende verandering van de westerse civilisatie die wel de mechanisering van ons wereldbeeld is genoemd. Het hield in dat de natuur niet langer uitsluitend werd vergoddelijkt of vermenselijkt denk aan de mythologie maar opnieuw werd doordacht. Wat toen in het heldere licht van het Zuiden begon, terwijl de oranje appeltjes rijpgestoofd door de zon van de bomen vielen, niet door de hand van God of Eva, maar door de zwaartekracht, was dat de wetten van de natuur voortaan in de taal van de wiskunde werden geschreven.’

Werner was rechtop gaan zitten. ‘In de taal van de wiskunde?’ Hij was bang niet helemaal te begrijpen wat Ilse bedoelde. ‘In de taal van de wiskunde.’ ‘Mechanisering van het wereldbeeld.’ Antoine goochelde ook met zulke termen, maar wat Ilse te berde bracht was anders. Dieper. Breder. Iets van alle tijden. Dit was een inzicht dat je als scheikundige niet kon hebben.

‘In de tijd van de renaissance,’ ging Ilse luchtigjes verder alsof ze er geen flauw benul van had dat dit weleens geen gesneden koek voor hem kon zijn, ‘begint de ontwikkeling in onze cultuur, die we met techniek en later met technologie verbinden. Vanaf de dag dat de westerse natuurwetenschap met de van oorsprong oosterse wiskunde in bed kroop, en dat was toen lees met de ogen van Leonardo en z’n vrienden Pythagoras, Plato en vooral zijn Timaeus en je komt heel dicht bij ze in de buurt
is er sprake van een zodanig vruchtbaar huwelijk dat wij de gevolgen ervan nog steeds niet, of wellicht steeds minder overzien. In dat gezin, in dat gemengde huwelijk zijn de dingen wraak gaan nemen op de woorden…’

Ze zweeg, alsof ze na deze inleiding bij een punt aanbeland was dat haar plotseling te ingewikkeld, te pijnlijk of misschien te vaag voorkwam om het zonder gêne uit te spreken, juist op het moment dat Werner zich afvroeg wat dit allemaal met de gnosis te maken had.

‘En de gnosis,’ zei Ilse, ‘beschermt het woord.’

Het leek er lang op dat ze het bij die uitspraak zou laten, alsof ze zelf ook van haar sweeping statements moest bekomen, maar nadat ze nog wat wijn had bijgeschonken en Werner een sigaar had aangeboden die hij met welgevallen bekeek en opstak, zei ze: ‘Het denken sloeg, mede onder invloed van al die wiskunde, logica en retorica ook steeds uitgesprokener de weg van de rede, van de redelijkheid in, van wat waar en niet waar is en raakte daarmee op gespannen voet met het geloof dat zich uiteraard niet laat berekenen, niet in esthetisch verantwoorde getalsverhoudingen laat uitdrukken, de verhoudingen waar Leonardo naar zocht, de wetten van de schoonheid! Het geloof, zou je zeggen, kwijnde, onder invloed van al die herontdekte, afgestofte en als nieuw ervaren ideeën, weg, maar volgens mij was het tegendeel het geval: het geloof
werd voor de denkende mens een nieuwe opgave!’

Werner knikte.

‘Je zou je grondig in die tijd moeten verdiepen om je een minder subjectief beeld te vormen,’ zei ze. ‘Maar kan dat? Je hebt immers de geschiedenis en de
geschiedschrijving en die twee zijn niet hetzelfde. De geschiedenis is strikt genomen onachterhaalbaar, verdwenen, en de geschiedschrijving heeft ons weliswaar honderden, zo geen duizenden boeken opgeleverd, maar die kunnen onze vragen maar zeer ten dele beantwoorden. Feiten, goed. Staan op den duur min of meer vast. Heel belangrijk, zeker, maar hoe peil je ingewikkelde aangelegenheden als het geloof, wat het voor individuen in de renaissance (en nu nog!) betekende, wat de werkelijke invloed ervan was op de per definitie niet alleen door zogenoemde historische gebeurtenissen veranderende werkelijkheid…

‘De bestaande geschiedschrijving schiet altijd tekort,’ ging ze verder. ‘Het is geschiedenis op een bepaald moment en met bepaalde, soms gebrekkige middelen gefixeerd. Geschiedschrijving legt vast, geschiedenis beweegt en om daar tenminste iets van te begrijpen heb je aan kennis alleen niet genoeg, zul je ook je fantasie in stelling moeten brengen. Pas wanneer je erin slaagt je verbeeldingskracht aan te spreken, krijgen de zogenaamde feiten de dynamiek, de kleur en geur van het leven zoals het wordt ervaren, wordt geschiedenis net zo werkelijk als het feestje van Aus onlangs. Dan zie je, zoals jij met je belangstelling voor letters’ alsof hij een schouderklopje kreeg, dacht Werner ‘en ik in mijn studietijd met de renaissance hoe krakkemikkig de gegeven geschiedschrijving is, dan zie je door de onbeholpen gereconstrueerde stukjes gobelin de barsten en scheuren in de muren erachter, het lang verborgen fresco daarop, het craquelé, de stukken die eruit gevallen zijn, de onderschildering en
vraag je je af wie daar wat heeft staan schilderen en waarom.’

Ilse keek hem glimlachend aan. ‘Nou ja,’ zei ze tenslotte, alsof ze zich excuseerde, ‘ik wil maar zeggen: geschiedschrijving is een middel om het verleden te begrijpen, maar een gebrekkig middel. Of misschien: ontoereikend. Wie dat niet heeft leren aanvaarden en hierbij is zowel de fantasie als de kunst, epistemologisch gesproken, onmisbaar die ziet ook niet hoeveel er door de officiële geschiedschrijving aan het oog wordt onttrokken. De gelovigheid van het individu bijvoorbeeld, zijn verlangen naar God.’

Weer schonk ze bij. Wijn, dacht Werner, nektar vergeleken bij de brandstof die het journalistieke vuur moest voeden. Begon hij de hoogte te krijgen? Nee, nee, luisteren.

LEES VERDER