Je Hoort Steeds Vaker…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OMDAT Verdonk zich, heel ongebruikelijk voor hem, almaar niet vertoonde, legde Gerard het meer en meer prangende vraagstuk van de Argentijnen eerst maar eens aan Eamer voor. Eamer was minstens zo goed op de hoogte als Verdonk, bovendien was ze mooier. Hij luisterde graag naar haar. Dat heerlijke Ierse accent. Haar mond als ze sprak. Haar aanstekelijk lach, met die fonkeling in haar toegeknepen ogen, blauw als het blauw van de riddersporen in Ans d’r tuintje. Kom op, Gerard… Denk aan je hart… Wat had hij graag een dochter als Eamer gehad. Nee, het was haar niet opgevallen. Argentijnen? Ze was dan ook lang weggeweest.

‘Hoeveel dan, Gerard?’ vroeg ze zakelijk.

‘Ik denk wel honderd,’ zei Gerard, ‘misschien wel tweehonderd. Het worden er elke dag meer. Het is net als met die Surinamers toen. Dat waren er ook ineens erg veel, maar dat kun jij niet weten. Toen Suriname zelfstandig werd. We hebben er een boel last mee gehad. Het zijn steeds weer andere groepen die deining geven. Die Molukkers, bijvoorbeeld, nee, dat kun jij ook niet weten. Nu klagen ze over Marokkanen, maar daar merk ik niks van. Veel erger zijn in deze buurt die scholieren….  Soms heb ik het idee, Eamer, dat zulke mensen zich niet thuis voelen. Dat is het probleem. Vind jij ook niet? Mensen voelen zich niet meer thuis. Weten niet meer wat dat is, thuis… Je zult wel denken dat ik gek ben om die scholieren met buitenlanders op een lijn te stellen. Toch zie ik het zo. Ook die voelen zich niet meer thuis. Als mensen groepen gaan vormen, moet je uitkijken. Dan zijn ze de weg kwijt. Gezinnen? Vertel mij wat. Pa en ma zijn de hele dag de hort op en ook thuis zijn ze te druk om aandacht voor elkaar te hebben. Altijd aan het essemessen… Hoeveel kinderen hebben nog een vader en moeder die weten wat ze uitspoken, die belangstelling hebben voor wat ze doen…?’

Eamer knikte, ernstig. Het waren dingen die Gerard niet gauw aan iemand vertelde, zelfs aan Ans niet – bang om als fantast of ouwe zeur een ram voor z’n kop te krijgen – maar Eamer durfde hij in vertrouwen te nemen. Die wist waar hij het over had. Was zelf vreemd hier, reisde al jaren naar Afrika en had daar met eigen ogen gezien wat het betekende als mannen, vrouwen en kinderen huis en haard hadden verloren…

‘Meestal is er een aanleiding om te vluchten,’ zei ze. ‘Maar die zie ik in het geval van Argentinië niet. Het is lang een verschrikkelijk land geweest, dat is waar, en dat werkt nog lang door, maar ik heb niet de indruk dat het er ook nu nog eng of onveilig is. De lui die het foute regime hebben geholpen, staan voor de rechter of zijn veroordeeld. Ik las pas in de krant dat ook een Argentijn die al lang in Nederland woont en voor een Nederlandse luchtvaartmaatschappij vloog, nu voor de rechter staat. Hij wordt ervan beschuldigd als piloot aan de verdwijningen toen te hebben meegewerkt. Dat zijn de naweeën. Je leest tegenwoordig heel andere dingen. Argentinië schijnt nu het enige land ter wereld te zijn waar je als transgender moeiteloos terecht kunt. Nee, ik zou niet kunnen bedenken waarom je Argentinië nu zou moeten verlaten. Het moest iets anders zijn. Misschien de nieuwe hofhouding van onze nieuwe koningin,’ grapte ze.

Gerard lachte.

Onze koningin.

‘O, ja, Gerard,’ zei ze, toen ze afscheid nam, ‘je hoeft geen haast te maken met m’n fiets, hoor. Ik ben morgen weer voor geruime tijd naar Oeganda. Het is daar nu een beetje paniekvoetbal….’

‘Een beetje paniekvoetbal’ – Gerard had geen idee wat ze bedoelde en bedacht dat ze hem, met haar opmerking over het koningshuis, niet veel verder had geholpen. Het koningshuis kon hem gestolen worden. Bernhard en Juul, dat ging nog wel, zo’n vertrouwd stelletje, maar als hij nu op Koninginnedag die hele stoet corpsballen met hun vrouwtjes zag koekhappen, dan ging hij bekant over z’n nek. Wat een gênante vertoning. De laatste keer hadden ze met oranje wc-potten gesmeten… En maar lachen… Alles was een geintje voor zulke lui… Zijn vader had Wilhelmina altijd een rots in de branding genoemd. Dat was nog serieus geweest. Niet zo gek als er niks meer te vreten is. Maar hij was van na de oorlog. Oranje zei hem minder en minder. Hij had de pest aan die vrijmarkt op Koninginnedag…  Wat een teringzooi. Jongeren onder zijn klanten – hij viste er weleens naar – hadden ook geen hoge pet meer op van de monarchie. Tenminste… nou, ja, geen kwaad woord over Maxima… Sommigen dweepten zelfs met haar, nou ja.… dwepen… die jongelui zagen natuurlijk donders goed hoe handig ze voor zichzelf en haar bedrijf reclame maakte. Dat sprak aan in tijd van het snelle geld en borstklopperij. Allemaal VVD-ers. De BV Nederland. De BV Oranje. De BV Ik. Maxima was hun soort. Hij mocht haar ook, beslist, mooi wijf, sterk, slim, maar hij kon niet verhelen hoe pijnlijk het hem trof toen hij in de krant las dat volgens haar ‘de’ Nederlandse identiteit niet bestond. O, nee, had hij gedacht, en hij dan? Wat werd hem afgenomen als hij geen Nederlander meer mocht zijn? Was dat niet een voorteken geweest?