Idealist
Lejo was begin jaren zeventig hoofdredacteur van een universiteitskrant geweest. Parttime. De vrije tijd was gereserveerd voor een studie over de betekenis van rituelen. Hij was een bewonderaar van de filosoof Frits Staal die in Amsterdam door zijn middelmatige collega’s was weggepest en in Berkeley beroemd was geworden.
Voordat Lejo zijn levenswerk had kunnen voltooien, was hij meegesleurd in de maalstroom van de culturele revolutie. Hij publiceerde dienovereenkomstig in zijn blad en werd ontslagen.
Omdat het boek hem dierbaar was, zocht hij z’n toevlucht in het uitgeversbedrijf, dat hem – hear, hear! – met open armen ontving. Ondernemers zagen wel brood in een rebel.
Eenmaal doende, ergens in ’t Gooi, boeken te maken die het volk zouden verheffen, begon Lejo zijn bedrijfsmatige en politieke naïviteit te betreuren. Weliswaar dacht hij nog steeds met afkeer aan de bange schijterds van bureaucraten die de vaderlandse wetenschappelijke instellingen bestierden, maar hem werden ook wijder de ogen geopend voor de ware aard van de zakenwereld.
Met recht kon je zeggen dat hij op z’n idealisme werd afgerekend.
Want laten we wel wezen: een idealist was Lejo geweest. Hij had gelóófd in de linkse beweging, en wel hierom: om de manier waarop z’n oude moeder werd behandeld als ze voor hulp aanklopte bij de instituties.
Toen ze haar arm had gebroken – het stomme mens bleef op wankele keukenkrukjes de hoogste kasten reinigen – had hij haar begeleid naar het ziekenhuis. Ze werd er als een vod behandeld. En zij niet alleen. Alle ziekenfondspatiënten!
Als ze naar het postkantoor ging, en niet goed wist hoe ze de papieren voor haar weduwenpensioentje moest invullen, werd ze afgesnauwd door een onbenul die nooit iets anders had geleerd dan stempelen.
Geen wonder dat Lejo begon bij te dragen aan het ondermijnen van de gevestigde orde, maar het duurde niet lang. Dra vielen hem de schellen van de ogen. Hij begreep dat mét het ancien régime ook alles wat hem dierbaar was, zou verdwijnen: het leven van de geest, die waait waarheen hij wil en onaangedaan Europa eeuwenlang zijn cultuur, zijn onderwijs, zijn kunst en zijn literatuur had geschonken.
Lejo schoor z’n baard af, deed z’n spijkerpak in de Zak van Max, maar van z’n nieuwe naam kon hij (nog) geen afstand doen.
Er was wél iets met hem gebeurd.
De trotse leeuw (leo) die z’n vader in hem had gezien, was voorgoed in een zachte Lejo veranderd.
Nog een jaar, dan ging hij met de vut. Nee, carrière had hij niet gemaakt. Hij was geen Kamerlid geworden, geen Minister, geen Hoofdredacteur, geen Manager, eerbare beroepen ongetwijfeld, maar niets voor hem. Te vaak had hij onder ogen moeten zien hoe schaamteloos zijn vroegere linkse vrienden hun idealen even naar de borreltafel verlegden als overdag het persoonlijk gewin hun toelachte. Met hún ideologie kon je alle kanten op.
Zelf was hij, diep in z’n hart, altijd trouw gebleven aan het idee van rechtvaardigheid, zoals dat door Gustave Flaubert was geformuleerd, toen hij zich terecht tegen de Franse Revolutie met haar leugenachtige gelijkheid, vrijheid en broederschap had gekeerd.
Nog steeds geloofde hij in het ideaal van de rechtvaardigheid.
Kon hij daar iets mee met z’n boeken?
Nauwelijks.
Zeker in het concern waar hij werkte, ging het steeds meer om geld, de beursgang en de aandeelhouders (ongetwijfeld de linkse strijders van weleer) en almaar minder om boeken.
Hij vroeg zich wel eens af of iets dergelijks in een andere bedrijfstak mogelijk was.
Stel dat je auto’s maakte – Citroëns, Renaults, BMW’s, het maakt niet uit – en je had een leiding die nooit achter het stuur zat, nooit over auto’s praatte, ja zelfs een uitgesproken afkeer van auto’s had, kon het dan goed gaan met zo’n bedrijf?
Stel, schoot hem te binnen, dat je Jan Marijnissen zou vragen Cor Boonstra op te opvolgen. Zou het dan misgaan met Philips? Of maakte het geen flikker uit?
Het aardige van het uitgeversbedrijf was dat men daar zulke experimenten niet schuwde.
LEES VERDER
Uit de Volkskrant van 8 juni 2001