Geen Realiteit, Maar Schepping, Taal!

 

 

 

 

 

 


F.B.HOTZ

 

Het geheime leven van de schrijver F.B. Hotz

 

leid Truijens begint  haar biografie van F. B. Hotz – Geluk kun je alleen schilderen – in een tamelijk huiselijke sfeer. Een onopvallend leven in Leiden en omgeving. Ik had niet anders verwacht.

Veel wist ik niet van Hotz. Ik had weliswaar al zijn verhalen gelezen, en zelfs één bundel, meen ik, in de Volkskrant besproken, maar heel nieuwsgierig naar zijn wederwaardigheden was ik niet. Het oordeel van Gerard Reve – in dit boek  aangehaald – was indertijd ook het mijne.  Een goed schrijver, een vakman, maar niet een auteur met een ‘visie’.

Dan heb je aan het werk genoeg.

Maar kijk wat er gebeurt als je blijft lezen. Dan blijkt Aleid Truijens gaandeweg steeds meer deuren te openen in dat wel erg gesloten huis van Hotz waar hij een groot deel van zijn leven met zijn zus woonde.

Ja, óók de buitendeur gaat zachtjesaan steeds verder open waardoor je als lezer oog- en oorgetuige wordt van een voor die tijd zeer karakteristiek en buitengewoon intensief artiestenleven.

Voordat Hotz – op zijn tweeënvijftigste – als schrijver debuteerde, was hij trombonist in verscheidene jazz-ensembles. Hij was een perfectionist. Altijd met zijn instrument in de weer en op zoek naar de muziek die zijn voorkeur had. Maar in die ogenschijnlijk nogal onbekommerde wereld van de (oude) jazz en omringd door vaklui die naam maakten – niet noodzakelijkerwijs in de jazz, zoals de tekenaar Frits Müller en de journalist Igor Cornelissen – blijft hij de eenzaat die hij van jongs af aan al was, een man die te verlegen was om iets met een vrouw te beginnen. Toch trouwt hij en krijgt hij een kind. De verhouding loopt halverwege de jaren zestig stuk – een self  fulfilling prophecy want Frits Hotz geloofde niet in het huwelijk om het mild uit te drukken – en eindigt met een officiële scheiding. Als zijn vrouw opnieuw trouwt, doet ze dat met zijn oude vriend, Serein Pfeiffer, die zij op een dag tijdens de coïtus, of liever gezegd nét ervoor, een mes in de borst stoot en doodt.

Moord

Die moord, jarenlang alleen in kleine kring bekend, kleurt vanaf dat moment Truijens verhaal, maar niet in die mate dat ze hoofdzaken uit het oog verliest. In de eerste plaats zijn werk – dat ze heel goed heeft gelezen en doorgrondt. In de tweede plaats zijn zoon Jeroen – voor wie hij tot het laatst de grootst mogelijke zorgzaamheid aan de dag zal leggen – en ten slotte zijn kunstenaarschap waaraan zijn blindheid een einde maakt.

De kracht van Geluk kun je alleen schilderen is dat Hotz zo liefdevol wordt geportretteerd dat je hem, zijn achtergrond en motieven, en vooral ook zijn werk, niet alleen leert kennen, maar ook dieper doordringt in wat hij ambieerde: iets maken wat mooi was, kunst.

Afgezet tegen dát inzicht vallen heel wat recensenten mét hun recensies door de mand. Sommigen, Hans Goedkoop bijvoorbeeld, een historicus, zetten volgens Aleid Truijens zozeer in op Hotz’ verlangen om het verleden te laten herleven, dat ze de essentie missen.

Het ging Hotz niet om dat verleden, het ging hem erom met gebruikmaking van de sfeer in een bepaalde tijd, zijn tijd, het interbellum, een ‘ding’ te maken dat stond als een huis, een bouwwerk, of misschien wel bouwwerkje, dat het leven betekenis gaf. Zijn denken en schrijven was esthetisch, niet historisch (laat staan nostalgisch). Wie in deze biografie volgt hoe Hotz steeds soberder gaat schrijven, zal dat begrijpen. Geen realiteit, maar schepping, taal!

Dat inzicht – dat literatuur kunst is – is in Nederland niet wijd verbreid. Aleid Truijens heeft er met deze biografie een stevige, nieuwe fundering voor gelegd.

Ik heb het boek met groeiende aandacht en interesse uitgelezen, tot en met de aangrijpende en ontroerende slotjaren van Hotz.

Achteraf had ik hooguit meer willen weten over de mystiek waarnaar Hotz – het tegendeel van een zwever – op zoek was. Het was, vermoed ik, de poëtische kern van de religiositeit die zijn schrijven voedde (zoals bij zijn generatiegenoten W.F.Hermans en Gerard Reve).

Gerard Reve had dat moeten zien (en ik ook).

 

WKtS
11 OKTOBER 2011