Toine Horvers

WERK IN HET ERASMUS MEDISCH CENTRUM

Hoe oog en stem de hand doen schrijven

 

oine Horvers leerde ik kennen bij Guus Vreeburg. Guus was in die tijd docent aan de Rotterdamse kunstacademie, de Willem de Kooning Academie. Hij zat boordevol (kunsthistorische) ideeën. Een ervan was om wat meer aan plafonds in nieuwe huizen en gebouwen te doen. Dat kon wel wat fraaier. Die plafonds hoefden niet altijd maagdelijk wit te worden gesausd – om van die spuuglelijke ‘systeemplafonds’ maar te zwijgen. Guus gaf zelf het goede voorbeeld. In zijn pas betrokken nieuwbouwhuis vlak bij de Maas in Rotterdam mochten allerlei kunstenaars zich – esthetisch – uitleven op zijn plafond.

Een van die kunstenaars was Toine Horvers. Nadat we kennis hadden gemaakt, vertelde Guus dat Toine wel eens de aangewezen persoon kon zijn om bij mij thuis in Amsterdam iets aan het plafond van mijn bibliotheek te doen. Dat was kort tevoren met donderend geraas naar beneden gekomen en door twee stevige stukadoors hersteld. Ik had het zelf gewit.

Heel toevallig bleken Toine en ik al jaren in de ban van hetzelfde, onleesbaar geachte boek: Finnegans Wake van James Joyce. Toine had het boek al bijna helemaal gelezen, ik (nog) niet. Hij besloot mij een plezier te doen door de wolken die hem bij het lezen van dat boek voor ogen kwamen op mijn plafond aan te brengen.

Sindsdien beleef ik dagelijks, voordat ik in mijn leunstoel zachtjes indut, een moment van stil geluk als ik naar boven kijk en zie wat Toine daar in vier weken tijds, hangend aan een trapleer, heeft gewrocht: wolken, maar geen ‘gewone wolken’ – die volgens Toine niet bestaan, hij heeft het verschijnsel intensief bestudeerd – ‘tekstwolken’ werden het, een bloemlezing van woorden, zinnen en passages uit Finnegans Wake, die hij met tal van prachtige kleurpotloden eigenhandig op het ververste stucwerk aanbracht.

Vanaf die tijd ben ik Toine en zijn werk blijven volgen. Dat bleek geen sinecure. Toine is zo beweeglijk en alomtegenwoordig dat je alleen al van het opsommen van al zijn verrichtingen tamelijk moe kunt worden. Op video’s, foto’s, in galeries en musea, en bij mij thuis dus op het plafond van mijn blibliotheek, kun je de altijd fascinerende resultaten zien.

Het schrift, het schrijven moet Toine van jongsafaan hebben geboeid. Het is een doorgaande lijn in zijn oeuvre die zich nog elke dag uitbreidt en tot volledige, handgeschreven boeken uitgroeit.

Ik hou, net als Toine, van handschriften, van schrijven en van het tekenen dat als vanzelfsprekend uit het schrijven voortvloeit – en omgekeerd het tekenen dat weer schrijven wordt – maar Toine neemt die voorliefde als kunstenaar ernstiger dan ik. Bij hem wordt het gedrevenheid.

Zoals elke kunstenaar weet hij dat hij ‘speelt’ – kunst is nu eenmaal spel, net als het leven zelf –, maar het spelen van Toine is geen luchtige, vrijblijvende aangelegenheid. Het is geen spelletje. Het is eerder zo dat Toine de indruk wekt zo weinig losjes te werk te gaan dat hij het zichzelf – op een bijna masochistische manier – moeilijk maakt.

Maar het gaat Toine niet om de moeilijkheidsgraad, geloof ik. Hij is geen ‘moeilijk’ mens. Het is iets anders. Toine maakt het zich – alleen voor degenen die bij hem achter de schermen kunnen kijken – zo moeilijk omdat de regels van het spel niet gegeven zijn, niet louter voorwaarde, maar deel uitmaken van het spel, of liever nog: ze zijn het spel.
 
Het werk van Toine onderscheidt zich van traditioneler werk doordat hij deze regels zelf bedenkt, uitvindt, ontwerpt, of hoe je het ook maar wilt noemen, waardoor hij zich losmaakt van vastlomlijnde ideeën over kunst (of het kunstwerk) en, uiterst inventief, ingenieus en… ja… gedreven, tot vondsten komt die mogelijkerwijs hemzelf, maar in elk geval de beschouwer verrassen.

Voor Toine zijn de (ingewikkelde, maar heldere) regels die hij als een handleiding formuleert, deel van het scheppingsproces, of misschien: de aanloop naar dat ene, zeldzame moment waarop er iets tot stand komt dat raak is en blijft intrigeren: iets wat je kunt zien en horen, wat je kunt voelen, wat in laatste instantie behalve verbeelding ook afbeelding blijkt te zijn, een wijze van vormgeving waarin het ‘scheppingsproces’ zich niet verloochent en je de kunstenaar zélf tegenkomt : Toine, altijd op zoek naar wat hem in zijn kunst drijft.

Dat confronteert je, hoe je het ook wendt of keert, met de kwetsbare menselijkheid die in deze ongedurige schoonheid  schuilgaat.

Het beeld laat je niet meer los.

Ik heb soms de indruk – en zijn website bevestigt het – dat Toine die al zoveel lijkt te doen, eerder meer dan minder wil: onafgebroken al zijn tijd en denkkracht geven aan telkens nieuwe uitwerkingen van wat hem verwondert en ‘onder woorden’ gebracht moet worden,  een continuïteit die zich weerspiegelt in de beweging, in allerlei vormen van beweging, de beweging van zijn stem en zijn lijf in de performances, en de beweging van zijn schrijvende hand in het beeldende werk.

 

 

 

WKtS
15 DECEMBER 2010
Zie ook de website van Toine Horvers