Faust op het wad

 

Touroperator exploreert werelderfgoed

Grau, teurer Freund, ist alle Theorie
Und grün des Lebens goldner Baum

MEPHISTO IN FAUST VAN GOETHE

 

 

 

We waren op Terschelling en fietsten van West naar Oost, naar de Boschplaat. Daar gingen we lopen. De eeuwigheid in. We ervoeren de weidsheid. We hoorden de branding. We zagen de vogels. We roken de zilte rottenis van het  wad.

We zagen, roken, voelden en hoorden zoveel.

Na ruim een uur gaans ontdekten we hoog op het duin een huisje.

Een huisje?

Hier?

Wóónde er dan iemand in deze verlatenheid?

Of was het een hut?

Een hut om te schuilen voor het noodweer dat zich aan de einder al inktzwart aankondigde?

Dichterbij gekomen zagen we wasgoed wapperen. Ménsen! Dit onderkomen was bewoond! Even voelden we ons als schipbreukelingen op een eiland in de Stille Zuidzee. Zwaaien met je onderbroek, zwaaien met je hemd….

De duinen die de Boschplaat van de zee scheiden, zijn soms wel zo’n dertien meter hoog en zo hoog leek ons ook het huisje te liggen. We vroegen ons af hoe plezierig het zou zijn om daar onze zeebonkjes met Terschellinger schapenkaas te verorberen, maar we gingen de mensen die er woonden natuurlijk niet lastigvallen.

We zeiden het, en prompt – alsof we boven te horen waren geweest – dook er een hoofd op tussen de ondoordringbare duindoorns die het huisje omgaven. Een bebaarde boskabouter lachte ons toe. Hij wenkte. Kom boven, ja, maar hoe?

We vonden een zandpad tussen de stekels en begonnen aan een steile klim omhoog. Dertien meter.  Twee passen voorwaarts, één terug. Erg hard schoten we niet op, maar ten slotte bereikten we, hijgend en wel, de woonstee van de man die ons had uitgenodigd. Hij stelde zich voor en stelde ook de vrouw die bij hem was aan ons voor. Beiden leken zich in onze komst te verheugen. Het stel was een echtpaar dat als vrijwilliger van Staatsbosbeheer regelmatig een week in het huisje mocht verblijven. Ze hoefden alleen maar de natuur – en de mens – in de gaten te houden.

Ze vertelden ons over hun ervaringen die ze daar, ver weg van de madding crowd, in de loop van de tijd hadden opgedaan. In alle eenzaamheid én in alle stilte, maar zoals ook zij wisten: geen stilte is van zoveel geluid vervuld als de stilte van de natuur. ’s Nachts was het aardeduister. In 2015 werd de Boschplaat officieel een dark sky park, een plaats waar het vandaag de dag ’s nachts nog net zo donker is als in de tijd van vóór de gloeilamp. Water putten de boswachters uit een roestvrij stalen vat dat met een terreinwagen over het strand moest worden aangevoerd. Hun gevoeg deden ze buiten, zich wassen in zee – die zelfs bij vloed van hieraf onafzienbaar ver weg lijkt te zijn, zo breed is het strand.

Saai gras

Ze deden dit al jaren en verrassingen kwamen nauwelijks voor. Wél veranderingen. Nieuw voor hen was de komst van grote groepen, veelal uit verre, oosterse landen afkomstige toeristen, die door hun touroperator naar de Waddenzee worden getransporteerd sinds het gebied tot  ‘werelderfgoed’ is bestempeld. Een topprioriteit. De Boschplaat is een bezienswaardigheid geworden.

De bezoekjes waren gelukkig meestal zo kortstondig dat niemand er hinder van ondervond, ook de vreemdelingen niet, die zich, uitgeput na een uur lopen, amechtig in het zand lieten zakken om krachten te verzamelen voor de terugtocht naar de bus en het Heartbreak Hotel, een nabij gelegen strandtent, waar de geest van Elvis Presley nog altijd waait. Daar kon gebunkerd worden.

Meer moeite hadden de boswachter en zijn vrouw met de eigentijdse, modieus uitgeruste badgasten die tegenwoordig op een elektrische fiets of tot de tanden bewapend op een mountainbike de Boschplaat exploreerden. Die zien niks, zei de boswachter wat balsturig, maar ze laten wel hun rotzooi voor ons achter.

Er waren weerbarstiger noten die gekraakt moesten worden. Volgens de boswachter had de Derk Hoekstra Stuifdijk waarop zijn huisje stond, beter niet aangelegd kunnen worden. Het was tussen 1931 en 1937 een project om werklozen van de straat te houden. De opzet was om de Boschplaat – toen nog een losse zandplaat – met Terschelling te verbinden nadat het Koggediep was dichtgeslibd.  Men dacht zo grote, aaneengesloten lappen landbouwgrond te verwerven, maar kort daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit en was boeren op de Boschplaat even niet meer opportuun. Zonder deze wal, zei de boswachter, zou de zee als vanouds vrij toegang hebben tot het binnenland en had de natuur zich in samenspel met de elementen steeds weer kunnen vernieuwen. Nu lag de boel, bij wijze van spreken, stil. Eén soort moerasgras verdrong in steeds hoger tempo de rijke verscheidenheid aan flora die er dank zij het zeewater altijd was geweest. Zo ver het oog reikt, zei de boswachter, zie je nu alleen nog maar gras, saai gras.

Niettemin, zei de boswachter opgewekt, had het zoveel erger kunnen zijn en hij vertelde hoe men in de tijd dat de stuifdijk werd aangelegd had overwogen om de hele Waddenzee in te polderen. Het zou aanzienlijke arealen vruchtbare landbouwgrond hebben opgeleverd. Goed voor de economie, goed voor de werkgelegenheid. Het plan sprak tot de verbeelding, want het was weer eens crisis, toen.

Zuiderzee

Het plan kwam niet uit de lucht vallen. Het maakte deel uit van een veel groter plan, het plan om de hele Zuiderzee droog te leggen – wat grotendeels is gebeurd.

Pas in 1965, zei de boswachter, werd het gevaar voor de Waddenzee afgewend. In dat jaar werd na heftige protesten de Waddenvereniging opgericht. Het gebied ontsnapte  aan een ramp. Ouderen zoals wij – én de boswachter met zijn vrouw – herinnerden zich hoe iedereen in die tijd de Waddenvereniging steunde.  Het heeft er zeer toe bijgedragen dat dit onbetaalbaar kostbare natuurgebied behouden bleef.

Tijd om opgelucht adem te halen, zou je zeggen, maar in Nederland ben je je je leven nooit zeker als grond, grondbezit en uitbating van de grond in het spel zijn. Er zijn altijd weer kapers op de kust. Een beetje rechtse coalitie kan zomaar ineens besluiten dat er in ruil voor een handvol zilverlingen weer wat natuur naar de ratsmodee moet worden geholpen. Het is de armoe van het vulgair-economisch denken waarop VVD’ers als Henk Kamp  het patent hebben.

Gesterkt – en gesticht – door de lessen van de boswachter liepen we terug naar de fietsen, maar niet dan nadat we eerst nog een poosje met de professionele vogelkijkers van Staatsbosbeheer een vlucht lepelaars hadden bespied.

Ga over het strand, had de boswachter ons aangeraden, en dat deden we. Ruim een uur lang sjouwden we tegen de bulderende wind in westwaarts, één met de natuur, die hier nog meer dan elders geen menselijke tegenspraak duldt. De donkere wolken bleven ons het zicht op de hemel benemen, maar zij hielden zich gedeisd en bedrukten ons niet, integendeel.

Ons bedrukte slechts de gedachte dat God op Terschelling misschien voorgoed zijn plaats heeft moeten afstaan aan een hippe projectontwikkelaar op sneakers die onder het genot van een biertje bij de barbecue altijd wel een christelijke – of liberale – politicus bereid vindt om zijn ziel aan de duivel te verkopen.

1 JULI 2017
WKtS