PHILIP FRERIKS DICTEERT
Deel 1 van een reeks over de media
e media liegen en dat heeft verstrekkende gevolgen. Al drie maanden ben ik bezig deze ‘schokkende’ stelling te beargumenteren, maar het lukt me niet. Het is me nog nooit overkomen dat ik iets niet onder woorden kon brengen en ik vraag me dan ook af wat er aan de hand kan zijn.
Is het niet waar wat ik beweer?
Zit ’t hem in die ‘verstrekkende gevolgen’?
Of is zo’n uitspraak per definitie klinkklare onzin?
Ik weet alleen dat er zich een verdrietige neergang voltrekt. Met steeds grotere verbazing kijk ik naar tv-programma’s die bedoeld zijn om mij over de wereld in te lichten. Als ik naar zo’n informatief of journalistiek programma kijk, zie ik hoe er aangeklaagd, achtervolgd en zelfs beledigd wordt, maar zie ik nóg beter hoe alles wat in beeld gebracht wordt draait om het format – de vorm – én de presentator of presentatoren die me meestal niet heel erg ontwikkeld of goed op de hoogte lijken te zijn, maar verwaten genoeg zijn om elkaar in ijdelheid naar de kroon steken. Wat blijft er dan nog over aan ruimte voor nieuws?
De televisie eigent zich in het informatieve vlak rollen toe die traditioneel voor andere instellingen waren weggelegd. Opsporing was een taak van de politie, aanklagen het werk van het openbaar ministerie en beledigen een liefhebberij van columnisten. Onze eigentijdse presentatoren laten ons weten dat ze voor deze functionarissen niet onder doen. Integendeel, zij zijn in alle opzichten, qualitate qua als het ware, hun meerderen.
De macht om te informeren is volledig bij de televisie komen te liggen en de televisie is er – nadat men te veel naar de Amerikaanse tv had gekeken – in een rap tempo toe overgegaan niet de informatie als zodanig, maar haar eigen superioriteit met alle mogelijke middelen te versterken.
Het gaat haar, net als in de handel en het bedrijfsleven, niet om de informatie en de maatschappelijke waarde daarvan, maar om hoeveelheden, aantallen, kijkcijfers. Gesuggereerd wordt dat dit in het belang van ons kijkers is die zo krijgen wat ze willen, maar dat is een misverstand. Het is in het belang van de mediamanagers (en de dienstdoende minister) en in die zin wijkt de publieke omroep niet af van andere sectoren in de maatschappij zoals het (hoger) onderwijs, het uitgeversbedrijf en de zwaar gesubsidieerde voetbalsport.
PLAT PRATEN
Informatieve programma’s hoeven niet louter commercieel te zijn en nog niet zo lang geleden waren ze dat ook niet. In landen als Duitsland, Frankrijk en Engeland zijn ze dat in sommige gevallen ook nog steeds niet. In die landen, waar ik toevallig kan verstaan wat er gezegd wordt, hoor ik ook – maar dit terzijde – dat er nog presentatoren zijn die hun taal goed spreken. In Hilversum woekert het zieke idee dat een presentator ‘authentiek’ moet zijn, dus dialect, plat, krom, haperend of met zo’n aanstellerige ‘r’ mag praten.
Informatieve programma’s zijn zo geworden, omdat in Hilversum successen zonder aanzien des persoons worden gekopieerd. Allerlei ongein van spelprogramma’s, vermaaksprogramma’s of de dubieuze flauwekul die infotainment wordt genoemd, wordt ook in serieus bedoelde programma’s overgenomen.
Dat Philip Freriks, die zich jarenlang dagelijks olijk stotterend een weg door het nieuws baande – terwijl het NOS-journaal langzamerhand het niveau van het programma Van Gewest tot Gewest niet meer te boven komt – de hoofdrol heeft gekregen bij de farce die het Groot Dictee van de Nederlandse taal heet, mag in dit verband illustratief worden genoemd.
Een goed taalprogramma zou in Nederland geen overbodige luxe zijn en ik denk niet dat het eenvoudig is daar de juiste vorm voor te vinden, maar het Groot Dictee zoals we het nu door schoolmeester Flip voorgeschoteld krijgen, is een gotspe.
IJDELHEID
Een gevolg van de ongebreidelde ijdelheid is een drastische daling van het niveau omdat geen ijdeltuit ooit in iets anders geïnteresseerd is dan in zichzelf. Het kan ook zijn dat een steeds verdere daling van het niveau juist de allerijdelste kwanten aantrekt, want, laten we wel wezen, als het helemaal nergens meer over gaat, dan kan iedereen de pias gaan uithangen…
Het gaat nergens meer over…
U begrijpt inmiddels misschien waarom dit zich door mij niet zo makkelijk liet opschrijven. Ik ben geen Pieter Storms – wiens aangekondigde boek over de media ik overigens nog nergens heb gezien. Ik heb er altijd naar gestreefd, bij de Volkskrant, een ernstig, misschien al te ernstig journalist te zijn – de laatste jaren meer en meer tot verdriet van jeugdige leidinggevenden die het ganzenborden bij papa en mama thuis nog altijd niet te boven waren… En ik doe mijn best ook dit onderwerp ernstig te nemen, al valt dat bij al het onbenul dat je moet aanzien, nog niet mee.
Ik vind dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de informatie aan ons, hun publiek, vrij moeten zijn van gemakzucht, domheid, vooroordelen, leugens en ijdelheid.
Zo niet, dan moeten ze daarop aangesproken worden….
Of beter nog: opzouten…
WKtS
6 DECEMBER 2011