De hoofdige. boer

 

Dagstukjes – 241

 

Elk weet, waar ’t Almensch kerkje staat,
En kent de laan, die derwaarts gaat,
Een duiker perst daar, onder het spoor,
Zijn schuim tot in de Berkel door…
A.C.W.STARING: DE HOOFDIGE BOER

 

 

We logeerden in Ruurlo en fietsten vandaar de hele Achterhoek door. Van Ruurlo naar Borculo, van Borculo naar Almen en zo verder, over lommerrijke paden in het romantische en – voor de fietser – bijna onaangetaste coulisselandschap, waar de rijkdom van eeuwen her met zijn fraaie, oude buitens en kastelen statig tot de verbeelding sprak.

De zomerhitte deerde ons niet, te minder omdat we vaak langs water fietsten, zoals de Berkel, de prachtige rivier die Borculo haar naam gegeven heeft – Borculo, plaats aan de Berkel.

De streek heeft de hier woonachtige, maar niettemin tot de vaderlandse literatuurgeschiedenis doorgedrongen A.C.W. Staring geïnspireerd tot een van zijn omstandig verhalende, maar goed lopende en puntgaaf rijmende gedichten, De hoofdige boer, een ‘vertelling’ over het kerkje bij Almen dat door zijn drassige omgeving niet met droge voeten te bereiken was. Een herberg is ernaar vernoemd. Het vers verwierf in de negentiende eeuw al meteen een huiselijk plekje in het hart van een paar spraakmakende Hollandse literatoren [1].

   Eigenwijze gewesten

In de schaduw van een oeroude kastanje gezeten bedacht ik dat je hier vandaag de dag nog ervaart wat je in je jeugd over je eigen land moest leren – een republiek gebouwd op zeer eigen en eigenwijze gewesten.

Nee, het waren niet de elektrisch voortgedreven oudjes op hun stijve damesfietsen, of de ongeremd voortjakkerende automobilisten – waarom rijden ze hier zo hard? – noch de hoofdige boeren die je als fietser met hun monsterlijke tractoren naar het leven staan, die ons dit gevoel gaven. Het waren de jongelui, die – voor zover we ze spraken – ook heden ten dage nog zelfbewust hun streek bezingen alsof niet Nederland, maar De Achterhoek – of Gelderland of De Graafschap – hun vaderland is.

Menigeen – een jonge bierbrouwer in Borculo bijvoorbeeld – deed met zijn patriottistische, niet te stuiten, milieubewuste ondernemingslust zijn best om indruk op ons Amsterdammers [2] te maken. Bij een uitgelezen maal naast de klaterend malende watermolen, de oliemölle, lukte dat wonderwel.

 

 

 

LEES VERDER
8 AUGUSTUS 2019
WKtS

[1] Als reactie op dit stukje stuurde August Hans den Boef mij uit Vorden in de Achterhoek een boekje dat hij over het gedicht van Staring bij de uitgeverij Het Huis Met de Drie Gedichten heeft gepubliceerd. Het heet Starings koppige boer en behelst de avontuurlijke zoektocht naar de bron die Staring gebruikte, het Engelse gedicht The Miry Way; Or Obstinate Farmer.
In 2017 verscheen bij dezelfde uitgever: De Verliefde Dichter – A.C.W.Staring 1767-2017 van Peter van Zonneveld en Adriaan van Dis.

[2] Wij wonen in Amsterdam, mijn vrouw en ik. Ons bezoek aan Borculo had te maken met de familiegeschiedenis van mijn vrouw. In dat stadje ontmoette haar vader, de Utrechtse onderwijzer Henk Kuitenbrouwer, toen al een bekende literator, redacteur van het tijdschrift De Gemeenschap, zijn toekomstige gade, de geboren Borculose, Tine Pot. Henk Kuitenbrouwer was er om voor een krant verslag te doen van de vernielingen die een hevige wervelstorm op 10 augustus 1925 in Borculo had veroorzaakt. De schok was in heel Nederland zo groot dat koningin Wilhelmina zelf ging kijken.