
ONZE VADER IN HET FRIES IN DE ONZE VADER KERK IN JERUZALEM
Dagstukjes – 141
De eerste Sabbath langs uw straten,
Jeruzalem, ga ik verwonderd voort.
Een vreemde? Neen: nooit meer verlaten
Sinds God mijn bede heeft verhoord.
JACOB ISRAEL DE HAAN: JERUZALEM

Geen probleem. Het was en bleef rustig.
In de Jerusalem Post las ik dat een twaalfjarige jongen bij de bron van Abraham in Hebron gewond was geraakt toen een Palestijn zijn hoofd raakte met een steen. De jongen werd per ambulance naar het ziekenhuis gebracht, waar de wond elf hechtingen noodzakelijk maakte.
Het was klein grut te midden van de spraakmakende gebeurtenissen waarover de krant niet alleen die dag, maar alle dagen uitgebreid bericht. Maar het was wél steeds raak. In Amsterdam hoor je daar weinig over.
Des te opvallender was de ontspannen sfeer. Overal waar we kwamen. Zelfs de gevreesde veiligheidsmaatregelen op Schiphol en op Ben Goerion in Tel-Aviv vielen mee. Misschien omdat wij pelgrims waren.
Pelgrims zijn buitengewoon welkom in Israël. Het land heeft ze nodig. Er wordt ze dan ook geen strobreed in de weg gelegd. Ze spekken de staatskas met miljoenen sjekels per jaar.
We konden gaan en staan waar we wilden. Alleen de Knesset was voor ons onbereikbaar omdat de dag dat we erheen wilden invaliden er in hun rolstoelen protesteerden tegen hun te lage uitkering.
Zij hebben kennelijk een probleem met de regering-Netanyahu, de joodse gehandicapten, christelijke pelgrims niet. Die worden in de watten gelegd.
Zelf deed ik – met mijn twee gebroken tenen – in het Heilige Land bovenmenselijke krachten op.
Ik hoop er – deo volente – te zijner tijd meer over te vertellen.
