Botshol

 

 

 

 

 

 

 

 

 


WATERLIES EN DOTTERBLOEMEN DRIJVEN GEEL EN WIT OM ONS HEEN…

 

Dagstukjes – 175

 

Dit is geen hol, eerder een leegte
JUDITH HERZBERG

 

e fietsen naar Botshol. Boer Verwey verhuurt er boten. We kiezen er een uit, klimmen aan boord en roeien weg. Wat is het hier godvergeten mooi! Geen mens te zien, geen dier. De zomerhitte wordt getemperd door een zachte bries en ook het geplas van de riemen geeft verkoeling. Waterlelies en dotterbloemen drijven geel en wit om ons heen.

Tussen de rietkragen door varen we naar een groot water. We springen uit de boot. We zwemmen, alleen op de wereld, terug in de tijd, terug in het paradijs.

We plonzen en duiken dat het een lieve lust is en laven we ons aan de illusie van een nooit eindigende, stille, wonderschone en vredige zomerdag, maar helaas kunnen we onze oren niet sluiten voor de Boeings die Schiphol onafgebroken het blauwe zwerk instuurt.

Boer Verwey zal later het donderende lawaai van de vliegtuigen als ‘wel erg veel herrie’ omschrijven. Het wordt elk jaar, verzucht hij, erger. Zo verzieken de vakantievluchten van verwende consumenten deze randstedelijke idylle.

Thuisgekomen lees ik het gedicht Botshol van Judith Herzberg en bid dat deze schoonheid onuitroeibaar zal zijn.

Botshol

Altijd bang in nachtdiep water
dat is bang aan land.

Dit is geen hol, eerder een leegte
geen stootrand voor begrip, begeerte,

noch een grot met ruwe wanden
waarin op de tast.

Zonder randen ligt het zonder
berm, horizon, houvast.

Geen bodem waarop schaduw meevaart.  
Helder het zwartst.

Onttrekt zich in de verte aan verte
onttrekt zich in vlakte.

Water onder water
luistert niet. Likt niets los.

JUDITH HERZBERG

 

 

LEES VERDER
WKtS
18 JULI 2018